Hoofdstuk 1: wat is literatuur?

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • vwo | 1107 woorden
  • 25 oktober 2013
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
5 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 1: Wat is literatuur?

1. Lectuur en literatuur
Alles wat mensen lezen is lectuur. De inhoud daarvan kan je onderverdelen in 2 groepen:
Non-fictie: onderwerpen die echt bestaan of gebeurtenissen die echt zijn voorgevallen.
Fictie (verzinsel): onderwerpen die door een schrijver geheel of gedeeltelijk verzonnen zijn, maar ze verwijzen tegelijkertijd naar de werkelijkheid.
2. Literatuur en werkelijkheid
In literatuur kán de verwijzing naar de werkelijkheid heel sterk zijn, de schrijver is niet verbonden aan feiten.

Eerste, tweede en derde werkelijkheid:
Eerste werkelijkheid: feiten (journalist, jurist)
Tweede werkelijkheid: creëert de schrijver in zijn tekst, hij maakt gebruikt van de werkelijkheid en van zijn eigen visie daarop.
‘hoeveelheid’ verschilt per boek en schrijver.
Derde werkelijkheid: werkelijkheid die je als lezer uit de tekst haalt.
3. Literatuur en maatschappij
Amuseren: plezierà escape-functie; ze laten de lezer tijdelijk ontsnappen
Geëngageerd: deze auteurs leggen op een persoonlijke (vaak kritische) manier maatschappelijke problemen bloot.
In de loop van de geschiedenis zijn er boeken op de zwarte lijst gekomen, omdat men vond dat ze een slechte invloed hadden.
Kunst roept bepaalde individuele reacties op; persoonlijke gevoelens, herinnering, herkenning.
Argumenten die voor een goede literaire tekst gelden (kunnen ook vertaald worden naar kunst):
-Men vindt het werk mooi
-Men is het eens met de morele waarden (opvattingen over wat goed en slecht is) die het werk uitdraagt
-Men vindt dat het werk de werkelijkheid goed weergeeft
-Men vindt het werk knap gemaakt(‘technisch’ en ‘ambachtelijk’)
-Men waardeert de bedoeling die uit het werk spreekt.
4. Schrijver en lezer
Literatuur is een vorm van communicatie:
zender (schrijver) → medium (tekst) → ontvanger (lezer)
Een auteur schrijft teksten vanuit zijn eigen leefwereld, hij kleurt zijn werk met eigen persoonlijke ervaringen en opvattingen:Schrijverstekst
Al lezend krijgt een lezer persoonlijke opvattingen over de tekst: Lezerstekst.

5. Lezer en mening
Lezen kan je met verschillende redenen.
Als lezer identificeer je je met de figuren en zijn er verschillende soorten leeservaringen.
De kracht van een goede fictionele tekst zijn vaak herkenning door de lezer:

  • aspecten uit eigen leven
  • zijn wensen, dromen
  • zijn politieke- of geloofsovertuiging
  • zijn liefe voor een man, vrouw, natuur, mooie dingen

Het literaire oordeel: Er zijn veel manieren om een goed onderbouwde mening te geven. Als je bovenstaande argumenten in je achterhoofd houdt terwijl je een recensie of mening schrijft, komt het goed.

Je moet wel letten op een paar zaken als je schrijft. Het is goed als je je argumenten onderbouwt en verduidelijkt door tekstfragmenten. Laat aan de hand van een stukje tekst zien wat je bedoelt. Dit zorgt ervoor dat de lezer van jouw mening je vaak beter begrijpt. Ook moet je in je achterhoofd houden dat je nooit overal iets over kan zeggen. Maak voor jezelf een keuze van de belangrijkste aspecten in het boek en baseer daar je mening op. De 7 argumenten zijn:

Emotieve argumenten: Deze argumenten hebben betrekking op je gevoel en emotie tijdens het lezen. Je verwoordt dus eigenlijk je eigen leeservaring. Deze argumenten zijn vaak persoonlijk en vaag, maar dat neemt niet weg dat ze goed zijn om te gebruiken. 

Als je goed kan onderbouwen waarom je een bepaald gevoel of emotie had tijdens het lezen, is het een goed argument.

