Voorgeschiedenis: literatuur van Mesopotamië tot Rome
In Mesopotamië werd in 3400 v.Chr. voor het eerst het schrift gebruikt. Daar waren steden ontstaan. Het centrum van zo’n stad was een tempel. Bij de tempel hoorde veel landbouwgrond en veeteelt. Voor deze tempeleconomie was administratie nodig en daardoor ontstond het spijkerschrift.
De mondeling overgeleverde verhalen (orale cultuur) werd vast gelegd op kleitabletten.
Epos: verhaal over een mythologische held
Griekenland kwam na Mesopotamië tot bloei. Filosofie (sterven naar inzicht) wordt bevrijdt uit de mythologie (oude verhalen over goden en helden)
In de 8ste eeuw v.Chr. ontstond de in Griekenland de polis (stadstaat)
In Athene, de belangrijkste Griekse stadstaat, bloeide van de 5de eeuw v.Chr. de tragedie op. Tragedie had een vaste opbouw:
- Expositio: beschrijving van wat er al gebeurd is
- Hoofdpersoon raakt verwikkelt in de intrige à spanning wordt opgevoerd
- Crisis en beslissende wending (peripeteia)
- Verzoening of ondergang (catastrofe) van de hoofdpersoon
Doel Griekse tragedie was de uitwerking op het publiek (katharsis)
Het Romeinse rijk nam in de 6de eeuw v. Chr. de machtige positie van Griekenland over. Het Romeinse Keizerrijk begon bij Augustus.
Augustus bracht orde en zorgde dat alle Romeinen zijn positie aanvaarde. Hij gebruikte kunst en literatuur als propagandamiddel.
Tijdens het Romeinse Keizerrijk ontstond het christendom. De Bijbel werd het heilige boek van de christenen. De Bijbel bestaat uit het Oude en het Nieuwe Testament.
In het Oude Testament staan (mythologische) verhalen, leefregels en teksten als Psalmen en Hooglied.
In het Nieuwe Testament staan de teksten van 4 evangelisten: Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes, brieven van Paulus en de Openbaring van Johannes.
1.1 Val West-Romeinse Rijk
Van 400-650 is er een overgang van de Romeinse oudheid naar de Middeleeuwen. Germaanse stammen vallen het West-Romeinse Rijk binnen en vormen zelfstandige koninkrijkjes. Latijn was niet meer de spreektaal, maar wel de taal van de kerk en geleerden.
De macht van de christelijke kerk breidt zijn macht en invloed steeds meer oud door kerstening.
In de Middeleeuwen was er 1 erkende christelijke kerk: de rooms-katholieke kerk
Karel de Grote werd in 800 tot keizer gekroond. Hij verenigde een groot deel van West-Europa, maar dat viel weer uit elkaar na zijn dood in 814.
632: Mohammed werd in Mekka geboren en werd de verkondiger van de Islam. West-Europa reageerde hierop met kruistochten (1096-1291)
1.2 Lage Landen
De Nederlanden/de Lage Landen (nu Nederland en België) bestonden uit een aantal gewesten: Vlaanderen, Brabant, Holland en Gelre
In elk gewest werd een eigen variant van het Middelnederlands gesproken
Holland werd bestuurt door een graaf. De graven bereidde hun macht uit door sommige nederzettingen stadsrechten te geven.
In het oosten van Nederland werden Zutphen, Deventer en Kampen steeds belangrijkere handelscentra en ze sloten zich in de 14e eeuw aan bij de Hanze (samenwerkingsverband van kooplieden in steden)
1.3 Standentheorie
Adalbero (bisschop) beschreef een maatschappij verdeeld in 3 groepen: geestelijken, adel en ridders en boeren en vissers.
In de standentheorie ontbrak een groep die vanaf de 10e eeuw belangrijker werd: de burgerij in de steden.
1.4 Geestelijkheid
De geestelijkheid was verdeeld in 2 groepen:
- Reguliere geestelijkheid = monniken/nonnen
Leefden in kloosters, volgens regels van de kloosterorde
- Seculiere geestelijkheid = paus/bisschoppen/pastoors
De wereldlijke geestelijkheid, verrichtte zielzorg voor gelovigen
1.5 Adel en ridders
De kern van het leger waren ruiters met zwaard, lans, schild en maliënkolder. Ze werden ridders genoemd.
