Dubbelop
- Onjuiste herhaling;
- Tautologie;
- Pleonasme;
- Contaminatie;
- Dubbele ontkenning.
Fouten met verwijswoorden
- Onjuist verwijswoord;
- Onduidelijk verwijzen;
- Incongruentie;
- Dat-/alsconstructie;
- Foutieve samentrekking;
- Foutieve beknopte bijzin;
- Zinnen onjuist begrenzen;
- Losstaand zinsgedeelte;
- Zinnen aan elkaar plakken.
Dubbelop
Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling.
Voorbeeld:
Onjuist: op zo’n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen.
Juist: op zo’n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet moeten stemmen.
Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen), heet dat tautologie.
Voorbeeld:
Onjuist: ik lees graag boeken over de toekomst van de samenleving, zoals bijvoorbeeld… enz.
Juist: ik lees graag boeken over de toekomst van de samenleving, zoals… enz.
Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep, nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is van een andere woordsoort.
Voorbeeld:
Onjuist: de rode brandweerauto ging snel naar …enz.
Juist: de brandweerauto ging snel naar… enz.
Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd, heet dat een contaminatie.
Voorbeeld:
Onjuist: overnieuw, uitprinten, nachecken.
Juist: opnieuw (of over), printen (of uitdraaien), nakijken (of checken).
Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ‘ontkennend’ of ‘negatief’ karakter heeft (voorkomen, misbruiken, verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
Voorbeeld:
Onjuist: de examenkandidaten deden veel moeite om te voorkomen dat er in hun profielwerkstuk geen spelfouten zouden staan.
Juist: ‘geen’ weglaten.
Fouten met verwijswoorden
Onjuist verwijswoord
Antecedent
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
Aanwijzend vnw.
Betrekkelijk vnw.
Mannelijk
de-woord
Hij, hem.
Zijn, z’n
Deze, die
Die
Vrouwelijk
de-woord
Zij, ze;
Bij niet-personen: ze.
Haar, d’r
Deze, die
Die
Het-woord
(onzijdig)
Het.
Zijn, z’n
Dit, dat
Dat
Meervoudige
zelfstandige
naamwoorden
Onderwerp: zij, ze;
Lijdend voorwerp: hen;
Na voorzetsel: hen;
Meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel): hun.
Hun
Deze, die
Die
Namen van landen, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden.
Vrouwelijke woorden die je gelijk kunt herkennen:
- Vrouwelijke personen en dieren.
- De-woorden op de volgende uitgangen:
-ade;
-age;
-de;
-heid;
-ide;
-ie;
-iek;
-ij;
-ine;
-ing;
-nis;
-ode;
-schap;
-se;
-sis;
-st (achter een werkwoordstam);
-suur;
-te;
-teit;
-theek;
-tis;
-tuur;
-ude;
-xis.
Die of dat; deze of dit?
Verwijs naar de-woorden met die en deze en naar het-woorden met dat en dit.
Hen of hun?
Gebruik hen wanneer het lijdend voorwerp is.
Gebruik hen na een voorzetsel.
Gebruik hun als het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat.
Gebruik hun nooit als onderwerp!
Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord.
Gebruik het verwijswoord wat alleen als je verwijst naar
- Een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige);
- Een overtreffende trap (het beste, het mooiste, het grootste);
- Een hele zin.
Wie of waar?
Gebruik bij personen voorzetsel + wie en bij zaken waar + voorzetsel.
Onduidelijk verwijzen
Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat niet in de tekst staat. Het heeft dan geen antecedent.
Voorbeeld:
Onjuist: Alexandra slaat ons altijd om de oren met Bijbelse uitspraken, maar ze heeft hem zelf nooit gelezen.
Juist: Alexandra slaat ons altijd om de oren met Bijbelse uitspraken, maar ze heeft de Bijbel zelf nooit gelezen.
In andere gevallen is er meer dan een antecedent mogelijk: het is dan onduidelijk wat het juiste antecedent is.
Voorbeeld:
Onjuist: De bergbeklimmer zei dat hij met zijn vaste partner en zijn vrouw de Matterhorn wilde bedwingen.
Juist: De bergbeklimmer zei dat hij met zijn vaste partner en de vrouw van de vaste partner de Matterhorn wilde bedwingen.
Incongruentie
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm. Als het tegenovergestelde het geval is, dan heet dat incongruentie.
Incongruentie ontstaat vaak:
- Als het onderwerp meervoudig lijkt, maar enkelvoudig is.
Voorbeeld:
Onjuist: De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Den Haag en Utrecht hebben een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken.
Juist: De jeugd … heeft een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken. - Als persoonsvorm en het onderwerp ver uit elkaar staan
Voorbeeld:
Onjuist: Eneco verwacht dat het gebruik van gas, water en elektriciteit de komende jaren bij de meeste huishoudens alleen maar verder zullen toenemen.
Juist: Gebruik / Zal - - Als een meewerkend voorwerp ten onrechte voor het onderwerp wordt aangezien.
Voorbeeld:
Onjuist: Mensen die belangstelling hebben voor de functie (meew.vw) worden verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur (ow).
Juist: Mensen die belangstelling hebben voor de functie (meew. vw) wordt verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur (ow).
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden