Cursus 8: Laagland

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1645 woorden
  • 10 februari 2014
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
41 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Voorgeschiedenis: literatuur van Mesopotamië tot Rome

In Mesopotamië werd in 3400  v.Chr. voor het eerst het schrift gebruikt. Daar waren steden ontstaan. Het centrum van zo’n stad was een tempel. Bij de tempel hoorde veel landbouwgrond en veeteelt. Voor deze tempeleconomie was administratie nodig en daardoor ontstond het spijkerschrift.

De mondeling overgeleverde verhalen (orale cultuur) werd vast gelegd op kleitabletten.

Epos: verhaal over een mythologische held

Griekenland kwam na Mesopotamië tot bloei. Filosofie (sterven naar inzicht) wordt bevrijdt uit de mythologie (oude verhalen over goden en helden)

In de 8ste eeuw v.Chr. ontstond de in Griekenland de polis (stadstaat)

In Athene, de belangrijkste Griekse stadstaat, bloeide van de 5de eeuw v.Chr. de tragedie op. Tragedie had een vaste opbouw:

  • Expositio: beschrijving van wat er al gebeurd is
  • Hoofdpersoon raakt verwikkelt in de intrige à spanning wordt opgevoerd
  • Crisis en beslissende wending (peripeteia)
  • Verzoening of ondergang (catastrofe) van de hoofdpersoon

Doel Griekse tragedie was de uitwerking op het publiek (katharsis)

Het Romeinse rijk nam in de 6de eeuw v. Chr. de machtige positie van Griekenland over. Het Romeinse Keizerrijk begon bij Augustus.

Augustus bracht orde en zorgde dat alle Romeinen zijn positie aanvaarde. Hij gebruikte kunst en literatuur als propagandamiddel.

Tijdens het Romeinse Keizerrijk ontstond het christendom. De Bijbel werd het heilige boek van de christenen.  De Bijbel bestaat uit het Oude en het Nieuwe Testament.

In het Oude Testament staan (mythologische) verhalen, leefregels en teksten als Psalmen en Hooglied.

In het Nieuwe Testament staan de teksten van 4 evangelisten: Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes, brieven van Paulus en de Openbaring van Johannes.

1.1 Val West-Romeinse Rijk

Van 400-650 is er een overgang van de Romeinse oudheid naar de Middeleeuwen. Germaanse stammen vallen het West-Romeinse Rijk binnen  en vormen zelfstandige koninkrijkjes. Latijn was niet meer de spreektaal, maar wel de taal van de kerk en geleerden.

De macht van de christelijke kerk breidt zijn macht en invloed steeds meer oud door kerstening.

In de Middeleeuwen was er 1 erkende christelijke kerk: de rooms-katholieke kerk

Karel de Grote werd in 800 tot keizer gekroond. Hij verenigde een groot deel van West-Europa, maar dat viel weer uit elkaar na zijn dood in 814.

632: Mohammed werd in Mekka geboren en werd de verkondiger van de Islam. West-Europa reageerde hierop met kruistochten (1096-1291)

1.2 Lage Landen

De Nederlanden/de Lage Landen (nu Nederland en België) bestonden uit een aantal gewesten: Vlaanderen, Brabant, Holland en Gelre

In elk gewest werd een eigen variant van het Middelnederlands gesproken

Holland werd bestuurt door een graaf. De graven bereidde hun macht uit door sommige nederzettingen stadsrechten te geven.

In het oosten van Nederland werden Zutphen, Deventer en Kampen steeds belangrijkere handelscentra en ze sloten zich in de 14e eeuw aan bij de Hanze (samenwerkingsverband van kooplieden in steden)

1.3 Standentheorie

Adalbero (bisschop) beschreef een maatschappij verdeeld in 3 groepen: geestelijken, adel en ridders en boeren en vissers.

In de standentheorie ontbrak een groep die vanaf de 10e eeuw belangrijker werd: de burgerij in de steden.

1.4 Geestelijkheid

De geestelijkheid was verdeeld in 2 groepen:

  • Reguliere geestelijkheid = monniken/nonnen

Leefden in kloosters, volgens regels van de kloosterorde

  • Seculiere geestelijkheid = paus/bisschoppen/pastoors

De wereldlijke geestelijkheid, verrichtte zielzorg voor gelovigen

1.5 Adel en ridders

De kern van het leger waren ruiters met zwaard, lans, schild en maliënkolder. Ze werden ridders genoemd.