Esthetische argumenten:  is het aantrekkelijk of juist niet?

Je vindt de tekst bijvoorbeeld grof, fijnzinnig, helder, krachtig of futloos. Geef bij alles wat je vindt voorbeelden. Je kunt ook de lay-out meenemen in je oordeel.

Morele argumenten: Je gebruikt morele argumenten als je uitspraken doet over de opvattingen die de schrijver heeft. Deze opvattingen wil de schrijver in het boek duidelijk maken. Bijvoorbeeld opvattingen op het gebied van godsdienst of seksualiteit.

Je kunt bijvoorbeeld schrijven want je zelf van de opvattingen vindt of hoe de schrijver ze interpreteert.  Ook kan je voorbeelden geven waarin deze interpretatie tot uiting komt

Realistische argumenten: Als je realistische argumenten wil geven, betekent dit niet dat je argumenten geeft die realistisch zijn. Het gaat erom dat je kijkt naar het realisme van het boek. Je vraagt je af of de beschrijvingen, gebeurtenissen, omstandigheden of personen overeenkomen met de werkelijkheid.

Je beoordeelt dan in hoeverre een boek waarheidsgetrouw overkomt. Vertel bijvoorbeeld of je denkt dat de situaties uit het boek ook in het dagelijkse leven kunnen gebeuren.

structurele argumenten: Je gebruikt structurele argumenten als je een (waarde)oordeel uitspreekt over de structuur. Hiermee wordt de opbouw van een verhaal bedoeld. Je gaat dan in op de verschillende verhaalelementen die in het verhaal voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn tijd, ruimte, perspectief, thema en de motieven. 

Je vertelt eerst wat je van de structuur vindt. Daarna laat je zien wat je bedoelt door je mening te illustreren met tekstfragmenten uit het boek.

Intentionele argumenten: Een intentioneel argument zegt iets over de bedoeling van de schrijver. Met wat voor bedoeling heeft de auteur het boek geschreven? Is het voor jou, de lezer, duidelijk wat zijn bedoeling is geweest? Dit is een gevaarlijk argument om te gebruiken. De lezer kan de bedoeling namelijk alleen uit het verhaal zelf halen. Hij/zij weet nog niet wat de schrijver nou echt met een bepaald standpunt bedoelt.

Let op: Niet achter ieder boek zit een bedoeling. Sommige schrijvers schrijven ook verhalen, zonder dat ze echt weten wat de bedoeling van het verhaal is. 

Stilistisch argumenten: Ook kan je een oordeel geven over de manier waarop de auteur schrijft. Je beoordeelt dan zijn schrijfstijl. Dit kan op basis van verschillende punten: de woordkeus, het woordgebruik de zinsopbouw, het gebruik van stijlfiguren etc.

Je kunt bijvoorbeeld over de woordkeus. Als de schrijver vaak moeilijke woorden gebruikt, geef je daar een voorbeeld van. Daarna leg je uit waarom je de woordkeus moeilijk vindt.
6. Literatuur met grote L en kleine l
Tot literatuur behoren teksten die voor jou niet alleen waarde hebben als ontspanning/plezierig tijdverdrijf, maar ook op een andere manier belangrijk zijn:

  • een boek dat je ontroerd heeft en dat je nog wel eens een keer wilt lezen
  • een boek dat zo goed is dat je bij herlezing weer allerlei nieuwe dingen in het verhaal ontdekt
  • een boek dat je aan het denken heeft gezet over een onderwerp, dat een tijd in je hoofd blijft hangen.

aandachtpunten van professionele lezers:

  •  werking → identificatie, escape-functie, ‘Aha-Erlebnis’(= plotselinge inzicht)
  •  nieuws → nieuwe ervaringen, kennis, verrassende kijk op de werkelijkheid
  •  kritische opstelling → vooroordelen, stereotiepe opvattingen
  •  originaliteit → onvoorspelbaarheid, verrassend, taalgebruik, beeldspraak…
  •  eigen stijl van schrijver → eigen structuur, taalgebruik, keuze van onderwerp……
  •  diepgravende thematiek→ belangrijke levensvragen + kans op een antwoord

Tot literatuur behoren de teksten die voor jouw alleen waarde hebben als ontspanning..

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.