Van de 8ste tot de 11de eeuw kam de feodale maatschappij in ontwikkeling
De kern van feodaliteit was een dienstrelatie die vrije mannen hadden met hun adellijke heer.
Feodum: leen
De feodale maatschappij was een agrarische maatschappij (men was afhankelijk van landbouw en veeteelt)
In de 11e/12e eeuw hadden hertogen of graven 2 manieren om hun gezag te handhaven: kastelen en ridders
Ridders vormde een groep: de ridderschap
Een leenheer was verplicht om de zoon van een vazal een ridderopleiding te geven
De feodale adel en ridders leefden volgens de eercultuur
Eer drukte in de Middeleeuwen aanzien en waardering uit door de groep van adel en ridders waar men toe behoorde.
Hofdag: dag waarop een vorst zijn heren bijeen heeft om recht te spreken en belangrijke zaken af te handelen
1.6 Burgerij
Vanaf 10e eeuw komt de verstedelijking op gang
De economische basis van de stad waren handel en productie van goederen
Er ontstond burgerlijke mentaliteit, die afweek van de ridderlijke mentaliteit (moed, trouw, morele zuiverheid, dienstbaarheid en kameraadschap)
Burgerlijke mentaliteit: vlijt, leergierigheid, redelijkheid, individualiteit, slimheid, nuttigheid en spaarzaamheid
1.7 Schrijfcultuur
In de 12e eeuw werd er voornamelijk door monniken in kloosters geschreven -à veranderde door verstedelijking
Voor bestuur en administratie waren vorsten & steden aangewezen op de schrijfcultuur
Totdat de boekdrukkunst werd uitgevonden in de 15e eeuw, werd alles met de hand op perkament geschreven. Dat deden Kopiisten. Handgeschreven boeken noemen we manuscripten
2.1 Theologie en kennis
Theologie en geloof werden door kerkelijke geleerden boven kennis en filosofie geplaatst
De filosofie was neoplatonistisch georiënteerd: achter de zintuigelijke waarneembare werkelijkheid lag een diepere, hogere of echtere werkelijkheid
De wereldlijke kennis had artes liberalis, 7 vrije kunsten:
- Grammatica
- Retorica
- Dialect
- Wiskunde
- Muziek
- Geometrie
- Astronomie
2.2 Kunst in de Middeleeuwen
Neoplatonisme was belangrijk in de middeleeuwse opvatting van kunst. Hierin stond symboliek centraal: concrete, zichtbare dingen verwezen naar een diepere, hogere werkelijkheid.
Bij de bouw van de Gotische kathedralen stond de lichtsymboliek centraal, een van de belangrijkste symbolen in de Middeleeuwen.
Ook op Middeleeuwse schilderijen wordt gebruik gemaakt van symboliek.
Middeleeuwse beeldhouwers, schilders en bouwmeesters werkten in opdracht. Ze waren afhankelijk van een mecenas (opdrachtgever, bijv adellijke heer, groep rijke stedelingen of abt van een klooster)
Middeleeuwse kunstenaars wilden niet origineel zijn, maar werkten in artistieke traditie. De functie van Middeleeuwse kunst was het publiek beleren.
Jheronimus Bosh spoorde met zijn kunst aan de goede, smalle weg te volgen. Voor berouwvolle zondaars was er hoop op verlossing. Zijn visie op de functie van kunst is geen uitzondering.
2.3 Muziek
Gregoriaans: eenstemmige, geestelijke muziek. Bedoeld om gelovigen in een gewijde en vrome stemming te brengen.
Wereldlijke muziek: muziek van rondtrekkende zangers en muzikanten.
Troubadours/Trouvères/Minnesänger: adellijke heren die liefdesliederen hebben geschreven en die op muziek hebben gezet.
2.4 Hoofsheid
Aan de hoven in Zuid-Frankrijk ontstond in d 12e eeuw een levensideaal: hoofsheid/courtoise
Zelfbeheersing was de belangrijkste eigenschap aan het hof
Door de hoofse liefde werd het traditionele rollenpatroon omgedraaid: de man moest dienstbaar zijn aan de aanbeden vrouw
Door de thematiek van de hoofse liefde werd de dienstbaarheid benadrukt
De hoofse cultuur was onafhankelijk van de kerkelijke, christelijke cultuur. Ze vormde het tegengewicht tegen de cultuur van de kerk als wereldlijke cultuur
3.1 Schrijver en publiek
Clericus: iemand die een kerkelijke opleiding had, maar niet perse priester
Net als bij kunst, kreeg een schrijver een opdracht van een mecenas.
Een schrijver wilde het publiek vermaken, maar hij wilde ze ook iets leren.
Een middeleeuws verhaal gaat altijd terug op 1 of meerder teksten: bronteksten
In de Middeleeuwen werden teksten voorgedragen, er was een voorleescultuur.
De teksten waren op rijm, omdat ze deels werden voorgelezen en deels uit het hoofd werden voorgedragen.
3.2 Ridderroman
Vanaf de 13e eeuw werden in de Lage Landen ridderromans geschreven. Ridderromans was eliteliteratuur(=literatuur voor de adel, ridderschap en patriciaat)
Het publiek voor ridderromans waren vooral jongeren aan het hof, ridders en ridders in opleiding.
Ridderromans hadden verschillende functies, namelijk een educatieve functie en ontspanning.
Er waren verschillende soorten ridderromans:
- Ridderromans spelend in Troje (ook wel antikiserende romans)
- Oosterse romans
Karelepiek: aanduiding voor middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote of een van zijn vazallen centraal staat. Een Karelepiek gaat terug op het chanson de geste (liederen over heldendaden)
Een aantal chansons de geste gaan terug op historische gebeurtenissen, waarbij epische concentratie een rol speelt. (=historische feiten over verschillende personen die aan 1 persoon worden toegedicht)
Arthurepiek zijn verhalen over koning Arthur en zijn ridders.
Het hof van Arthur is in de Romans van Chrétien de Troyes een hoofse modelwereld waarin geen feodale conflicten zijn.
Chrétien de Troyes schreef de eerste Arthurromans in het Frans. In zijn boeken zit een doordachte structuur die een diepere betekenis duidelijk moeten maken.
De verhaalwereld van een Arthurroman is sprookjesachtig. In een Arthurroman trekt een ridder van Arthur erop uit, hij gaat op queeste (=zoektocht)
3.3Liederen
Veel liederen gaan over de hoofse liefde, deze liederen vormen de hoofse lyriek
Dichters van hoofse liederen werken in dialoog met de traditie, de andere liederen. Veel hoofste liederen beginnen met een Natureingang.
3.4 Dierverhaal
Dierverhaal: verhaal met dieren als personages
In ‘Van de vos Reynaerde’ wordt het hoofse levensideaal uiterlijke schijn ontmaskerd
De stedelijke samenleving stond kritisch tegenover de machts- en rechtsuitoefening van de feodale samenleving.
3.5 Geestelijke letterkunde
Hoofse cultuur was een wereldlijke cultuur. De teksten die tot geestelijke letterkunde gerekend worden zijn geen wereldlijke cultuur, maar kerkelijke cultuur.
Geestelijke letterkunde gaat over religieuze zaken en over de kracht van het christendom.
Exempelen: korte verhaaltjes met een religieuze strekking
Marialegenden: teksten geschreven ter ere van Maria
3.6 Toneel
Tijdens de kerkelijke hoogtijdagen was er geestelijk toneel. Er was ook wereldlijk toneel en een aantal korte kluchten (sotternie)
Abele spelen werden door beroepsacteurs opgevoerd
De hoofse liefde als onderwerp is overgenomen van de riddercultuur(annexatie), maar aangepast (adaptatie) aan de stedelijke moraal.
Na een serieus abele spel werd een sotternie opgevoerd. Hierin werd op komische wijze getoond hoe het niet moet.
3.7 Rederijkers
In het begin van de 15e eeuw ontstonden er verenigingen waar men literatuur beoefende. Deze dichters (rederijkers) waren georganiseerd in rederijkerskamers.
Rederijkers konden een belangrijke opiniërende rol spelen in steden tijdens stedelijke activiteiten.
Een rederijkerskamer was goed georganiseerd met een voorzitter, penningmeester, beschermheer of een artistieke leider (factor). Die gaf de beginnende rederijkers les.
Rederijkerskamers organiseerde landjuwelen, toneel wedstrijden of competities
In rederijkerskamers werd gediscussieerd over het nieuwe geloof (reformatie) en het humanisme. Door de drukpers was er een snelle verspreiding van de nieuwe opvattingen over geloof en de humanistische gedachten. Een nieuwe tijd kondigde zich aan: de Renaissance
REACTIES
1 seconde geleden