Hoofdstuk 1,2,3 par 1 en 2: algemene theorie en lezen

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1098 woorden
  • 25 juni 2013
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

hoofdstuk 1

§1.1

Schrijfdoel

Teksoort

Voorbeelden

Gevoelens uiten

Opwekken van gevoelens

Expressieve teksten

Liefdesbrief, gedicht, dagboek

Amuseren

Het vermaken vd lezer

Amuserende teksten

Mop, toneelstuk, spannend verhaal

Informeren

Het vergroten vd kennis vd lezer door het geven van informatie

Informerende teksten

Journaal, geschiedenisboek, lezing over muziek

Overtuigen

Het beïnvloeden vd opvattingen vd lezer. Schrijver neemt hierbij duidelijk stelling voor of tegen een bepaalde mening/opvatting

Betogende tekseten

Ingezonden brief, politieke redevoering

Beschouwen

Lezer aan het denken zetten. Schrijver bespeekt feiten, meningen en opvattingen, maar laat de lezer zelf conclusies trekken.

Beschouwende tekseten

Recensie, politiek commentaar

Activeren

Het doelbewust beïnvloeden van het gedrag vd lezer

Activerende teksten

Advertentie, radio-en tv reclame

Tekstsoorten

doel

Schrijver:

Uiteenzetting

Informerend

- Omschrijft zijn onderwerp,

- geeft er kenmerken van,

- legt verbanden uit,

- voegt voorbeeld toe

Betoog

Presenteert een standpunt of mening

- Geeft er argumenten voor, ook weerlegggen

- Eigen argumenten zijn sterker.

- Met een betoog kan je het als lezer eens of oneens zijn

Beschouwing

Wilt lezers tot denken aanzetten

Hij verduidelijkt een probleem door:

- betrouwbare feiten te geven

- oorzaken, gevolgen te geven

- ook meningen van anderen en schrijver erin

Verschil betoog en beschouwing: beschouwing is informatief, niet overtuigend. Hij gebruikt andere meningen alleen maar om informatief te zijn

§1.2

Teksten hebben een inleiding, kern en slot.

Alineaopbouw: iedere alinea moet afzonderlijk een duidelijke opbouw hbeben. Begint met een kernzin (algemene uitspraak over (deel)onderwerp). Rest vd alinea geeft een toelichting.

§1.3

verband

Signaalwoord

Tijd

Toen, terwijl, voordat, nadat, zodra, wanneer

Opsomming

En, ook, bovendien, tevens, daarnaast, verder, vervolgens, ten eerste, ten tweede, om te bneginnen, maar ook, ten slotte

tegenstelling

Maar, echter, daarentegen, hoewel, toch, niettemin, daar staat tegenover, enerzijds .. anderzijds, weliswaar, terwijl

Overeenkomst

Net als, zoals, evenals, hetzelfde als

Reden/argument

Want, omdat, aangezien, namelijk, immers, daarom, wegens

Oorzaak

Doordat, door, als gevolg van

Gevolg

Daardoor, zodat,zodoende, .. heeft tot gevolg

Doel

Om (te), met het oog op, opdat, met het doel

Middel

Door middel van, door (te), daartoe

Voorwaarde

Als, indien, gesteld dat, aangenomen dat, tenminste als

Toelichting/voorbeeld

Zo, bijvoorbeeld, zoals

Samenvatting

Samengevat, kortom, al met al

conclusie

Dus, derhalve, daarom, dat houdt in, concluderend

§2

Samenvatten:

  • Globaal overzicht krijgen van tekst: koppensnellen & BEA
  • Tekstructuur opsporen: sommige teksten bevatten kopjes . deze helpen de lezer de grote lijn vd tekst in de gaten te houden
  • Belangrijkste info selecteren: kijken naar wat belangrijk is, dus geen details en voorbeelden. Zoek naar kernzinnen.
  • Deze info beknopt en samenhangend weergeven

Globaal lezen

  • Koppensnellen: kop, inleiding, tussenkopjes, plaatjes.
  • BEA: begin & einde alinea lezen

 hoofdstuk 2

§1

Standaardstructuren

Deelonderwerpen

-         Alleen bij informerende teksten. De deelonderwerpen moeten in logische volgorde worden behandeld, anders is er sprake van een losse verzameling korte teksten:

-         BV: wanneer je een tekst schrijft over een land waar je veel vanaf weet, kun je over de volgende deelond. Schrijven:

1. Geografische ligging en klimaat

2. Bevolking en geschiedenis

3. Cultuur en toeristische atracties

Chronologische structuur

-         Vaak bij informerende teksten, waar een gebeurtenis wordt beschreven. Ook voor het beschrijven van een ontwikkeling is er een structuur.

-         BV: ontwikkeling openbaar vervoer: vroeger, nu, toekomst

-         ook betogend: door te stellen dat de ontwikkeling niet snel genoeg gaat of dat het niet goed is en moet worden teruggedraaid.

-         ook beschouwend:  zijn doel is niet lezers van zijn gelijk te overtuigen, maar lezers aan het denken te zetten.

Overeenkomsten en verschillen

-         vaak informerend, maar ook beschouwend of betogend.

-         beschouwing: BV:,de wijze waarop mensen in verschillende culturen leven, overeenkomsten en verschillen worden behandeld

-         Betogend: BV: als de schrijver stelt dat de ene cultuur iets kan leren van de andere of wanneer hij zegt dat er een onrechtvaardig verschil is in levensomstandigheden.

Voor-en nadelen

-         Alleen bij informerende teksten. vaker is er echter sprake van een beschouwing of betoog.

-         Beschouwing: BV: voor-en nadelen die de val van berlijnse muur heeft gehad voor de Oost-Duitsers. Voordeel: grotere vrijheid, nadeel: wegvallen van zekerheden. Vervolgens kan schrijver opmerken dat voor-en nadelen niet voor iedereen hetzelfde uitpakken. Sommige zijn blij, anderen niet. De tekst is dan beschouwend (en informerend)

-         De tekst wordt betogend op het moment dat de schrijver een standpunt inneemt dus bijvoorbeeld dat de Oost-Duitsers er in het algemeen toch op achteruit zijn gegaan of juist vooruit zijn gegaan. In beide gevallen legt hij uit waarom.

 Veel voorkomende verbanden

tijd

toen, terwijl, nadat,  zodra, wanneer

opsomming

en, ook, bovendien, tevens, daarnaast, verder, vervolgens, ten eerste…, ten tweede…, om te beginnen, maar ook, ten slotte

tegenstelling

maar, echter, daarentegen, hoewel, toch, niettemin, daar staat tegenover

vergelijking

net als, zoals, evenals, hetzelfde als

Voorbeeld/bewijs

Kortom, al met al, dus, derhalve

Samenvatting/conclusie

Zoals, zo, bijvoorbeeld, dat blijkt uit

Kernzinnen: staat aan begin vd alinea als 1e of 2e zin of aan het einde van de alinea.

§2 : staat niks belangrijks

 hoofdstuk 3

§1.1

Mening wordt een standpunt wanneer je het motiveert.

Bij het verdedigen van een standpunt gebruik je: argumenten.

  • argumenten geven nadat standpunt is verteld, standpunt heet nu een stelling
  • argumenten geven voordat standpunt is verteld, standpunt heet nu conclusie

BV: je ben een gevaar op de weg (argument), dus je kunt beter met rijlessen stoppen (conclusie)

§1.2

Een redenenering kan worden samengevat in een argumentatieschema.

Hoofdargument ondersteunt het standpunt, subargument ondersteunt het hoofdargument.

DUS:

Standpunt –ondersteund door- hoofdargument –ondersteund door- subargument

§1.3

Tegenargument: argument tegen een standpunt

Weerlegging: argument tegen een argument

Weerlegging van een tegenargument: een argument tegen een tegenargument

§1.4

Standpunt is soms erg makkelijke te vinden, want het begint met: ik vind, volgens mij, mijns inziens, mijn standpunt, dus, daarom.

§2

Samenvatten van een betoog met de structuur standpunt-argumenten kun je het beste uitgaan van een argumentatieschema. Dit schema is handig voor:

  • het opsporen van de structuur vd tekst
  • de belangrijkste stukken uit de tekst halen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.