Grammatica
Een bijwoord zegt iets over:
-
een werkwoord
-
een ander bijwoord
-
een bijvoeglijk naamwoord
-
de plaats
-
de tijd
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) Ik bel jou
onvoltooid verleden tijd (ovt) Ik belde jou
voltooid tegenwoordige tijd (vtt) Ik heb jou gebeld
voltooid verleden tijd (vvt) Ik had jou gebeld
Een zin staat in de bedrijvende vorm als het onderwerp iets doet.
Een zin staat in de lijdende vorm als er iets met het onderwerp word gedaan. Er kan dan nooit een lijdend voorwerp in de zin staan.
Als er een koppelwerkwoord in de zin staat heeft de zin een naamwoordelijk gezegde. Er kan dan nooit een lijdend voorwerp in de zin staan.
Als er geen koppelwerkwoord in de zin staat heeft de zin een werkwoordelijk gezegde.
Een persoonlijk voornaamwoord is als je het kan vervangen door Jantje.
Een bezittelijk voornaamwoord is als je het kan vervangen door Jantjes.
Een wederkerend voornaamwoord is als je er zelf achter kan zetten.
Een wederkerig voornaamwoord is elkaar of elkander.
Spelling
nonchalant
caravan
temperaturen
catastrofe
whirlpool
stiekem
aerobics
gourmetten
zaniken
sinaasappels
aspirientje
bijzonder
cameraman
carnavalsoptocht
categorie
catastrofe
eredivisie
euthanasie
experiment
ideaal
katapult
mandarijn
mobilofoon
nervositeit
papegaai
souvenir
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden