Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Cursus 8: Voorgeschiedenis en middeleeuwen

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2789 woorden
  • 21 juni 2012
  • 158 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
158 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1: Historische context
Orale cultuur: eeuwenoude mondeling overgeleverde verhalen vastleggen op kleitabletten.
Barden: zanger-dichters
Epos: een verhaal over een (mythologische) held.

Ontstaan van het Christendom
In de eerste periode van het romeinse rijk ontstond het Christendom. De Bijbel (van ‘bibla’, grieks voor boeken) werd het heilige boek van de christenen, geschreven in het Hebreeuws, Aramees, of Grieks. De bijbel bestaat uit het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Het Oude testament bevat een aantal verhalen, zoals de schepping van de wereld en de mens, Adam en Eva die uit het paradijs verstoten worden, Noach en de zondvloed en de geschiedenis van het joodse volk dat onder leiding van Mozes uit Egypte wordt bevrij, die later de tien geboden van God ontvangt. Het Nieuwe Testament is tussen 50 na Chr. en 130 na Chr. geschreven. Het bevat de teksten van vier evangelisten: Matteus, Marcus, Lucas en Johannes. Deze gaan over het leven, de leer, de kruisdood en de opstanding van Jezus Christus. Ook de brieven van Paulus en de Openbaring van Johannes over het einde der tijden staat in het Nieuwe Testament.

Standentheorie van Adalbero
Hierbij is de maatschappij verdeeld in drie groepen (naar functie in de maatschappij):

  • Bidden (de geestelijkheid).
  • Strijden (adel en de ridders).
  • Werken (boeren en vissers).

De groep die ontbreekt zijn de burgers in de steden, deze werden rond de tiende eeuw steeds belangrijker.

Geestelijkheid

  • Reguliere geestelijkheid (monniken, nonnen).
  • Seculiere geeestelijkheid (paus, bisschoppen, pastoors).

Adel en de ridders: de kern van een leger werd gevormd door ruiters, uitgerust met zwaard, lans, schild en maliënkolder (ridders).

Tapijt van Bayeux: hierop staan ridders geborduurd afgebeeld.

Feodale maatschappij
Vanaf de 8e tot de 11e eeuw kwam de feodale maatschappij tot ontwikkeling. De kern van de feodaliteit was een dienstrelatie die vrije mannen hadden met hun adelijke heer (leenheer). Als beloning voor de dienst ontvingen de mannen (vazallen of leenmannen) een wapenrusting en inkomtsen van hun leenheer. Deze inkomsten werden verkregen uit een leen (latijn: feodum): vaak een stuk land waarvan men van de opbrengsten kon leven. Dit was in economisch opzicht een agrarische maatschappij. Men was afhankelijk van de opbrengsten van landbouw en veeteelt. De relatie tussen leenheer en vazal werd gekenmerkt door wederzijdse trouw en bescherming. De vazal moest zijn leenheer met raad en daad (bv krijgsdienst) bijstaan.

Hertogen en graven probeerde hun gezag te handhaven door kastelen en ridders te paard (vaak zonen van adelijke families). De ridders vormden een groep: de ridderschap, met eigen ridderlijk gedrag: moed, trouw, morele zuiverheid, diensbaarheid en kameraadschap. (bij hoofse ridders). Ridders en feodalitiet horen bij elkaar: de zonen van de vazallen werden door de leenheer in huis genomen en werden een ridderopleiding gegeven. Ook kregen ze wapenrusting vande leenheer. Ze waren de leenheer verplicht tot dienst. Later konden ze hun vader opvolgen als vazal op het leengoed. De feodale adel en ridders leefden volgens de opvattingen van een eercultuur: hierbinnen ligt de norm voor het individuele gedrag in het aanzien of de waardering dat men van anderen ontvangt. (eer drukte aanzien en waardering uit door de groep van adel en ridders waartoe men behoorde). Gedrag dat hoorde bij een hoge sociale status leverde eer op.

Hofdag: de dag waarop een vorst zijn heren bijeen heeft om recht te spreken en belangrijke zaken af te handelen.

Vanaf de 10e eeuw komt de verstelijking op gang in West-Europa. Dit werd gestuimuleerd door ideale ligging voor intensief handelsverkeer. De econimische basis van de stad waren handel en productie van goederen. Kenmerkend voor de stad was het belang dat de stedelingen hechtten aan eigen niet-feodale recht. Er onstond een burgerlijke mentaliteit. Voor de 12e eeuw schreven alleen monniken en ridders, maar daarna begonnen ook andere mensen te schrijven (vorsten van een stad).

