§2.3 Soorten publiek
We kunnen 4 soorten publiek onderscheiden:
Een individu (je weet wie het is) |
Een groep |
|
Bepaald (met duidelijke kenmerken) |
Je kent de persoon goed (bijv. je vriend/oma...) |
Je kent de groep (bijv. klasgenoten,voetbal...) |
Onbepaald (met vage, onduidelijke kenmerken) |
Je kent (meestal) niet de persoon, maar wel zijn/haar functie. (bijv. voorzitter van bedrijf/wethouder....) |
De groep is te groot om veel gemeenschappelijke kenmerken te hebben. (bijv. jongeren/inwoners van Limburg...) |
§2.4 Een beeld van je publiek
Voor je gaat schrijven vorm je een beeld van je publiek. Dit kun je doen aan de hand v.d. volgende vragen:
Kernwoord |
Hoofdvraag |
Vb. van deelvragen |
Vinden |
Hoe staan ze tegenover het onderwerp? |
Zijn ze geïnteresseerd? Moeten ze er al bij voorbaat niets van hebben? Staan ze er neutraal tegenover? |
Weten |
Wat weten ze al van het onderwerp? |
Hebben ze veel of weinig voorkennis? |
Willen |
Welke info willen ze? |
Willen ze alleen de hoofdlijnen of willen ze achtergronden? Willen ze verschillende meningen? |
Kunnen |
Wat is hun niveau? |
Kunnen ze lange zinnen aan? Begrijpen ze moeilijk taalgebruik? Kunnen ze lange uiteenzettingen volgen? |
§2.5 Je eigen doel
- Wie schrijft/presentatie voorbereidt richt op zijn publiek.
- Heeft een doel voor ogen: wil dat de boodschap overkomt bij publiek.
Publiekgerichtheid heeft te maken met 4 kernbeslissingen die rechtstreeks met je eigen doel verband houden:
1.Wie is je publiek?
2.Wat is je spreek- of schrijfdoel?
3.Wat is het onderwerp, wat is de inhoud?
4.Wat is je medium, je communicatiemiddel?
§2.6.1 Publiek en inhoud
Om publieksgericht te zijn, moet de inhoud van een tekst:
- Aansluiten bij het niveau v.d. lezer/toehoorder
- Uitnodigend zijn
- Interessant en boeiend zijn
- Betrouwbaar zijn.
Niveau (begrijpelijkheid)
De lezer/luisteraar moet de tekst kunnen begrijpen. Het onderwerp moet geschikt zijn voor de doelgroep.
Uitnodigend
De tekst moet opvallen. Hier zijn verschillende middelen voor:
- Een pakkend begin bedenken
- Een opvallende vormgeving kiezen
- Een opvallende titel of ondertitel kiezen
- Een uitdagende lead schrijven
- Een opvallend gedrukt (cursief/vet) grapje of verhaaltje plaats geven.
Aantrekkelijkheid (voldoende nieuwswaarde, boeiend, interessant)
Zorg voor afwisseling.
Betrouwbaarheid
Publiek moet de indruk hebben dat de tekst betrouwbaar is. Noem veel (controleerbare )feiten.
§2.6.2 Dosering van info
Nieuwe info moet goed gedoseerd zijn en aansluiten bij de kennis v.d. lezer of toehoorder over het onderwerp.
Als je veel info aanbiedt over hetzelfde onderwerp. wordt de tekst moeilijker. Het verspreiden van info over alinea’s en het toevoegen van voorbeelden en toelichtingen vergemakkelijkt het lezen/luisteren.
Denk je dat er weinig voorkennis is, begin dan op een eenvoudig niveau. Gebruik dan zo begrijpelijk mogelijke taal en licht vaktermen toe.
§2.6.3 Opbouw
- Zorg dat je tekst een overzichtelijke opbouw heeft. (in inleiding, middenstuk en slot).
- Deel tekst in alinea’s, elk met een duidelijke kernzin.
- Vertel alles in een logische volgorde en op een logische manier. Gebruik altijd een spreekplan.
§2.7 Publiek en keuze v.h. medium
Mondeling
Bij een mondelinge overdracht van je boodschap zie je meteen hoe je publiek reageert en je kunt je daarop inspelen.
De belangrijkste vormen van mondelinge communicatie zijn:
- Een presentatie
- Een persoonlijk gesprek
- Een zakelijk gesprek
- Een persoonlijk telefoongesprek
- Een zakelijk telefoongesprek
- Een discussie
- Een debat
- Een vergadering
Schriftelijk
De keuze voor een schriftelijk medium hangt samen met het doel van je tekst, de soort tekst en het publiek dat je voor ogen hebt. Via de gedrukte media is het mogelijk frequent grote groepen te bereiken.
Heel globaal zou je de volgende indeling kunnen hanteren:
Medium |
Ongericht, bedoeld voor iedereen |
Gericht, bedoeld voor een min of meer beperkt publiek |
Affiche |
Bijv. aan de lantaarnpalen langs de hoofdstraten |
Alleen op bepaalde plaatsen, bijv. scholen, theaters, arbeidsbureau |
Folder/flyer |
Huis aan huis bezorgd, op straat uitgedeeld |
Geadresseerd, of alleen in bepaalde wijken bezorgd, alleen aan een aantal mensen uitgedeeld |
Krant |
Advertentieblad, huis-aan-huisblad, gratis krant op het station |
Via abonnementen of via verkoop in kiosk. Onderscheid tussen opinieweekbladen (Vrij Nederland) en publiekstijdschriften (Libelle) |
Tijdschrift |
Voor een heel groot publiek. |
Voor geselecteerd publiek. Onderscheid tussen vaktijdschriften (Literatuur) en tijdschriften voor een groter publiek (PCmagazine). |
Internet |
Homepages, banners, links |
Mailinglists, nieuwsbrieven, platforms |
§2.8 Publiek en taal/toon
We onderscheiden de volgende tekstdoelen:
- Informeren : je doet een mededeling, legt iets uit (obj.)
- Overtuigen: je probeert iemand over te halen jouw standpunt te delen (subj.)
- Activeren: je probeert iemand over te halen om iets te gaan doen
- Beschouwen: je probeert een onderwerp/probleem van meerdere kanten te bekijken
- Amuseren: je wilt iemand gewoon iets leuks vertellen
Een schrijver/spreker bereikt zijn doel beter als zijn tekst qua taalgebruik, toon en presentatie aansluit bij het beoogde publiek. Belangrijk is dus:
- Taalgebruik
- Toon
- Vorm van presentatie
§2.8.1 Taalgebruik
Bij taalgebruik spelen de volgende elementen een rol:
- Woordkeus
- Figuurlijk taalgebruik
- Zinsbouw
- Ingewikkelde, abstracte formuleringen
Woordkeus
Gebruik niet alleen maar makkelijke woorden. Probeer zoveel mogelijk variatie in woordkeus aan te brengen.
Figuurlijk taalgebruik
Gebruik niet te veel uitdrukkingen.
§2.8.2 Toon
Taalgebruik en toon hangen af van drie factoren:
- Soort tekst (tekstdoel)
- Relatie met je publiek
- Medium
Soort tekst
Een informatieve tekst heeft een andere toon dan een betogende, een activerende weer een andere toon.
Relatie met je publiek
Een tekst kan familiair zijn, (in)formeel, zakelijk, afstandelijk, vertrouwelijk, populair.............
Medium
Het medium en de presentatieplaats is van invloed op toon en woordkeus. Als je het medium hebt vastgesteld kun je ook beter de toon bepalen.
§2.8.3 Presentatievorm
a) Schriftelijke presentatie
- Je let bijv. op tekstopbouw en uiterlijke verzorging.
- Goed verzorgde tekst heeft een duidelijke letter, Treffende illustraties en een rustige pagina-indeling.
- Je kunt vet/cursief gebruiken om te accentueren.
- Kaders zijn geschikt voor toelichting/belangrijke passage.
- De opmaak/lay-out en de letterkeuze moet in dienst staan van de inhoud.
b) Mondelinge presentatie
De presentatievorm is medebepalend voor hoe de inhoud overkomt.
Als je een powerpointpresentatie en beamer gebruikt, moet wat je op het scherm vertoont helder en beperkt zijn en blijven tot de hoofdzaken. Je scherm moet ondersteuning zijn van wat je zegt.
§2.9 Checklisten publieksgerichtheid
Publiek in beeld |
||
Onderwerp en publiek |
Vinden Weten Willen Kunnen |
Hoe staan ze tegenover het onderwerp? Wat weten ze al van het onderwerp? Welke info willen ze? Wat is hun niveau? |
Doel en publiek |
Wat wil je met je publiek?
|
Iets mededelen, uitleggen Overhalen je standpunt te delen Overhalen iets te gaan doen Probleem van meer dan één kant bekijken Iets leuks vertellen |
Keuzes voor: |
Spreken |
Schrijven |
Medium |
Past het medium bij de doelgroep? |
,, |
Tekstdoelen/ taalgebruik |
Veel moeilijke woorden? Veel (te) eenvoudige woorden? Veel vaktaal? Lange zinnen? Ingewikkelde zinsbouw? Veel figuurlijk taalgebruik? |
,, |
Onderwerp/opbouw |
Goede, duidelijke inleiding? Duidelijk probleem-/vraagstelling? Informatie goed verdeeld? Voldoende nieuwswaarde? Meningen goed beargumenteerd? Feiten controleerbaar gemaakt? |
,, |
Presentatie |
Voldoende pauzes? Duidelijke opbouw in inleiding, kern, slot? Nieuwe (deel)onderwerpen aangekondigd? Goede voorbeelden? Goed verstaanbaar? Uitnodigende houding? Oogcontact? |
Duidelijk alinea’s? Duidelijk opbouw in inleiding, kern, slot? Tussenkopjes aanwezig? Goede voorbeelden? Goede illustraties? Duidelijke opmaak en typografie? |
Toon |
Persoonlijk of zakelijk? Formeel of informeel? Populair of ‘gewoon’? |
,, |
REACTIES
1 seconde geleden