Nederlands Formuleren
Adeline Visser V5A
Paragraaf 1 De standaardfoutenlijst
Dubbelop
-
- Onjuiste herhaling: Vast voorzetsel ten onrechte 2 keer gebruikt
- Tautologie: Hetzelfde wordt 2 keer gezegd met synoniemen
- Pleonasme: Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt door een ander woord uitgedrukt. Meestal van een andere woordgroep
- Contaminatie: Als twee woorden/ uitdrukkingen ten onrechte verward worden vermengd
- Dubbele ontkenning: Werkwoord met ontkennende karakter ten onrechte een tweede keer ontkend
Fouten met verwijswoorden
2.1 Onjuist verwijswoord
2.2 Onduidelijk verwijzen: Een verwijswoord verwijst naar een antecedent die niet in de tekst staat of naar twee of meer antecedenten waarbij het onduidelijk is naar welke.
Incongruentie
Als er bij een enkelvoudig onderwerp een meervoudig persoonsvorm staat of andersom is er sprake van foute incongruentie
Dat/als-constructie
Als je een bijzin van voorwaarde midden in een zin plaats, ontstaat er een dat/als constructie. Als-zin moet je achteraan de zin plaatsen
Foutieve samentrekking
Mag alleen weglaten als er aan drie voorwaarde worden voldaan:
- Betekenissen van de woorden zijn hetzelfde
- De vorm (ev, mv) is hetzelfde
- De grammaticale functie is hetzelfde
Foutieve beknopte bijzin
Fouten met voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en met te + infinitief
Verbeteren door een gewone bijzin te maken met een pv en een ow of door het ow van de hoofdzin ook dat van de beknopte bijzin te maken.
Zinnen onjuist begrenzen
7.1 Losstaand zinsgedeelte: bijzin mag niet losstaan van hoofdzin
7.2 ‘Zinnen aan elkaar plakken’: als je tussen 2 hoofdzinnen geen verbindingswoord gebruikt moeten ze door een punt gescheiden worden.
Onjuiste inversie
Soms wordt er in het tweede deel van zinnen ten onrechte inversie toegepast
Verbeteren door inversie ongedaan te maken of een passend zinsdeel toevoegen voor inversie
Geen symmetrie
In een opsomming moet beide delen van de opsomming met dezelfde orde geschreven worden.
Paragraaf 3 Het gebruik van uitdrukkingen
- Uitdrukkingen met twee synoniemen (tautologie)
- Uitdrukkingen met een tegenstelling (antithese)
- Uitdrukkingen met alliteratie (beginrijm)
- Uitdrukkingen met eindrijm
Paragraaf 5 Het gebruik van stijlfiguren
- Om je ‘lichter’ uit te drukken dan je bedoelt
Eufemisme: Vermijd termen die te ‘hard’ klinken. Bang om te ‘grof’ overkomen
Understatement: Verschil eufemisme: niet bedoeld om te voorkomen om grof over te komen. Soms zit er (zelf)spot in
Litotes: Beweer iets door tegendeel te ontkennen. Denkt gauw dat je aan de ‘grootheid’ van de zaak afbreuk doet
Ironie: Milde vorm van spot. Niet kwetsend. Vaak tegenoverstelde bedoelt.
- Om je ‘zwaarder uit te drukken dan je bedoelt
Hyperbool: een overdrijving
- Om extra nadruk te geven
Prolepsis: Nadruk van de zin vooropzet
Anticipatie: Zaak eerst met verwijswoorden aanduidt voor het te benoemen
Repetitio: Herhaalt een woord om aandacht op te vestigen
Tautologie: Herhaalt een woord met synoniemen
Pleonasme: Een eigenschap al in een woord extra benadrukt
Enumeratie: Lange opsomming, meestal van meer dan 3 elementen
Opsomming in drieën/ drieslag: Opsomming met drie elementen
Climax: Opsomming met elementen die van sterkte toenemen
Omgekeerde climax: Opsomming met elementen die van sterkte afnemen
Antithese: Een tegenstelling. Vergelijkt 2 dingen met tegengestelde eigenschappen
Chiasme: Een kruisstelling. Herhaal je op een speciale manier een begrip
- Om de lezer aan het denken te zetten
Paradox: Een schijnbare tegenstelling. Klinkt eerst vreemd maar als je erover nadenkt zie je de waarheid ervan in
Oxymoron: Speciaal geval van een paradox met 2 tegengestelde begrippen gecombineerd. Door de vreemde combinatie wordt er een verassingseffect gecreëerd
- Om een grappig effect te bereiken
Woordspeling: Een taalgrapje. Tekst lijkt er minder ernstig door. Vaak gebruikt in slogans en titels van teksten
- Om een belezen indruk te maken
Allusie: Verwijzing naar bekende veronderstelde personen, gebeurtenissen, situaties of teksten. Toon je aan dat je wat weet van literatuur, kunst of politiek. Risico, lezer snapt niet waar je naar verwijst.
Bij tijd en wijle Zo nu en dan
Gepokt en gemazeld Zeer ervaren
Have en goed Bezittingen
Met angst en beven Erg bang
Met hangen en wurgen Met zeer veel moeite
Naar eer en geweten Oprecht
Schering en inslag Vaak voorkomend
Van haver tot gort Door en door; geheel en al
Van toeten noch blazen weten Volkomen onkundig zijn; van niets weten
Voor galg en rad Misdadig
Als puntje bij paaltje komt Als het erop aankomt
Dubbel en dwars Ruimschoots; meer dan
In kannen en kruiken In orde; voor elkaar; geheel afgerond
Kind noch kraai Geen enkel familielid
Met man en macht Zo krachtig mogelijk
Op stel en sprong Onmiddellijk
Paal en perk stellen Beteugelen; binnen de grenzen houden
Te kust en te keur Voor het kiezen; zoveel men maar wil
Voor dag en dauw Heel vroeg
Willens en wetens Opzettelijk en bewust
Alles op haren en snaren zetten Alles op alles zetten
De tering naar de nering zetten Uitkomen met het beetje geld dat je hebt
Handel en wandel Alles wat je doet; je hele leven
Met raad en daad bijstaan Iemand helpen met advies en actie
Zich met hand en tand verzetten Zich verzetten met alles wat hij in zich heeft
Slikken of stikken Accepteren of helemaal niets
Steen en been klagen Heel erg klagen
Tegen heug en meug Erg tegen je zin
Van de hand in de tand leven Zo gauw iets verdiend is, het meteen weer uitgeven
Wijd en zijd bekend Overal bekend
De kat de bel aanbinden Een lastige kwestie aankaarten
De kip met de gouden eieren slachten Iets afstoten wat zeer winstgevend is
De kool en de geit sparen oplossingen zoeken die beide partijen geen pijn doen
Geen slapende honden wakker maken Geen aandacht vestigen op iets waarvan men nadeel kan ondervinden
Het paard achter de wagen spannen Een volstrekt verkeerde keus maken
Het paard van Troje binnenhalen Een vijand in huis halen
Het zwarte schaap (van de familie) zijn Niet zo’n nette burger zijn (als zijn broers en zusters)
Man en paard noemen Duidelijk zeggen wat er fout gaat en wie er verantwoordelijk voor zijn
Op alle slakken zout leggen Moeilijk doen over allerlei kleinigheden
Zijn schaapjes op het droge hebben Voor zijn hele leven genoeg geld verdiend hebben
De broekriem aanhalen Het zuiniger aan doen
De handdoek in de ring werpen Het opgeven
De vuile was buiten hangen De interne problemen (van een familie, bedrijf e.d.) aan de buitenwacht mededelen
Het klappen van de zweep kennen Veel ervaring hebben met zeker werk
(Iets) aan de grote klok hangen Iets aan iedereen bekendmaken; iets overal rondbazuinen
(Iets) in de doofpot stoppen Ervoor zorgen dat men niets meer van een discutabele kwestie hoort; iets verzwijgen
Nul op het rekest krijgen Zijn verzoek afgewezen zien worden
Over een kam scheren Gelijk behandelen; geen onderscheid maken
Twee vliegen in één klap slaan Tegelijkertijd twee voordelen behalen
Water bij de wijn doen Zijn eisen verminderen; een beetje toegeven
De vinger aan de pols houden De ontwikkelingen goed in de gaten houden
Een rib uit mijn lijf Een grote uitgave
Een slag om de arm houden Een voorbehouden maken; iets toezeggen onder voorwaarden
Het hoofd in de schoot leggen de moed verliezen; het opgeven
Iemand de hand boven het hoofd houden Iemand beschermen; iemand verdedigen
Iemand het vuur na aan de schenen leggen Het iemand moeilijk maken; iemand scherp ondervragen
Op grote voet leven Met geld smijten
Tegen de borst stuiten Een afkeer van iets hebben; iets volstrekt verkeerd vinden
Van de hand wijzen Verwerpen; afstemmen
Zijn snor drukken Ertussenuit knijpen; zich ergens aan onttrekken
REACTIES
1 seconde geleden