Drie literaire milieus

  • De wereldlijke, adelijke hoven
  • Een wereldlijk publiek in de steden
  • Een geestelijk milieu van kloosterlingen, bisschoppelijke hoven en religieuze groepen.

Totdat de boekdrukkunst werd uitgevonden werden boeken met de hand geschreven. Dit deden kopiisten. Handgeschreven boeken noem je manuscripten. Door de boekdrukkunst konden boeken goedkoper en sneller geproducteerd worden, en ook in grotere oplagen. De verspreiding van verhalen, kon zo sneller verlopen.

Hoofdstuk 2: Culturele context
De wereldlijke kennis betrof de artes liberalis: de zeven vrije kunsten. Het ging om de studie van grammatica, retorica en dialectiek (het trivium) en wiskunde, muziek, geometrie en astronomie (het quadrivium).

Het neoplatonisme speelde een belangrijke rol in de middeleeuwse opvatting over kunst. In deze opvatting stond symobiek centraal: concrete zichtbare dingen verwezen naar een diepe hogere werkelijkheid. Alledaagse dingen konden symbool zijn voor iets anders. Andere kenmerken van middeleeuwse kunst: het werken in opdracht, de artisdtieke traditie, en de belerende functie.

Middellandse beeldhouwers, schildedrs en bouwmeesters waren afhankelijk van opdrachten die een mecenas (een opdrachtgever als een adelijke heer, een groep rijke stedelingen of een abt van een klooster) verstrekte. In deze opdracht stonden vaak nauwkeurig beschreven eisen. Middeleeuwse kunstenaars wilde niet orgineel zijn, ze werkte in een artistieke traditie. Het zijn kunstwerken als variatie op bekende motieven en thema’s. De functie van middeleeuwse kunst was het beleren van het pubiek; gelovige die niet geletterd waren een beeld laten zien van belangrijke gebeurtenissen. Jheronimus Bosch was een moralist. Zijn werk spoorde aan de goede, smalle weg te volgen. Kunst in de middeleeuwen was belerend, moralistisch en didactisch.

Muziek
Er waren een aantal liederen die nu iedere dienst werden gezongen, en sommige alleen in bepaalde periode. Deze eenstemmige geestelijke muziek wordt gregoriaans genoemd en was bedoeld om de gelovigen in een gewijde en vrome stemming te brengen. Troubadours, trouvères, en Minnesänger zijn muzikanten die muziek schrijven liefdesliederen en zetten deze op muziek. Dit word meestal door iemand anders uitgevoerd.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Hoofsheid (courtoise)
'Hoofs' is afgeleid van het woord 'hof': de kastelen waar vorsten en de leiders van de ridderschap, hof hielden. Hoofsheid duid gedragsregels aan die bedoeld zijn om onderlinge spanningen te voorkomen. De mensen op het hof (jongen mannen, ridders (in opleiding), strijders getraind om te vechten) werden geleerd om beschaafd met elkaar om te gaan. Daarbij was zelfbeheersing heel belangrijk. Hoofse literaire werken werden vooral gebruikt om de hoofse leefwijze te propageren. De hoofse liefde speelde een belangrijke rol: de traditionele rollen werden omgedraaid: de man moest dierbaar zijn aan de aanbeden vrouw. (zwaar maar ook lonend) De man moest beproevingen doorstaan, om een beter mens te worden. De hoofse cultuur (wereldlijke cultuur) was een tegenwicht tegen cultuur van de kerk.

Hoofdstuk 3: Literaire ontwikkelingen
Van veel middeleeuwse teksten kennen we de schrijver niet.
Schrijvers werkte meestal in opdracht. (opdrachtgever: mecenas) de mecenas betaalde alles (materiaal, levensonderhoud). De schrijver kende zijn publiek vaak goed, en kon dus rekening houden met wensen, verwachtingen en literaire voorkeuren en kennis van zijn publiek. De schrijver wil het publiek vermaken, maar wilde het publiek vooral iets leren. Middeleeuwse teksten werden voorgelezen; functioneerde binnen de voorleescultuur. Ook rijmde ze waardoor ze beter onthouden konden worden.

