Samenvatting Hoofdstuk 4 De achttiende eeuw 1 Tijdsbeeld
In de loop van de 18e eeuw deed zich op maatschappelijk en cultureel gebied belangrijke ontwikkelingen voor waardoor dit tijdvak een periode van modernisering is in Europa -> Verlichting -> voorloper van het moderne levensgevoel van de 20e eeuw.
Frankrijk en NL waren rond 1700 koloniale wereldmachten. In Engeland was er een industriële revolutie. In de rest van Europa begint de industriële revolutie in de 19e eeuw.
Verlichting
In de eerste helft van de 18e eeuw beschouwden velen in West-Europa de wereld als een keurig geordend geheel dat door natuurwetten werd geregeld. Er ontstond een nieuw besef van de mens, wat hij was, waar hij stond en waar hij heen wilde. Het geloof verloor een deel van zijn invloed en het ´gezonde verstand´ stond centraal. Men vond dat alles uitgelegd kon worden met behulp van de rede, het heldere, kritische en controleerbare verstand (rationalisme). Emoties werden beschouwd als ondergeschikt aan het verstand.
Wetenschappelijke revolutie
De wetenschappelijke revolutie raakte in een stroomversnelling. Men nam geen genoegen meer met overgeleverde waarheden van de klassieken en uit de bijbel, maar onderzocht alles met de derde. Men geloofde dat door nauwkeurig waarnemen en door het uitvoeren van wetenschappelijke experimenten steeds meer natuurwetten ontdekt zouden worden (empirisme). Daardoor zou de mens steeds meer controle op de wereld krijgen en deze kunnen verbeteren. Veel mensen waren enthousiast over de vooruitgang en wilden daarover goed geïnformeerd worden. Men had veel belangstelling voor reisverslagen en kaarten met reisbeschrijvingen om al reizende het nuttige met het aangename te verenigen.
Staatkundige ontwikkelingen
In de loop van de 18e eeuw vond vanuit Frankrijk een belangrijke ontwikkeling plaats in de richting van de staat. De overheersende staatsvorm was de absolute monarchie, waarin de koning regeerde bij de gratie Gids, gesteund door hoge adel en de Kerk. Volgens Rousseau mocht er geen onderscheid meer zijn tussen rijk en arm. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, was de leuze. In 1789 brak de Franse revolutie uit, waarin de volksmassa´s vochten voor democratische beginselen. Veel ´verlichte´ ideeën, zoals de scheiding tussen Kerk en staat, de inperking van het gezag van de vorst, de afschaffing van slavernij en lijfstraffen, de wens om belangrijke hervormingen door te voeren door opvoeding en beter onderwijs, hebben enorme invloed gehad op de westerse geschiedenis .
Sociale verhoudingen
De 18e eeuw wordt de pruikentijd genoemd, omdat het toen in deftige kringen de gewoonte was een pruik te dragen, ook voor mannen. De rijke bovenlaag van succesvolle zakenlieden en regenten vormde nog steeds een ondoordringbare en gesloten groep tegenover de rest van de bevolking. Aan niets werd zoveel waarde gehecht als aan een gevoel van veiligheid binnen een verstandelijke ordeningen. Men geloofde dat de maatschappij verbeterd kon worden door zelfontplooiing: kennis van macht en kennis deed deugdzaam leven. In de samenleving van de 18e eeuw ontstond vanuit de drang naar zelfontplooiing een algemene behoefte om zich te verenigen in genootschappen van allerlei aard. In leesgezelschappen en salons probeerde men zich samen met verwante geesten te ontwikkelen en zo een bijdrage te leveren aan een betere maatschappij.
Door de uitvinding van landbouwmachines en effectieve verbouwingsmethoden konden veel landarbeiders niet langer de kost verdienen en trokken ontevreden naar de grote steden, op zoek naar werk. Daar ontstonden krottenwijken met sociale wantoestanden en schrijnende armoede. Deze sociale ontwikkelingen hebben de kiem gevormd van de romantiek, die vooral in de 19e eeuw tot volle wasdom zou komen.
Gezin en huwelijk
In de 18e eeuw werd het huwelijk geïdealiseerd. In de middenklasse en in de hogere kringen werd de vrouw gezien als een bijzonder iemand, maar minder dan de man. Hoofdstuk 2 Kunst De 18e-eeuwse kunstenaars maakten hun kunst voor de bezittende klasse, die hen financieel ondersteunde. De Verlichting had tot de overtuiging geleid dat kunst de orde en redelijkheid van de schepping moest weerspiegelen. Vooral emoties waren verdacht. Het ideaalbeeld van de kunst werd opnieuw ontleend aan de klassieke oudheid.
Burgerlijk realisme
Goed gelijkende landschappen, interieurs, stillevens en portretten kwamen in de schilderkunst van de 18e eeuw veel voor: men gebruikt als verzamelnaam de term burgerlijk realisme. In de 18e-eeuwse schilderkunst overheerst de rococostijl: een lichte en sierlijke variant op de vroegere zware en krachtige barokstijl.
Classicisme
Het classicisme in de beeldende kunst vormt een reactie op de galante zwier van de rococostijl. Classicisme: strakke eenvoud, symmetrie, helderheid, regelmaat, statig, evenwichtig en opgezet in koele kleuren. De compositievorm was ´gesloten´: er worden afgeronde taferelen geschilderd.
Neoklassieke bouwkunst
De bouwkunst werd in de 18e eeuw bepaald door de rococostijl en het neoclassicisme. De neoklassieke bouwkunst in de 18e eeuw: met pilaren, koepels, bogen en timpanen. De bouwstijl was ordelijk en symmetrisch.
Muziek
In de muziekgeschiedenis loopt de barok door tot aan de dood van Johann Sebastian Bach in 1750. Het rococo volgt tot 1780, maar vanaf 1760 begint de klassieke periode met strakke vormen als reactie op de overladenheid van de barok en de luchtigheid van het rococo. Men streefde naar edele eenvoud en stille grootheid. Vanaf 1725 komen er voor het eerst ook muziekvoorstellingen voor de burgerij in speciaal daarvoor gebouwde concertzalen en kleinere speelruimtes. De opera wordt vernieuwd doordat het verhaal meer nadruk krijgt. Het menuet is de meest geliefde dans in deze periode. Er ontwikkelt zich een voorliefde voor het soloconcert, de sonate en een instrumentaal stuk voor een of meer instrumenten. Omstreeks 1800 raakt de piano ingeburgerd als huiskamerinstrument.
Vroege romantiek en sentimentalisme
In het laatste kwart van de 18e eeuw ontstond een kunstbeweging die vooral vanaf de 19e eeuw enorme invloed zou gaan krijgen in West-Europa. Er ontstond sympathie voor het individu dat zich niet aanpaste aan de heersende waarden en normen. Vanaf ongeveer 1770 ging vooral in de creatieve genootschappen een frisse wind waaien. Individuele kwaliteiten werden belangrijker dan de algemene maatstaven. Alles wat hevige en hartstochtelijke gevoelens kon wekken, werd gewaardeerd: de eenzaamheid, de dood, de natuur, de nacht, het kerkhof en de liefde. Hoofdstuk 3 Literatuur
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden