Lezen
Tekststructuren:
- Voor/nadelenstructuur
- Verleden/heden(/toekomst)structuur
- Aspectenstructuur
- Vraag/antwoord structuur
- Argumenten structuur
- Probleem/oplossingsstructuur
- Verklaringsstructuur
Woordenschat
Beeldspraak
Wat word vergeleken |
waarmee |
bijzonderheden |
voorbeeld |
|
PERSONIFICATIE |
Een ding |
Iets wat alleen een mens kan |
Het gevaar loert |
|
METAFOOR |
Object |
beeld |
object is helemaal vervangen door beeld |
De prinses van de klas |
vergelijking |
object |
beeld |
Louise lijkt wel een prinses |
|
metoniem |
Deel Geheel Plaats Eigenschap Materiaal Voorwerp Plaatsnaam Producent |
Geheel Deel Mensen Persoon Voorwerp Inhoud Product uitstreek product |
Je zegt iets anders dan je bedoelt |
Even de neuzen tellen De kaars brand Het kantoor is vrij Nog een glaasje dan Even Apeldoorn bellen Een echte van gogh |
Kijk op taal
Naamkunde
Geoniem = een naam die is afgeleid van een aardrijkskundige naam
Eponiem = woorden die zijn afgeleid van persoonsnamen
Aptoniem = een naam die aansluit bij wat iemand in het dagelijks leven doet
Leenwoorden
- Taalpuristen = mensen die proberen het Nederlands zo zuiver mogelijk te houden, zij bedenken Nederlandse alternatieven voor leenwoorden.
- Anglicisme = niet goed vertaald uit het Engels
- Gallicisme = niet goed vertaald uit het Frans
- Germanisme = niet goed vertaald uit het Duits
- Anglicisme + gallicisme + germanisme = barbarisme
Spelling
ww-spelling
- Pv-tt-ev
- Pv-tt-mv
- Pv-vt-ev
- Pv-vt-mv
- Infinitief
- Gebiedende wijs -> herken je aan het ontbrekende onderwerp
- Voltooid deelwoord
- Onvoltooid deelwoord
- bijvoeglijk naamwoord
met of zonder –N
- telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden krijgen een N als deze
- zelfstandig is gebruikt (dus er kan geen zn achter)
- op personen slaat
formuleren
aantrekkelijk formuleren
- varieer in woordkeus
- varieer in zinsopbouw
- varieer in zinslengte
- gebruik voorbeelden
- zet de woorden die bij elkaar horen bij elkaar
- gebruik signaal woorden om verbanden in de tekst te leggen
tekstverbanden
- concluderend dus, hieruit volgt, dat houd in
- doel-middel om te, waarmee, door middel van
- oorzaak-gevolg daardoor, als gevolg van, zodat
- opsommend ook, verder, ten slotte
- redengevend/verklaring daarom, namelijk, dat blijkt uit
- samenvattend kortom, al met al, met andere woorden
- tegenstellend maar, echter, daarentegen
- uitleggend/toelichtend bijvoorbeeld, met andere woorden, dat wil zeggen
- vergelijkend zoals, eveneens, soortgelijke
- voorwaardelijk indien, mits, stel dat
foutieve samentrekkingen
samentrekken mag alleen bij
- dezelfde grammaticale functie -> kww – hww – zww – lv – mv – o - pv
- dezelfde betekenis
- hetzelfde getal -> ev – mv
samentrekking is als in het tweede deel van de zin een woord dat al eerder beschreven staat weggelaten word
samenvatting Nederlands Havo 3 H3 + H4
Lezen
Argumentatie
Vaak bij een overtuigende tekst
standpunt -> daar wil de schrijver je van overtuigen
Argumenten -> daar onderbouwt de schrijver zijn standpunt mee
- Feitelijke argumenten Kun je controleren
- niet-feitelijke argumenten kun je niet controleren
Enkelvoudige argumentatie = met 1 argument
Meervoudige argumentatie = met meerdere argumenten
Enkelvoudige onderschikkende argumentatie = Standpunt
-
Argument
-
Argument
Meervoudige onderschikkende argumentatie = standpunt
–
Argument argument
argument argument
Tegenargumenten = argumenten en standpunten ontkrachten d.m.v. een negatieve eigenschap
Woordenschat
Stijlfiguren
Zijn er 5 van.
- tautologie = 2 synonieme woorden van dezelfde woordsoort
voorbeeld: enkel en alleen
toelichting: synoniem aan elkaar, allebei een bijwoord
- pleonasme = overbodig woord, omdat het grondwoord de eigenschap al bevat
voorbeeld: de ronde cirkel
toelichting: ronde = overbodig cirkel = grondwoord
- hyperbool = sterke overdrijving
voorbeeld: dat heb ik nu al 1000 keer gezegd
- eufemisme = verzachtend woordgebruik
voorbeeld: overgrootmoeder is gaan hemelen
- dysfemisme = opzettelijk harde taal
voorbeeld: wat een vette pens heeft die man
- understatement = het tegenovergestelde van wat je bedoelt
voorbeeld: ik heb best wel even in de keuken gestaan
Spelling
Korter schrijven
- Afkorting: weergave van een woord(groep) met beperkt aantal letters je spreekt wel de volledige woord(groep) uit
Voorbeeld: a.s.
- Letterwoord eerste letters van naam of woordgroep, waarbij je het uitspreekt als een woord
Voorbeeld: vip
- Initiaalwoord eerste letters van naam of woordgroep waarbij je het uitspreekt als losse letters
Voorbeeld: uv, OM
- Verkorting opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen, uitspraak als woord
Voorbeeld: info, prof
- Symbool notatie van wetenschappelijk begrip; grootheid/eenheid. Uitspraak zoals het oorspronkelijke woord
Voorbeeld: V, ml, GB
Trema en apostrof
- Trema gebruik je om te voorkomen dat 2 klinkers in een woord samen worden uitgesproken
- Trema gebruik je in sommige leenwoorden
- Apostrof gebruik je als weglatingsteken
- Apostrof gebruik je om uitspraak problemen te voorkomen
- Apostrof gebruik je in afleidingen van letterwoorden
- Apostrof gebruik je in meervouden van initiaalwoorden
- In verkleinwoorden op -y
Formuleren
(foutieve) beknopte bijzinnen
Beknopte bijzin= bijzin zonder PV en O; dus het O moet hetzelfde zijn als dat van de hoofdzin
Voorbeeld: na hun klim door de duinen op het stand aangekomen namen de toeristen meteen een verfrissende duik in de golven.
toelichting: toeristen = O, onderstreept in het blauw is beknopte bijzin
foutieve beknopte bijzin= bijzin zonder PV en O; maar het O is niet hetzelfde als dat van de hoofdzin.
Voorbeeld: na hun klim door de duinen op het strand aangekomen bleken
Alle strandstoelen al verhuurd.
Toelichting: strandstoelen = O, onderstreept in groen is foutieve beknopte bijzin.
Het is foutief omdat de strandstoelen geen klim door de duinen
Hebben gemaakt
- Wat is het O van de hoofdzin
- Wat is het O van de bijzin (zelf bedenken)
- Kan bij 2 hetzelfde antwoord als bij 1? -> goed
Kan bij 2 niet hetzelfde als bij 1 -> foutief!
Verwijswoorden
Het juiste verwijswoord bepaal je met het woordgeslacht
Getal geslacht lidwoord verwijswoord
Ev M De hij hem zijn deze die
Ev V De zij ze haar deze die
Ev O Het het zijn dit dat
Mv alle alle zij/ze hen hun deze die
Je kunt dus het geslacht bepalen d.m.v. lidwoorden, behalve het verschil tussen M en V
M -> concreta kun je uit het raam gooien zoals de stoel = dus M ev
V -> abstracta kun je niet uit het raam gooien zoals de liefde = dus V ev
V -> collectiva ev woord dat bestaat uit heel veel zoals de regering = dus V ev
REACTIES
1 seconde geleden