Van de 8ste tot de 11de eeuw kam de feodale maatschappij in ontwikkeling

De kern van feodaliteit was een dienstrelatie die vrije mannen hadden met hun adellijke heer.

Feodum: leen

De feodale maatschappij was een agrarische maatschappij (men was afhankelijk van landbouw en veeteelt)

In de 11e/12e eeuw hadden hertogen of graven 2 manieren om hun gezag te handhaven: kastelen en ridders

Ridders vormde een groep: de ridderschap

Een leenheer was verplicht om de zoon van een vazal een ridderopleiding te geven

De feodale adel en ridders leefden volgens de eercultuur

Eer drukte in de Middeleeuwen aanzien en waardering uit door de groep van adel en ridders waar men toe behoorde.

Hofdag: dag waarop een vorst zijn heren bijeen heeft om recht te spreken en belangrijke zaken af te handelen

1.6 Burgerij

Vanaf 10e eeuw komt de verstedelijking op gang

De economische basis van de stad waren handel en productie van goederen

Er ontstond burgerlijke mentaliteit, die afweek van de ridderlijke mentaliteit (moed, trouw, morele zuiverheid, dienstbaarheid en kameraadschap)

Burgerlijke mentaliteit: vlijt, leergierigheid, redelijkheid, individualiteit, slimheid, nuttigheid en spaarzaamheid

1.7 Schrijfcultuur

In de 12e eeuw werd er voornamelijk door monniken in kloosters geschreven -à veranderde door verstedelijking

Voor bestuur en administratie waren vorsten & steden aangewezen op de schrijfcultuur

Totdat de boekdrukkunst werd uitgevonden in de 15e  eeuw, werd alles met de hand op perkament geschreven. Dat deden Kopiisten. Handgeschreven boeken noemen we manuscripten

2.1 Theologie en kennis

Theologie en geloof werden door kerkelijke geleerden boven kennis en filosofie geplaatst

De filosofie was neoplatonistisch georiënteerd: achter de zintuigelijke waarneembare werkelijkheid  lag een diepere, hogere of echtere werkelijkheid

De wereldlijke kennis had artes liberalis, 7 vrije kunsten:

  • Grammatica
  • Retorica
  • Dialect
  • Wiskunde
  • Muziek
  • Geometrie
  • Astronomie

2.2 Kunst in de Middeleeuwen

Neoplatonisme was belangrijk in de middeleeuwse opvatting van kunst. Hierin stond symboliek centraal: concrete, zichtbare dingen verwezen naar een diepere, hogere werkelijkheid.

Bij de bouw van de Gotische kathedralen stond de lichtsymboliek centraal, een van de belangrijkste symbolen in de Middeleeuwen.

Ook op Middeleeuwse schilderijen wordt gebruik gemaakt van symboliek.

Middeleeuwse beeldhouwers, schilders en bouwmeesters werkten in opdracht. Ze waren afhankelijk van een mecenas (opdrachtgever, bijv adellijke heer, groep rijke stedelingen of abt van een klooster)

Middeleeuwse kunstenaars wilden niet origineel zijn, maar werkten  in artistieke traditie. De functie van Middeleeuwse kunst was het publiek beleren.

Jheronimus Bosh spoorde met zijn kunst aan de goede, smalle weg te volgen. Voor berouwvolle zondaars was er hoop op verlossing. Zijn visie op de functie van kunst is geen uitzondering.

2.3 Muziek

Gregoriaans: eenstemmige, geestelijke muziek. Bedoeld om gelovigen in een gewijde en vrome stemming te brengen.

Wereldlijke muziek: muziek van rondtrekkende zangers en muzikanten.

Troubadours/Trouvères/Minnesänger: adellijke heren die liefdesliederen hebben geschreven en die op muziek hebben gezet.

2.4 Hoofsheid

Aan de hoven in Zuid-Frankrijk ontstond in d 12e eeuw een levensideaal: hoofsheid/courtoise

Zelfbeheersing was de belangrijkste eigenschap aan het hof

Door de hoofse liefde werd het traditionele rollenpatroon omgedraaid: de man moest dienstbaar zijn aan de aanbeden vrouw

Door de thematiek van de hoofse liefde werd de dienstbaarheid benadrukt

De hoofse cultuur was onafhankelijk van de kerkelijke, christelijke cultuur. Ze vormde het tegengewicht tegen de cultuur van de kerk als wereldlijke cultuur

3.1 Schrijver en publiek

Clericus: iemand die een kerkelijke opleiding had, maar niet perse priester

Net als bij kunst, kreeg een schrijver een opdracht van een mecenas.

