Er zijn 13 soorten stijlfouten
Dubbelop:
- Onjuiste herhaling
- Tautologie
- Pleonasme
- Contaminatie
- Dubbele ontkenning
Fouten met verwijswoorden:
- Onjuist verwijswoord
- Onduidelijk verwijzen
- Incongruentie
- Dat/als constructie
- Foutieve samentrekking
- Foutieve beknopte bijzin
Zinnen onjuist begrenzen:
- Losstaand zinsgedeelte
- Zinnen aan elkaar plakken
Dubbel op fouten
1. Onjuiste herhaling = een vast voorzetsel wordt ten onrechte twee keer gebruikt
Je klasgenoten gaan zich aan die rotopmerkingen van jou steeds meer aan ergeren
2.Tautologie = Hetzelfde wordt gezegd met twee verschillende woorden die hetzelfde betekenen.
Hoewel we de catalogus reeds weken van tevoren al in huis hadden, (…)
3. Pleonasme = Een deel van de betekenis van het woord wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt.
Als je daar wilt eten moet je wel van tevoren een tafel reserveren.
4. Contaminatie = Twee woorden of uitdrukkingen worden ten onrechte verward.
Uitprinten – uitdraaien of printen, nachecken – nakijken of checken, zich irriteren aan – zich ergeren aan of irriteren.
5. Dubbele ontkenning = In zinnen waar werkwoorden in staan die als eigenschap hebben dat ze al ontkennend zijn wordt ten onrechte nog een ontkenning toegevoegd.
De regering raadt ons af het land Japan voorlopig niet te bezoeken
Fouten met verwijswoorden
6. Onjuist verwijswoord = Om te bepalen welk verwijswoord je moet gebruiken zoek je eerst het woord op waar het naar verwijst. Daarna kies je of het mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Onzijdige woorden zijn het-woorden
Het-woorden: namen van landen, steden en clubs, verkleinwoorden
Vrouwelijke woorden: woorden met het vrouwelijke geslacht erin en woorden op de uitgangen: -heid, -nis, -ing, -st, -schap, -te, -de, -ie, -ij, -iek, -theek, -teit, -uur
Die of dat? Deze of dit?
De-woorden: die en deze
Het-woorden: dat en dit
Hen of hun?
Hen: als het het lijdend voorwerp is, als het na een voorzetsel staat
Hun: als het het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat.
Dat of wat?
Dat: als je verwijst naar een het-woord
Wat: als je verwijst naar:
- een overtreffende trap(beste, mooiste, grootste)
- Onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige)
- Een hele zin
Wie of waar...?
Wie: Bij personen gebruik je voorzetsel +wie
Waar: Bij dingen gebruik je waar + voorzetsel
7. Onduidelijk verwijzen = als een verwijswoord terugwijst naar iets wat helemaal niet in de tekst staat. Kan zijn als er geen antecedent is, of juist meerdere.
Alexandra slaat ons altijd om de oren met Bijbelse uitspraken, maar ze heeft hem zelf nog nooit gelezen. Het moet zijn: ze heeft de Bijbel nog nooit gelezen
De docenten hebben de leerlingen medegedeeld dat ze morgen vrij zijn vanwege een voorlichtingsdag. Het moet zijn: of alle leren morgen vrij zijn of alle scholieren morgen vrij zijn
8. Incongruentie = Als bij een enkelvoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm staat of andersom. Er zijn 4 vormen
- Meervoudig onderwerp wordt voor enkelvoudig aangezien.
De media schrijft bijzonder negatief → De media schrijven
Drugs veroorzaakt veel overlast → Drugs veroorzaken
- Enkelvoudig onderwerp wordt aangezien voor meervoudig
Zowel Karin als Elona kwamen te laat → Zowel Karin als Elona kwam te laat
De Nederlandse jeugd hebben steeds vaker schulden → De Nederlandse jeugd heeft
- In het onderwerp wordt een enkelvoudige kern gevolgd door een meervoudige bijvoeglijke bepaling
Meer dan de helft van de Nederlandse vrouwen hebben → Meer dan de helft van de Nederlandse vrouwen heeft
- Een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden