H9 stijlfouten

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1589 woorden
  • 31 oktober 2011
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
19 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Nederlands REP taal- en stijlfouten.

Verkeerd woord/uitdrukking
Oef 17 + 18 blz 25.    Woord: doordat je het woord niet goed kent kan het een andere betekenis krijgen in de zin. Met behulp van  Met de hulp van.
Uitdrukking: een verkeerde uitdrukking plaatsen in de zin. Als olie op de golven (kalmerende uitwerking)   olie op het vuur (versterkt de woede).
Moeilijk woord/uitdrukking
Oef 19 blz 27.    Niet begrijpelijk: De winkelier zag er geen been in = had er geen moeite mee.
Vakterm
Oef 19 blz 27.    Vaak alleen mensen een bepaalde kennis hebben weten wat het woord betekend.
Abstracte formuleringen
Oef 19 blz 27.    Lange, lastige zinnen met moeilijke woorden en daardoor onduidelijk zijn.
Vreemd woord
Oef 19 blz 27.    Woorden uit een andere taal die wordt gebruikt in de Nederlandse taal maar soms is dit niet nodig of onduidelijk.
Barbarismen: woorden of uitdrukkingen die letterlijk uit een andere taal in het Nederlands zijn vertaald en die als fout NL worden beschouwd.
Gallicisme: woord komt uit het Frans. Germanisme: Duits, Anglicisme: Engels en Belgicisme: België.
 Vroeger of later (Sooner or later) = vroeg of laat bvb.
Modewoorden
Oef 20 blz 29    Niet in het Nederlands opgenomen woord die wel heel vaak gebruikt wordt bv. cool = geweldig. Een soort straattaal.
Vage woorden
Oef 20 blz 29    Je weet niet waar mensen het over hebben, deze woorden kunnen overal voor gebruikt woorden. Twee dingen.  ?
Platte/grove woorden
Oef 20 blz 29.    Anderen kunnen zich eraan irriteren en het is geen gebruikelijk Nederlands dus past niet in bv. een zakelijke tekst. Hij flikkerde van zijn fiets af = hij viel van zijn fiets af.
Archaïsmen 
Oef 20 + 21 blz 29    Verouderde woorden of uitdrukkingen  Hierbij delen wij u mede.
Storende woordherhaling
Oef 22 blz 30    Overbodige woorden: Hij gaat zaterdag a.s: Het ww staat in de toekomende tijd dus het kan sowieso al niet in het verleden zijn.
Steeds hetzelfde woord = Saai. Als je dezelfde woorden vervangt door andere woorden met dezelfde betekenis, dan wordt het lezen al een stuk aantrekkelijker.
Foutieve tautologie
Oef 22 blz 30    Wanneer er binnen een zin een bepaald begrip twee keer wordt uitgedrukt (met andere woorden) zonder dat het een functie heeft.  Bovendien moeten de kinderen ook naar school.
Foutief pleonasme
Oef 22 blz 30    Wanneer een gedeelte van een begrip dat al zit opgesloten in een ander woord/woorden, nog eens wordt genoemd zonder dat het een functie heeft.
 Witte sneeuw > sneeuw is altijd wit.
Woorden te weinig
Oef 23 blz 30    Er is sprake van een ovolledige zin doordat er 1 woord mist.  Het kabinet is verdeeld over wie de tekorten moet opdraaien(over de vraag wie)
Woorden op verkeerde plaats.
Oef 23 blz 30.    Woorden kunnen ook op de verkeerde plaats in de zin staan.
 Morgen verwacht de weerman dat het weer omslaat. = De weerman verwacht dat het weer morgen omslaat.
Telegramstijl
Oef 23 blz 30    Veel overbodige woorden worden weggelaten bij bijvoorbeeld een reclamespotje, in zakelijke teksten moet dit worden vermeden.
Dubbele ontkenning
Oef 15 blz 82    Sommige woorden bevatten al een betekenis waaruit blijkt dat iets bv. niet moet gebeuren. Door nog eens niet in de zin te plaatsen zeg je precies het omgekeerde van wat je bedoeld.  De wet moet voorkomen dat jongeren niet het criminele circuit in gaan.
Contaminatie
Oef 15 blz 82    Twee woorden of uitdrukkingen met dezelfde betekenis kunnen door elkaar zijn gehaald. Uitprinten  Printen/uitdraaien.
Congruentiefout
Oef 16 blz 82    Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm en bij een meervoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm. Bij incongruentie is dit omgedraaid en dus foutief. Het eftal spelen  speelt.
Verwijzingsfout
Oef 17 blz 84     zie tabel verwijswoorden.
Te weinig afwisseling en te lange zinnen.
Oef 19 blz 85    Als je iedere zin op eenzelfde manier begint wordt de tekst saai, er is afwisseling nodig. Ook in zinslengte kun je afwisselen. Te lange zinnen of zinnen met teveel bijzinnen kunnen onbegrijpelijk worden.
Verkeerd aansluitende beknopte bijzin.
Oef 20 blz 86.    Beknopte bijzinnen bevatten geen onderwerp. Dat is geen bezwaar als de rest van de zin een onderwerp bevat waar de beknopte bijzin betrekking op heeft. Als dit niet zo is, dan is de zin fout. Er is geen persoonsvorm maar een constructie met te + infinitief of met een (on)voltooid deelwoord.
 Vermoeid thuisgekomen moest er onmiddellijk met de kinderen gespeeld worden. = Vermoeid thuisgekomen moest hij onmiddellijk …
Losstaand zinsgedeelte
Oef 20 blz 86.    Als een deel van een samengestelde zin ten onrechte behandeld wordt als een aparate zin met een hoofdletter en punt. Deelzin los van de rompzin.
 Waardoor de buitenverlichting niet brandde. = …., waardoor …
Foutieve samentrekking
Oef 13 blz 143.    Twee nevengeschikte zinnen kunnen samengetrokken worden. Ze zijn gelijkwaardig als ze dezelfde functie en betekenis hebben. Twee niet-gelijkwaardige delen die zijn samengetrokken is een foutieve samentrekking
 Zij heeft het druk en daarom pas om tien uur naar de afdeling gebeld.
= Ze heeft het druk en heeft pas om tien uur naar de afdeling gebeld.
(Heeft= 1e zin zww en in de 2e zin een hww. = niet dezelfde functie)
Geen symmetrie
Oef 13 blz 143.    Symmetrie is gelijkheid in de bouw van zinsgedeelten. Wanneer er in een opsomming de delen geen gelijke structuur hebben is er geen symmetrie.
 zie kopje geen symmetrie onderaan tabel.
Tangconstructie
Oef 14 blz 143.    Een zin wordt onoverzichtelijk wanneer er tussen woorden die bij elkaar horen, teveel andere woorden zijn gezet.  De per 1 januari in de provinciehoofdstad benoemde maar nog altijd in Biddinghuizen wonende burgemeester zal binnenkort verhuizen naar zijn standplaats. = De per 1 januari in de provinciehoofstad benoemde burgemeester, die echter nog altijd in Biddinghuizen woont, zal binnenkort verhuizen naar zijn standplaats.
Tussengeschoven bijwoordelijke bijzin van voowaarde.
Oef 14 blz 143.    Een bijwoordelijke bijzin van voorwaarde noemte de voorwaarde waaraan datgene wat in de hoofdzin staat, moet voldoen. Je kunt beter eerst de hoofdmededeling schrijven en daarna de voorwaarde.  De mentor denkt dat als Rachel eens wat meer tijd aan haar huiswerk zou besteden, ze een grotere kans maakt om bevorderd te worden = De mentor denkt dat Rachel een grotere kans maakt om bevorderd te worden, als ze eens wat meer tijd aan haar huiswerk zou besteden.
Foutieve inversie
Oef 15 blz 144.    Onderwerp en persoonsvorm zijn onterecht omgedraaid.
 In suikerhoudende frisdrank zitten veel calorieeen en gaan jonge kinderen daardoor minder eten.
= .. en daardoor gaan jonge kinderen minder eten.
= .. en jonge kinderen gaan daardoor minder eten.
Niet-bedoelde dubbelzinnigheid
Oef 15 blz 144.    Verwarring door bv. formuleringen met meerdere betekenissen.
 Uit het onderzoek bleek niet wie de cafe-eigenaar heeft geslagen.
= door wie de eigenaar is geslagen/wie door de eigenaar is geslagen.
Storend figuurlijk taalgebruik
Oef 15 blz 144.    Figuurlijke betekenissen kunnen storend worden als de lezer ze niet onmiddellijk begrijpt of als er teveel achter elkaar worden gebruikt. Ze kunnen ook een onbedoelde woordspeling of grof zijn.
 De organisatie beklaagt zich erover dat gehandicapten in het vernieuwde winkelcentrum slecht uit de voeten kunnen met hun rolstoel. = lang niet overal kunnen komen.
Verkeerd gebruik van de lijdende vorm
Oef 17 blz 145.    Bij de lijdende vorm ondergaat het onderwerp iets. Zinnen zijn minder direct dan zinnen in de bedrijvende vorm, daarom bedrijvend voorkeur.
 De bomen worden door de man omgehakt = De man hakt de bomen om.
Overdrijving
Oef 17 blz 145.    Onnuttige woorden toevoegen om nadruk te leggen die er sowieso al was.
 De staatssecretaris is daar heel erg ongelukkig mee = .. erg ongelukkig.
Verwijswoorden.
In het Nederlands kennen we mannelijke, vrouwelijke en onzijdige  woorden. Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruiken we het lidwoord de en bij onzijdige woorden het lidwoord het. Het juist toepassen van deze geslachten is vooral belangrijk voor de verwijswoorden.

Onzijdige woorden: in de meeste gevallen hoor je vanzelf wanneer je het lidwoord het moet gebruiken. Let op!: namen van landen, steden en sportclubs zijn altijd onzijdig.
Ook de verkleinwoorden zijn meestal onzijdig.

Mannelijke + vrouwelijke woorden: Aan veel de-woorden kun je niet zien of ze mannelijk of vrouwelijk zijn. Woorden die naar een vrouwelijk persoon of dier verwijzen zijn natuurlijk vrouwelijk, dat geldt ook voor de mannelijke woorden. Bij twijfelwoorden gebruiken we de volgende vuistregel: de woorden waarmee iets concreets bedoeld wordt zijn mannelijk, de de-woorden waarmee iets abstracts bedoeld wordt zijn vrouwelijk. De-woorden die eindigen op –ing en woorden die een verzameling aanduiden zijn vrouwelijk.

Mannelijk    Vrouwelijk    Onzijdig
Persoonlijk voornaamwoord    Hij, hem
Ze/zij, hen/hun*    Zij/ze, haar
Zij/ze, hen/hun*    Het
Zij/ze
Bezittelijk voornaamwoord    Zijn, z’n
hun    Haar
hun    Zijn
Hun
Aanwijzend voornaamwoord    Deze, die
Deze, die    Deze, die
Deze, die    Dit, dat
Deze, die
Betrekkelijk voornaamwoord    Die
Die
Wie **    Die
Die
Wie **    Dat
Die
Wat ***
Vragend voornaamwoord    wie    wie    wat

* Het persoonlijk voornaamwoord hen/hun:
Hen: Na een voorzetsel en als lijdend voorwerp (ik geef het aan hen)
Hun: Als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel. (ik geef het hun) = nooit onderwerp.
** Het betrekkelijk voornaamwoord wie:
Wie: verwijst altijd naar personen. Waar: verwijst naar dieren/dingen.
*** Het betrekkelijk voornaamwoord wat: gebruik je na het + de overtreffende trap, na onbepaalde woordjes (iets, niets, etc.) en als het antecedent een hele zin is.

Geen symmetrie.
Als je opsommingen gebruikt moet je ervoor zorgen dat de delen dezelfde grammaticale vorm hebben. Dat heet symmetrie.

Twee keer een beknopte bijzin: Esther gaat op wintersport 1. om haar conditie op peil te houden en 2. om de gezelligheid mee te beleven.
Fout: Esther gaat op wintersport 1. Om haar conditie op peil te houden (beknopte bijzin) en 2. voor de gezelligheid (een woordgroep).

Twee keer een woordgroep: Als leerlingen heel hard werken voor school, is het resultaat meestal 1 een goed rapport maar helaas soms ook 2 ernstige oververmoeidheid.
Fout: Belangrijke voorwaarden voor geluk zijn volgens recent onderzoek 1 een dak boven je hoofd (=woordgroep) 2 een vast inkomen (woordgroep) 3 een liefdevolle partner (=woordgroep) 4 en dat je een goede relatie hebt met je familieleden (=bijzijn).

Twee keer een bijzin: Als leerlingen heel hard werken voor school, is het resultaat meestal 1 dat ze een goed rapport halen, maar helaas soms ook 2 dat ze ernstig oververmoeid raken.
Fout: De rechter wenst 1 hogere straffen voor kleine overvallen (=woordgroep) 2 en dat er een snelrechtbank komt, die kleine criminelen na het vergrijp kan veroordelen (bijzin)

Het is ook een fout als je in het ene zinsdeel bv. Men gebruikt en in het andere ze.
Oefening 5 bladzijde 80.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.