Een schrijver wilde het publiek vermaken, maar hij wilde ze ook iets leren.

Een middeleeuws verhaal gaat altijd terug op 1 of meerder teksten: bronteksten

In de Middeleeuwen werden teksten voorgedragen, er was een voorleescultuur.

De teksten waren op rijm, omdat ze deels werden voorgelezen en deels uit het hoofd werden voorgedragen.

3.2 Ridderroman

Vanaf de 13e  eeuw werden in de Lage Landen ridderromans geschreven. Ridderromans was eliteliteratuur(=literatuur voor de adel, ridderschap en patriciaat)

Het publiek voor ridderromans waren vooral jongeren aan het hof, ridders en ridders in opleiding.

Ridderromans hadden verschillende functies, namelijk een educatieve functie en ontspanning.

Er waren verschillende soorten ridderromans:

  • Ridderromans spelend in Troje (ook wel antikiserende romans)
  • Oosterse romans

Karelepiek: aanduiding voor middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote of een van zijn vazallen centraal staat. Een Karelepiek gaat terug op het chanson de geste (liederen over heldendaden)

Een aantal chansons de geste gaan terug op historische gebeurtenissen, waarbij epische concentratie een rol speelt. (=historische feiten over verschillende personen die aan 1 persoon worden toegedicht)

Arthurepiek zijn verhalen over koning Arthur en zijn ridders.

Het hof van Arthur is in de Romans van Chrétien de Troyes een hoofse modelwereld waarin geen feodale conflicten zijn.

Chrétien de Troyes schreef de eerste Arthurromans in het Frans. In zijn boeken zit een doordachte structuur die een diepere betekenis duidelijk moeten maken.

De verhaalwereld van een Arthurroman is sprookjesachtig. In een Arthurroman trekt een ridder van Arthur erop uit, hij gaat op queeste (=zoektocht)

3.3Liederen

Veel liederen gaan over de hoofse liefde, deze liederen vormen de hoofse lyriek

Dichters van hoofse liederen werken in dialoog met de traditie, de andere liederen. Veel hoofste liederen beginnen met een Natureingang.

3.4 Dierverhaal

Dierverhaal: verhaal met dieren als personages

In ‘Van de vos Reynaerde’ wordt het hoofse levensideaal uiterlijke schijn ontmaskerd

De stedelijke samenleving stond kritisch tegenover de machts- en rechtsuitoefening van de feodale samenleving.

3.5 Geestelijke letterkunde

Hoofse cultuur was een wereldlijke cultuur. De teksten die tot geestelijke letterkunde gerekend worden zijn geen wereldlijke cultuur, maar kerkelijke cultuur.

Geestelijke letterkunde gaat over religieuze zaken en over de kracht van het christendom.

Exempelen: korte verhaaltjes met een religieuze strekking

Marialegenden: teksten geschreven ter ere van Maria

3.6 Toneel

Tijdens de kerkelijke hoogtijdagen was er geestelijk toneel. Er was ook wereldlijk toneel en een aantal korte kluchten (sotternie)

Abele spelen werden door beroepsacteurs opgevoerd

De hoofse liefde als onderwerp is overgenomen van de riddercultuur(annexatie), maar aangepast (adaptatie) aan de stedelijke moraal.

Na een serieus abele spel werd een sotternie opgevoerd. Hierin werd op komische wijze getoond hoe het niet moet.

3.7 Rederijkers

In het begin van de 15e eeuw ontstonden er verenigingen waar men literatuur beoefende. Deze dichters (rederijkers) waren georganiseerd in rederijkerskamers.

Rederijkers konden een belangrijke opiniërende rol spelen in steden tijdens stedelijke activiteiten.

Een rederijkerskamer was goed georganiseerd met een voorzitter, penningmeester, beschermheer of een artistieke leider (factor). Die gaf de beginnende rederijkers les.

Rederijkerskamers organiseerde landjuwelen, toneel wedstrijden of competities

In rederijkerskamers werd gediscussieerd over het nieuwe geloof (reformatie) en het humanisme. Door de drukpers was er een snelle verspreiding van de nieuwe opvattingen over geloof en de humanistische gedachten. Een nieuwe tijd kondigde zich aan: de Renaissance

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.