Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 8, Spelling

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1148 woorden
  • 4 juli 2004
  • 72 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
72 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: Reclame Spelling: Werkwoordsspelling: Bij een werkwoord als persoonsvorm moet je de volgende regels gebruiken: Tegenwoordige tijd: Verleden tijd zwak: Verleden tijd sterk: STAM (ik; je/jij achter de pv) STAM+te(n) STAM+de(n) Zo simpel mogelijk
STAM+t (ander enkelvoud) HELE WERKWOORD (meervoud) Andere werkwoordsvorm (infinitief, voltooid of onvoltooid deelwoord) schrijf je zo simpel mogelijk. Op t-klank = verlengen, d-klank = verlengen. Hoofdstuk 2 Bewaren Spelling: Gebiedende wijs: Gebiedende wijs bevat bevel (of wens) 1 Gebiedende wijs: geen onderwerp! 2 In dat soort zinnen schrijf je pv als stam

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord: Van een voltooid deelwoord kun je bijvoeglijk naamwoord maken, je schrijft het zo simpel mogelijk. Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen op –en, dus bijvoeglijke naamwoorden ook. Bij zwakke werkwoorden schrijf je vaak voltooid deelwoord +e. Soms laat je de klinker weg; de gehate tiran, niet de gehaate tiran. Soms voeg je een medeklinker toe voor de uitspraak; het gewitte plafond. Als je twijfelt –d of –t » langer maken. Onvoltooid deelwoord
Wordt ook vaak als bijvoeglijk maanwoord gebruikt. Je maakt het door –d of –de achter het hele ww te zetten. Om te horen –d of –t » langer maken Hoofdstuk 3 Nieuws Spelling: Leestekens: Leestekens helpen bij lezen. De belangrijkste: 1 Punt: voor het afsluiten van gewone zin
2 ?: afsluiten vragende zin
3 !: na uitroep of bevel
4 komma: -voor aangeven van pauze in zin. -Tussen delen van een opsomming. -Tussen 2 pv’s. 5 Dubbele punt: voor aankondigen gesproken tekst (citaat), opsomming of nadere uitleg. 6 Aanhalingstekens: -letterlijke citaten. -bijzonder woordgebruik, we bedoelen het woord zelf of het omgekeerde 7 puntkomma: -onderdelen lange opsommingen afsluiten. -zinnen sluiten op elkaar aan. Puntkomma scheid sterker dan komma en minder sterk dan punt. Hoofdstuk 4: chauvinisme Spelling: Leenwoorden: Woorden uit een andere taal dan Nederlands noemen we leenwoorden. Voor de meeste leenwoorden zijn geen spellingsregels te genen maar van woorden uit Engels en Frans staan ze hieronder: Uit het engels: Sport: finish, salto, bungee jumping, coureur
Eten: spaghetti, knäckebröd, tjaptjoi, dessert
Kleding: legging, pantalon, short, colbert, T-shirt
Uiterlijk: epileren, eyeliner, rouge, deodorant, aftershave
Auto’s: bougie, bumper, stationcar, cabriolet

Computers: diskdrive, printer, on-line
Ze hebben net als in het Nederlands 1 klemtoon (beautycase), en je schrijft ze aan elkaar (maar: Black power) Als in een samenstelling 2 klinkers achter elkaar komen gebruik je een koppelteken (drop-out). Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands altijd zwak en vervoegt ze net als in het Nederlands. In de t.t. schrijf je stam of stam+t. in de v.t. gebruik je ‘t k(o)fsch(i)p. Je moet dan letten op de letter voor de uitgang –en. Uit het Frans
Franse leenwoorden krijgen alleen een accent voor de uitspraak, alleen op de letter e (paté, crêpe, volière; maar ragout, compote, depot, defilé, etage, elite. De vrouwelijke vorm van woorden op –é eindigt op –ee: logé – logee. Franse woorden die nog vreemd zijn in het Nederlands houden hun accenten. Hoofdstuk 5 Dialect Spelling: Hoofdletter of kleine letter? Hoofdletter bij:  eerste woord van de zin  eigennamen (namen van personen, straten, plaatsen, provincies, landen, rivieren, talen, kerken, planeten, religieuze feestdagen, geschiedkundige periodes, merken, kranten, wetten enz.)  bijvoeglijke naamwoorden van eigennamen afgeleid (Rotterdams, Spaanse) Kleine letter bij:  als je bij eigennamen niet meer aan bepaalde personen denkt (voltmeter, achillespees)  soortnamen (wel Havanna, niet een dampende havanna)  samenstellingen van religieuze feesten  religieuze groeperingen  windstreken  afleidingen van geschiedkundige periodes  namen van seizoenen, maanden, weekdagen
De meervoudsvorming: Meervoudsvormen worden gemaakt door –en of –s. Woorden met lange klank of tweeklank op –f of –s krijgen soms –v of –z. Bij woorden die onbeklemtoond op –ik of –es eindigen, verdubbel je de medeklinker niet. Bij woorden die onbeklemtoond op –is of –us eindigen verdubbel je de medeklinker altijd. Woorden op –ee krijgen in het meervoud –ën, maar er zijn woorden op –ee in het meervoud op –s. Bij woorden op –ie met klemtoon op laatste lettergreep, schrijf je het meervoud met –ën. Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt eindigt het meervoud niet op –ieën maar op –iën. Let op: veel woorden op –ie krijgen meervoud op –s. Meervoudsvorm op –s schrijf je aan het woord vast behalve als dan de uitspraak verkeerd is. Afwijkende meervoudsvormen:  kind » kinderen, blad » bladeren  overheid » overheden, schip » schepen, koopman » kooplieden/ kooplui  Latijnse meervoudsvormen van woorden op –um of –us: datum » data, medicus » medici Hoofdstuk 6 Kritiek: Spelling: Tussenletters in samenstellingen:  Boerendochter  Rijstepap  Stationsplein
De tussen –s: 1 als je een –s hoort schrijf je hem ook ―> bakkerskar, jongensboek
2 als je niet hoort dat er een –s tussen moet, vervang het 2e deel door een woord dat niet met een s begint en schrijf hem alleen als je hem dan hoort ―> oorlogsschip, want oorlogsbuit
3 Soms zijn beide gevallen goed. Tussen –e of tussen –en? 1 -en als het 1e deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en dat alleen een mv op –en heeft zet je een en tussen de woorden ―> lerarenkamer
2 -e als tussenletter:  als het 1e deel geen znw is ―> rodekool  als het 1e deel geen mv heeft ―> rijstepap  als het 1e deel verwijst naar iets waar er maar 1 van is ―> zonneschijn, Koninginnedag  als het 1e deel (ook) een mv op –s heeft ―> horlogemaker  als het woord niet meer als samenstelling herkenbaar is ―> elleboog
Hoofdstuk 7 Ironie Spelling: Aan elkaar of los? 1 Hoofdregel: woorden die 1 begrip vormen, zijn 1 woord. Dus aan elkaar. Zulke woorden hebben gewoonlijk 1 klemtoon. 2 Als 1 woord:  Woorden die gekoppeld zijn met verbindingsletters –e, -s, of –en ―> schildersezel, hinkepoot, dierenriem  2 delen van een splitsbaar woord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als de infinitief ―> Omdat hij mij uitschold, heb ik met hem afgerekend.  woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + voorzetsel ―> daarover, waarom, ervoor enz. 3 er komt een koppelteken in een samenstelling als:  het anders onoverzichtelijk wordt ―> huis-aan-huisblad  tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken ―> mee-eter  Bij letters, cijfers, andere tekens en St. of Sint. ―> d-snaar  bij aardrijkskundige namen of woorden die daarvan zijn afgeleid ―> Noord-Frankrijk  In woorden met: ex-, pro-, non-, niet-, semi-, quasi-, loco-, vice-, oud-, privé- en anti- bij de laatste als het woord erna met een hoofdletter geschreven wordt (anti-Frans en antivries)  In samenstellingen als: schrijver-tekenaar, proces-verbaal, secretaris-generaal
4 weglatingsteken als je een deel van woord weglaat―> binnen- en buitenland
5 afbreekstreepje geeft aan dat een woord aan eind van regel afgebroken is Hoofdstuk 8 Pech Spelling: Met of zonder –n
Woorden als enkele(n), weinige(n), sommige(n), alle(n) schrijf je met –n: - Als ze personen aanduiden én zelfstandig gebruikt worden: velen vinden honkbal een moeilijke sport. - En anders zonder –n: ik heb vele mannen zien huilen. Telwoorden als tientallen en duizenden hebben altijd een –n. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden geven aan van wat voor materiaal iets gemaakt is. Ze eindigen meestal op –en. Bijvoeglijke naamwoorden die ‘moderne’ materialen noemen schrijf je net als het zelfstandig naamwoord. Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden duiden altijd personen aan, ze eindigen op –en (ik keek naar het journaal voor doven en slechthorenden).

REACTIES

S.

S.

1 Punt: voor het afsluiten van gewone zin
2 ?: afsluiten vragende zin
3 !: na uitroep of bevel
4 komma: -voor aangeven van pauze in zin.
-Tussen delen van een opsomming.
-Tussen 2 pv

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.