Nederlands samenvatting: samenvatting periode 1: formuleren.
Foutieve / Kromme zinnen. 1. Dubbelop
a. Contaminatie
Vermenging van woorden – opnoteren noteren en opschrijven Het kost veel, het is duur.
b. Onjuiste herhaling – repetitio
2x Hetzelfde woord terwijl dit niet nodig is:
De meeste docenten vinden dat hun ll. aan hun huiswerk te weinig aandacht aanbesteden. De 2e ‘aan’ kan weg.
c. Dubbele ontkenning
Hoe kunnen jouw ouders je nu verbieden om geen tijd voor sport uit te trekken!
Hoe kunnen jouw ouders je nu verbieden om tijd voor sport uit te trekken! = goed
d. Pleonasme
Een dood lijk deel van het begrip herhaald
e. Tautologie
Het hele begrip herhaald, maar ook in andere woord. Bijv:
Op het festival traden muzikanten op zoals bijvoorbeeld..
Zoals + bijvoorbeeld heeft dezelfde betekenis. 1 v/d 2 weg.
2. Verwijswoorden Sommige verwijswoorden wijzen vooruit, maar meestal slaan ze terug op eerder genoemde woorden, woordgroepen of zinnen. Dat noem je het antecedent. Om te bepalen welk verwijswoord je moet gebruiken, zoek je eerst het antecedent. Daarna kies je met behulp van het schema een correct verwijswoord.
Antecedent Pers. vnw Bezitt. vnw Aanw. vnw Betr. vnw
Mannelijk de- woord Hij, hem Zijn Deze, die Die
Vrouwelijk de- woord Zij, ze Haar Deze, die Die
Het – woorden Het Zijn Dit, dat Dat
Is het mannelijk of vrouwelijk bij de-woorden?
1. Eindigt het woord op -ing; ie; heid; schap; te vrouwelijk. 2. Het boek DAT ik heb gelezen.
3. De jongen aan wie ik schreef = bij personen. De firma waaraan ik schreef = zakelijk.
4. Hun = bij meewerkend voorwerp ( als je er AAN voor kunt zetten ). Hen = bij lijdend voorwerp / na voortzetsel.
3. Geen congruentie / discongruentie. • De bemanning zagen het gebeuren = fout. Bemanning is enkelvoud, het werkwoord moet dus ook enkelvoud worden. • -Een aantal leerlingen kwamen te laat = fout. Leerlingen is meervoud, maar let op: aantal.
4. Verkeerde woordvolgorde. Hij reed tegen een boom met vijf inzittende Waar zaten die? In de auto of in de boom? Hij reed met vijf inzittende tegen een boom = goed.
5. Onjuiste beknopte bijzinnen. In een beknopte bijzin staat geen onderwerp, dat is weggelaten, daarom noem je de bijzin ‘beknopt’. In gedachten kun je dat onderwerp dat er zou moeten staan wel invullen. Dat ‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, klopt de zin niet.
Je kunt zulke zinnen op twee manieren verbeteren: - Maak v/d beknopte bijzin een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp erin. - Zorg dat het onderwerp van de hoofdzin hetzelfde wordt als dat van de beknopte bijzin.
Fout: In ons hotel aangekomen vielen de kamers erg tegen. Goed: Toen wij in ons hotel aankwamen, vielen de kamers erg tegen.
6. Foutieve samentrekking Hij heeft gegeten en hij heeft gedronken. 2x hij heeft 2e keer kan weg.
Wanneer kun je het weglaten? • Wat je weglaat moet dezelfde grammaticale functie hebben • Hetzelfde getal / enkelvoud / meervoud • Dezelfde plaats + dezelfde betekenis.
Soms is iets weggelaten terwijl dat niet weggelaten kon worden:
De nieuwe brug is af en daarom vandaag geopend. FOUT
De nieuwe brug is af en is daarom vandaag geopend GOED, 2e is = andere grammatica.
Of heeft het een andere betekenis:
Sara hield konijntjes in een hok, maar vooral van haar cavia. FOUT
Sara hield konijntjes in een hoek, maar hield vooral van haar cavia. GOED.
7. De dat/als constructie Geen dat/als achter elkaar. Je kan dan bijv. Je gebruikt dan ook vaak: ik vind dat als... bla bla, je kan dan beter: volgens mij moet...
REACTIES
1 seconde geleden