Hendrik van Veldeke (tweede helft 12e eeuw) kwam uit een ridderlijk milieu van lagere adel en moet een gedegen schoolopleiding hebben gehad. Hij beheerste Latijn en Frans. Hij was een clericus, iemand met een kerkelijke opleiding maar niet persé priester. Hij werkte voor adellijke opdrachtgevers (graaf van Loon). Hij schreef zijn Enaesroman voor graaf van Thüringen.

Job van Maerlant (ca. 1230-1268) was waarschijnlijk ook een clericus, die o.a. werkte voor het Hollandse gravenhof. Zijn 'Der naturen bloeme' kan worden beschouwd als de eerste natuurencyclopedie in de volkstaal.

Ridderroman

  • Was eliteliteratuur: literatuur voor de adel, ridderschap en willicht leden van het patriciaat.
  • Publiek: jongeren van het hof, ridders en ridders in opleiding.
  • Soms: ontwikkeling van jeugdige tot volwaardig ridder centraal (van zijn fouten leren en omgangsvormen leren)

Functies:

  • Educatieve functie: je moest er wat uit kunnen leren
  • Ontspanning: verhalen vol spanning en sensatie. Of passages vol humor.

Soorten:

  • Oosterse roman: door de kruistochten was de oosterse cultuur in West-Europa enigszins bekend geworden. Het gaat om een verhaal dat zich in het oosten afspeelt.
  • Voorhoofse kant: karelepiek: middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote of zijn vazallen centraal staan. Het gaat terug op chanson de geste (liederen over heldendaden, en al dan niet verzonnen gebeurtenissen uit 8ste 9de eeuw) uit de Franse literatuur. Chanson de geste werden bewust gecomponeerd en er werd gebruik gemaakt van verhalen uit de orale verteltraditie. Ze werden zingend voorgedragen.

Chanson de geste teruggaand op historische gebeurtenissen

  • Roelandslied, epische concentratie: historische feiten over verschillende personen worden toegedicht aan één beroemd persoon, zoals Karel de Grote.
  • Twee onderwerpen aan aan bod: de strijd tegen de heidenen en de spanningen binnen het feodale systeem door opstandige vazallen. Dit komt door dat in de 12e eeuw, toen de chansons de geste werden geschreven, er veel kruistochten waren en de Franse koning een sterke centralisatiepolitiek had waar vazallen zich tegen verzetten.

Chanson de Roland (in de middeleeuwse tijd als Roelandslied vertaald)
Het beroemdste en oudste chanson de geste (ca. 1100). Het heeft een historische kern. Op 15 augustus 778 werd de achterhoede van het leger van Karel de Grote in de Pyreneeën aangevallen. De achterhoede van Karels leger wordt aangevallen. Deze stond onder leiding van Roland. Door verraad van een vazal werd de achterhoede verslagen door de mohammedanen in Spanje. Als Karel dit hoort krijgt hij hulp van God. Hij laat de zon stil staan, zodat Karel op tijd bij zijn achterhoede kan zijn (was heel groot leger, dus achterhoede was ver weg). Nu kan hij de mohammedanen in Spanje verslaan. De tegenstelling tussen de heidenen en de christenen staat centraal.

Karel ende Elegast
Karel word een dag voor de hofdag geroepen door een engel van God om uit te gaan stelen. Dit doet hij pas als de engel er voor de 3e keer is (heilig getal). Hij komt dat iemand tegen, dit is Elegast, die eigenlijk verbannen was door Karel. Maar eigenlijk had hij niks fout gedaan. Hij vertelt dat aan Karel, maar Elegast weet niet dat hij het aan Karel vertelt. Ze gaan samen stelen bij Eggeric van Eggermonde. Elegast ontdekt een complot tegen Karel. Op de hofdag verslaat Elegast Eggeric in een duel. Karel is gered en Elegast wordt in ere hersteld.

Arthurepiek
Hoofse epiek, de benaming van verhalen over koning arthur en zijn ridders. De eerste Arthurromans werden geschreven door Chrétien de Troyes (1135-1183). Hij bewerkte verhalen uit de orale traditie tot een fictioneel geheel. Zijn Arthurromans hebben niet de vorm van een historisch verslag. Hij presenteerde zijn publiek een verhaal dat speelde op een niet-historisch te bepalen moment van Arthurs regering. Een Arturroman gaat over liefde en ridderschap. De liefde is volgens de hoofse liefde een veredelende kracht voor de ridder. In de romans van Crétien is het hof van Arthur een hoofse modelwereld, dus:

  • Geen feodale conflicten.
  • Ideale hoofse wereld.
  • Doordachte structuur die een diepere betekenis moet duidelijk maken.

Vaste elementen Arthurroman:

  • Verblijfplaats word in het begin genoemd: in ferguut een hofdag
  • De inhoud van het verhaal is een belangrijke periode uit het leven van de hoofdpersoon
  • Precieze aanduidingen van ruimte en tijd ontbreken
  • De verhaalwereld is sprookjesachtig: de ridders gaan op avontuur, ontmoeten draken, reuzen ofdwergen.
  • Een ridder trekt erop uit, hij gaat op queeste: een zoektocht. Een arthurridder begeeft zich op niet –hoofse wereld; wereld vol gevaar en avontuur. Om in die wereld te komen moet hij een grens over.
  • Het verhaal eindigt weer op het hof; queeste is voltooid en er is feest.

Vaste elementen Arthurroman:

  • Verblijfplaats word in het begin genoemd: in ferguut een hofdag
  • De inhoud van het verhaal is een belangrijke periode uit het leven van de hoofdpersoon
  • Precieze aanduidingen van ruimte en tijd ontbreken
  • De verhaalwereld is sprookjesachtig: de ridders gaan op avontuur, ontmoeten draken, reuzen ofdwergen.
  • Een ridder trekt erop uit, hij gaat op queeste: een zoektocht. Een arthurridder begeeft zich op niet –hoofse wereld; wereld vol gevaar en avontuur. Om in die wereld te komen moet hij een grens over.
  • Het verhaal eindigt weer op het hof; queeste is voltooid en er is feest.

Een beroemd handschrift vol verhalen over Arthur en zijn ridders is de Haagse Lancelotcompilatie. Dit is gedeeltelijk bewaard gebleven vertaling van de Franse Lancelot-en-prose.

Liederen
Veel liederen gaan over de hoofse liefde, deze liederen noem je hoofse lyriek:

  • Draait om een minnaar, die een bewonderde, maar onbereikbare geliefde aanbidt en bezingt.
  • De minnaar verwoordt zijn liefde en aanbidding in termen die ontleed zijn aan de feodaliteit.
  • Variaties op bekende onderwerpen (uitdaging om een nieuwe versie te maken).
  • De dichters werkten in dialogen met traditie, de andere liederen.
  • Vaak begint het met een Natureingang: de beschrijving van he onluikende voorjaar met kwetterende vogels, liefde etc wordt beschreven via de natuur.

Dierenverhaal
Willem schreef het meesterwerk: Van den vos Reynaerde. Willem beheerste frans, kende het middeleeuwse recht en was een taalvirtuoos.
In dit dierenverhaal speelde de vos Reinaert de hoofdrol. Koning Nobel (leeuw) houdt hofdag. De dieren dienen klachten in over Reinaert. Ysengrijn de wolf beschuldigt Reinaert ervan zijn vrouw verkracht te hebben. Hij moet naar het hof komen. Bruun de beer en Tybeert de kater slagen er niet in om Reinaert naar het hof te laten komen. Reinaert lokt hun in de val door; honing en muizen. Na de 3e (heilig getal) keer door Grimbeert komt Reinaert naar het hof. Reinaert wordt ter dood veroordeeld, maar verzint een list (een leugenverhaal over een niet bestaande schat) en is vrij. Als het leugenverhaal uit komt zijn Reinaert en zijn vrouw al ver werg.
Van den vos Reynaerde is een afspiegeling van de mensenwereld. De dieren en hun eigenschappen stellen mensen voor. Dieren misbruiken de taal en ze jagen menselijke begeertes na.

Verschil dierenverhaal en andere Arthurromans
In Van den vos Reynaerde moet Nobel de eer nog krijgen, maar deze krijgt hij niet. En in ferguut heeft koning Arthur al zijn eer. De dieren in vdvr laten zich door onhoofs gedrag leiden: individuele belangen en hebzucht, waarbij de zelfbeheersing volledig verdwijnt. Het hoofse levensideaal wordt als uiterlijk schijn ontmaskerd. Van den vos Reynaerde is voor een deel een vertaling van een gedeelte uit de Roman de Renart. Voor een belangrijk deel is het werk eigenvinding van Willem.

In 12e 13e eeuw stond de stedelijke samenleving kritisch tegenvoer de machts- en rechtsuitoefening van de feodale samenleving. Deze werd in vdvr beschreven en gekritiseerd.

Geestelijke letterkunde
Hoofse cultuur (met ridderromans en hoofse lyriek) was wereldlijke cultuur. Geestelijke letterkunde hoofde hier niet bij, dit was kerkelijke cultuur. Het gaat over religieuze zaken, over de kracht van het Christendom. Ze zijn geschreven om op te roepen tot christelijk leven. Er werden exempelen (korten verhaaltjes met religieuze strekking) gebruikt om preken aantrekkelijker te maken. Een belangrijke groep teksten is geschreven ter ere van Maria: de Marialegenden. (bv. Beatrijs). Beatrijs gaat over een non. Ze verlaat met haar geliefde het klooster. Na 7 jaar samen verlaat ze het klooster. Ze wordt dan prostituee, en kan haar twee kinderen in leven houden. Daarna keert ze weer terug en ziet ze dat haar sleutels en kleding nog bij het maria beeld lag waar ze het ook achter had gelaten. Niemand heeft het gemerkt dat Beatrijs weg was. Maria heeft haar taak op miraculeuze wijze op haar genomen.
Er zit veel symboliek in het verhaal. Maria kan een belangrijke rol spelen in een leven van een gelovige  mariaverering

Toneel
Tijdens kerkelijke hooftijden was er geestelijk toneel. Maar er was ook wereldlijk toneel, bijvoorbeeld de vier abele spelen 'Esmoreit', 'Gloriant', 'Lanseloet van Denemerken' en 'Vanden winter ende vanden somer' en een aantal korte kluchten (sotternie genaamt). Deze abele spelen werden door beroepsacteurs opgevoerd. Een paar acteurs konden alle rollen vertolken. 'Esmoreit', 'Gloriant' en 'Lanseloet van Denemerken' hebben hoofse liefde als onderwerp. De adellijke riddercultuur is overgenomen (annexatie) maar is aangepast (adaptatie) aan de stedelijke moraal. Na een abele spel werd een sotternie opgevoerd. Deze worden op komische wijze getoond hoe het niet moet.

Rederijkers
In het begin van de vijftiende eeuw (1415 ong. ) ontstonden er in steden verenigingen waar men literatuur beoefenden. De dichters, rederijkers geheten, waren georganiseerd in rederijkerskamers. (bv De Fonteine uit Gent). De leden hiervan waren afkomstig uit de schrijvende middenstand, mensen die dus veel schreven. Je moest dus beschikking hebben over zekere belezenheid en de taal goed beheersen. Rederijkers besteedden veel zorg en aandacht aan ambachtelijke vaardigheden en technisch vakmanschap. Een geliefde rederijkersdichtvorm was het refrein, een gedicht van minimaal vier strofen, met een vaste slotregel per strofe; de stok. Een rederijkerskamer was goed georganiseerd met voorzitter, penningmeester beschermheer of erevoorzitter en een artistiek leider (factor), die beginnende rederijkers les gaf en belangrijke toneelstukken schreef. Rederijkerskamers organiseerden landjuwelen: toneelwedstrijden of –competities waar meerdere rederijkerskamers uit verschillende steden aandeelnamen.

De duivel wordt vaak afgebeeld als iemand met een lichamelijke handicap: bijvoorbeeld bij Mariken van Nieumeghen. Ze mag niet bij haar tante overnachten en komt Moenen (de duivel) met een oog tegen. Ze moet haar naam maria afzweren, en gaat Emmeken heten (kleine M dus nog steeds Maria). Ze blijft in maria vertrouwen. Mariken komt tot inkeer en de duivel wordt kwaad en laat mariken van heel hoog vallen. De duivel wordt verdreven.

In rederijkerskamers werd gediscussieerd over het nieuwe geloof (de reformatie) en het humanisme. De drukpers maakte een snelle verspreiding van de nieuwe geloofsopvatting en het humanistische gedachtegoed mogelijk. Een andere tijd kondigde zich aan, een tijd met een andere kunstopvatting: de Renaissance.

REACTIES

S.

S.

ej sjors jij bent echt geinig jong

10 jaar geleden

B.

B.

sjors tralala

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.