Blz. 198-212, Nieuw Nederlands, 4VWO
Dubbelop
Onjuiste herhaling.
In 1 zin 2 keer hetzelfde woord gebruiken.
‘Sommigen vinden dat leerlingen aan hun huiswerk te weinig aandacht aan besteden.’
Tautologie
Iets 2 keer met andere woorden hetzelfde zeggen.
‘Ik ben op school erg goed in de talen, zoals bijvoorbeeld Duits.’
Pleonasme
Bepaalde eigenschap van een woord nadrukkelijk omschrijven.
De soldaten droegen de vaste standaarduitrusting in hun rugzak.’
Contaminatie
Verwarring van twee woorden of uitdrukkingen.
‘De oorzaak van het ongeluk is te wijten aan achterstallig onderhoud.’
Dubbele ontkenning
Als er in een zin al een ontkennend werkwoord staat, wordt er soms nog een tweede ontkenning aan toegevoegd.
‘Hoe kunnen je ouders je verbieden om geen tijd voor je sport uit te trekken!’
Verwijswoorden
Mannelijk de-woord
- persoonlijk voornaamwoord: hij, hem
- bezittelijk voornaamwoord: zijn
- aanwijzend voornaamwoord: deze, die
- betreffend voornaamwoord: die
- Bij: zaken (waaraan, waarover, enz. ) en personen (aan wie, over wie, enz. )
Vrouwelijk de-woord
- persoonlijk voornaamwoord: ze, zij (bij niet-personen: ze)
- bezittelijk voornaamwoord: haar
- aanwijzend voornaamwoord: deze, die
- betreffend voornaamwoord: die
- Bij: zaken (waaraan, waarover, enz. ) en personen (aan wie, over wie, enz. )
Onzijdig het-woord (bij: namen van landen, steden, clubs, verkleinwoorden)
- persoonlijk voornaamwoord: het
- bezittelijk voornaamwoord: zijn
- aanwijzend voornaamwoord: dit, dat
- betreffend voornaamwoord: dat
- bij: waaraan, waarover enz.
Meervoudige zelfstandige naamwoorden
- onderwerp: zij, ze
- lijdend voorwerp: hen
- meewerkend voorwerp: hun
- na een voorzetsel: hen
- bezittelijk voornaamwoord: hun
- aanwijzend voornaamwoord: deze, die
- betreffend voornaamwoord: die
- Bij: zaken (waaraan, waarover, enz. ) en personen (aan wie, over wie, enz. )
Slordig verwijzen
- het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat
- het verwijswoord kan meerdere betekenissen hebben
Geen congruentie
Soms lijkt een onderwerp meervoudig, terwijl het enkelvoudig is.
‘Ik denk dat het merendeel van de reizigers zich mateloos ergeren.’
Het kan ook dat de persoonsvorm en het kernwoord ver uit elkaar staan.
‘De invoering van de euro bleken weinig problemen te veroorzaken.’
En er zijn ook begrippen die enkelvoudig lijken, terwijl ze meervoudig zijn.
‘De media heeft de affaire behoorlijk opgeblazen.’
Dat/als constructie
Als er een voorwaarde in de zin staat (vaak beginnend met wanneer of als) hoort deze achteraan in de zin, of in een aparte zin.
‘De jongens willen de camping niet reserveren, omdat wanneer het in Frankrijk regent, ze in Spanje gaan kamperen.’
Hier zijn twee juiste mogelijkheden:
- ‘De jongens willen de camping niet reserveren, omdat ze in Spanje gaan kamperen als het in Frankrijk regent.
- De jongens willen de camping niet reserveren. Ze willen in Spanje kamperen als het in Frankrijk regent.
Foutieve samentrekking
Als je twee zinnen (met ‘en’ of ‘maar’) aan elkaar plakt, mag je delen die hetzelfde zijn weglaten. Maar dat mag alleen als alles (betekenis, vorm, en grammaticale functie) klopt. De volgende zinnen kloppen niet:
- Esther hield konijntjes in haar hok, maar vooral van haar cavia.
- De nieuwe brug is af en daarom vandaag door de minister geopend.
- Dat lelijke gebouw wordt afgebroken, en ook die lelijke flats.
Tip: herhaal het onderwerp in de aangeplakte zinnen!
Onjuiste beknopte bijzinnen
Een beknopte bijzin staat altijd bij een hoofdzin, en het heeft geen onderwerp. Dat onderwerp kan je er wel bij denken. Maar het onderwerp van de beknopte bijzin, moet wel hetzelfde zijn als dat in de hoofdzin. Anders klopt de zin niet.
‘Wandelend door de stad ging de zon in het westen onder.’
In deze (onjuiste) zin kan je van de beknopte bijzin een gewone bijzin maken,
‘Toen we door de stad wandelden, ging de zon in het westen onder.’
of je zorgt dat het onderwerp van de hoofdzin hetzelfde wordt als in de beknopte bijzin:
‘Wandelend door de stad zagen we de zon in het westen ondergaan.
Blz. 218-220, Nieuw Nederlands, 4VWO
Werkwoordsspelling
Persoonsvorm Persoonsvorm Andere vormen
Tegenwoordige tijd verleden tijd van werkwoorden
Ik hoor/word Zwakke ww: Infinitief = hele ww
Hoor/ word jij? Stam+de(n) of te(n) (werken, gebeuren)
Jij hoort/wordt Voltooid deelwoord
Hij hoort/wordt ik hoorde langermaken+luisteren
Zij hoort/wordt jij hoorde (enz.) Bijvoeglijk naamwoord
Het hoort/wordt zo kort mogelijk
Wij horen/worden Sterke ww: Onvoltooid deelwoord
Jullie horen/worden vind – vond langer maken+luisteren
Zij horen/worden kijk - keek
REACTIES
1 seconde geleden