Correct Formuleren

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2255 woorden
  • 26 november 2016
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
5 keer beoordeeld

H1 Correct Formuleren
Par 1 Dubbelop
Onjuiste herhaling
Als een voorzetsel twee keer wordt gebruikt, is dit een onjuiste herhaling. Onjuist:
Je klas genoten gaan zich aan die rotopmerkingen van jou steeds meer aan ergeren. Juist:
Je klas genoten gaan zich aan die rotopmerkingen van jou steeds meer ergeren. Tautologie
 wanneer hetzelfdetwee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort. (synoniemen) Onjuist: Juist
Pleonasme

 een deel van de betekenis van een woordgroep nog eens door een ander woord uitgedrukt. Een gedeelte van het woord betreft een eigenschap. Bijvoorbeeld ronde cirkel, witte sneeuw, groene gras etc. Contaminatie
Als  twee woorden of uitdrukkingen slecht worden vermengd. Onjuist: Juist
Dubbele ontkenning
Wanneer er in zinnen twee keer ontkennende woorden wordt gebruikt. Twee keer nee zeggen. Onjuist: Juist   Par 2 Fouten met verwijswoorden
2.1 Onjuist verwijswoord
Het word of de woordgroep waarnaar een verwijswoorden terugwijst, het antecedent. Om te bepalen welk verwijswoord je moet gebruiken, moet je altijd eerst naar het antecedent zoeken. Antecedent  Persoonlijk voornaamwoord Bezittelijke voornaamwoord Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord
Mannelijk         de-woord Hij, hem  Zijn, z’n Deze, die  Die

Vrouwelijk
de-woord  Zij, ze
 Haar, d’r  Deze, die  Die
Het-woord (onzijdig) Het  Zijn, z’n Dit, dat  Dat
Meervoudige zelfstandige naamwoord  Onderwerp: zij, ze
Lijdendvoorwerp: hen
Na voorzetsel: hen
Meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: hun Hun  Deze, die  Die
Hij, zij(ze) of het; hem of haar; zijn of haar?
Onzijdige woorden: verwijst naar woorden met  het en zijn,  het-woord.
Let op: Namen van landen, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn onzijdig het-woorden. Mannelijke woorden: verwijst naar mannelijke woorden met hij, hem en zijn, de-woorden. Vrouwelijke woorden: verwijst naar vrouwelijke woorden de-woord met zij, ze en haar.
Vrouwelijke woorden eindigen op: -heid, -nis, -schap, de, -te, -ij, -ing, -st, -ie, iek, -theek, -teit, -uur. Die of dat; deze of dit?

De-woorden: die en deze
Het woorden: dat en dit
Hen of hun?
- Gebruik hen wanneer het lijdend voorwerp is.
- Gebruik hen na een voorzetsel.
- Gebruik hun als het meewerkend voorwerp  is en er geen voorzetsel voor staat
- Gebruik hun nooit als onderwerp!
- Verwijs naar een elkelvoudig begrip dat een verzameling personen omvat niet met ze, hen en hun, maar met enkelvoudige verwijswoorden. Lijdend voorwerp: lv: wie/wat + wwg + ow?
Meewerkend voorwerp: aan/voor wie + wwg + ow + (lv)? Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord. Gebruik het verwijswoord wat alleen als je verwijst naar:

- Een overtreffende trap (het beste, het mooiste, het enige)
- Onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets)
- Als het terugslaat op een hele zin. Voorbeelden:
- Het spectaculairste wat ik ooit heb meegemaakt, was een vliegshow van de Engelse Red Arrows.
- Alles wat we van deze zaak weten, hebben we ook al aan de politie verteld.
- De zuidelijke Europese landen hebben hun betalingsbalans niet op orde, wat tot veel ontust leidt op de financiële markt
Let op: soms leidt het gebruik van dat of wat tot betekenisverschil. Wie of waar?
Personen: voorzetsel + wie
Zaken(dingen): waar + voorzetsel   2.2 Onduidelijk verwijzen
Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat helemaal niet in de tekst staat. Het heeft dan geen antecedent. Onjuist:

 Alexandra slaat ons altijd om de oren met bijbelse uitspraken, maar ze heeft hem zelf nooit gelezen.
Juist:
Alexandra slaat ons altijd om de oren met bijbelse uitspraken, maar ze heeft de Bijbel zelg nooit gelezen.   Par 3 Incongruentie
(-) enkelvoud onderwerp – meervoud persoonsvorm
(+) enkelvoud onderwerp – enkelvoud persoonsvorm
(+)meervoud onderwerp – meervoud persoonsworm
4 vormen van incongruentie:
- Een meervoudig onderwerp wordt voor enkelvoudig aangezien
Onjuist:
Drugs veroorzaakt veel overlast in de grensstreek. Juist:
Drugs veroorzaken veel overlast in de grensstreek. - Een enkelvoudig onderwerp wordt voor meervoudig aangezien
Onjuist:
De Nederlandse jeugd hebben steeds vaker schulden bij de bank. Juist:
De Nederlandse jeugd heeft steeds vaker schulden bij de bank. - In het onderwerp wordt een enkelvoudige kern gevolgd door een meervoudige bijvoeglijke nabepaling

Onjuist:
Meer dan de helft (kern) van de Nederlandse vrouwen(bepaling) hebben een deeltijdbaan. Juist:
Meer dan de helft (kern) van de Nederlandse vrouwen(bepaling) heeft een deeltijdbaan. - Een meerwerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien
Onjuist: 
[(mv) Bezoekers van het congres die vragen willen stellen aan de parlementariërs] worden verzocht [(ow)dat van tevoren schriftelijk kenbaar te maken]. Juist: 
[(mv) Aan Bezoekers van het congres die vragen willen stellen aan de parlementariërs] worden verzocht [(ow)dat van tevoren schriftelijk kenbaar te maken].
Par 4 Dat/als-constructie
De dat/als-constructie herken je aan de volgende woordgroepen, ergens in het midden van de zin: (om)dat wanneer, (om)dat indien en soms zodat als/wanneer/indien.
Die als-zin moet je achter in het zin plaatsen.

Soms kun je de dat/als-constructie vermijden door volgens mij te gebruiken in plaats van ik denk, ik geloof of ik vind. Voorbeeld:
Fout: De jongens willen de camping niet reserveren, omdat als het in Frankrijk regent, ze in Spanje gaan kamperen.
Goed: De jongens willen de camping niet reseveren, omdat ze in Spanje willen gaan kamperen, als het in Frankrijk regent.   Par 5 Foutieve samentrekking
Als in een zin bepaalde woorden herhaald worden, mag je die in sommige gevallen een van beide keren weglaten. Dat heet samentrekking. Samentrekking komt voor:
- Bij woorddelen: in voor- en tegenspoed
- Bij woorden: dure(...) en goedkope kleren
- Bij zinsdelen: {Elsie studeert  (wg) in Groningen} en {Mariëtte (...) in Amsterdam.} Als je twee zinnen aan elkaar plakt met en of maar, mag je de delen die hetzelfde zijn in de tweede zin weglaten, maar dat mag alleen als drie voorwaarden is voldaan:
1. De betekenis van de weggelaten woorden is hetelfde
2. De vorm (vb: meervoud of enkelvoud) van de weggelaten woorden is hetzelfde

3. De grammaticale functie (onderwerp, lijdend voorwerp enzovoort) van de weggelaten woorden is hetzelfde
Voorbeeld:
a. Hakim reisde naar Italië.
b. Hakim bezocht Rome en Florence.
c. Hakim reisde naar Italië en (...) bezocht Rome en Florence. In zin a en zin b gaat het om dezelfde Hakim (betekenis), Hakin is beide keren enkelvoud (vorm) en Hakim is beide keren het onderwerp van de zin (functie). Daarom mag je in zin c Hakim in de tweede zin weglaten. Als een van de voorwaarden a, b en c niet voldaan wordt, is de samentrekking fout. Voorbeeld van verschil in betekenis:
Onjuist
a. De jongen smeerde een boterham met pindakaas en (...) (...) hem daarna snel naar buiten. Juist
b. De jongen smeerde een boterham met pindakaas en (...) smeerde hem daarna snel naar buiten. Zin a is ontstaan uit twee enkelvoudige zinnen:
c. De jongen smeerde een boterham met pindakaas.
d. De jongen smeerde hem daarna snel naar buiten. In zin c en d geldt voor De jongen dat betekenis, vorm van functie hetzelfde zijn. De jongen mag je in zin a dus weglaten. Maar smeerde betekent in zin c ‘besmeren’ en in zin d betekent hem smeren ‘ervandoor gaan’. Omdat de betekenis verschilt, mag je smeerde in zin a niet weglaten. Zin b is wel correct.
Voorbeeld van verschil in vorm:

Onjuist
a. Buiten de stad wordt een squashcentrum gebouwd en (...) zeven tennisbanen aangelegd. Juist
b. Buiten de stad wordt een squashcentrum gebouwd en worden zeven tennisbanen aangelegd. Zin a is ontstaat uit twee enkelvoudige zinnen:
c. Buiten de stad wordt een squashcentrum gebouwd
d. Buiten de stad worden zeven tennisbanen aangelegd
In zin c is de persoonvorm wordt enkelvoud en in zin d is de persoonvorm worden meervoud. Daarom mag worden in zin a niet weggelaten worden. Zin b is wel correct.
Voorbeeld van verschil in grammaticale functie:
Onjuist
a. Denise is mijn beste vriendin, maar (...) vertel ik toch niet al mijn geheimen. Juist
b. Denise (ow) is mijn beste vriendin, maar haar/ die (mv) vertel ik toch niet al mijn geheimen. Zin a is ontstaan uit twee enkelvoudige zinnen:

c. Denise (ow) is al jaren mijn beste vriendin
d. Debise (mv) vertel ik toch niet al mijn geheimen
In zin c en zin d heeft Denise dezelfde betekenis en dezelfde vorm (enkelvoud). Maar in zin c is Denise het onderwerp en in zin d is Denise het meewerkend voorwerp. In zin a mag Denise dus niet worden weggelaten. Zin b is wel corect. Tip
Vermijd het gebruik van samentrekkingen als je zinnen aan elkaar plakt met en, of, maar of want. Dat voorkomt fouten. Vaak kun je in het tweede deel van de zin met een persoonlijk of aanwijzend voornaamwoord (zie zin b) naar het begrip uit de eerste zin verwijzen.   Par 6 Foutieve beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm. Een beknopte bijzin is afgeleid van een gewone bijzin. Voorbeeld:
- [ bijzin Omdat hij (ow) vogels wilde (pv) kijken], ging midas (ow) ’s morgens vroeg naar het bos.
- [ beknopte bijzin Om vogels te kijken] ging Midas (ow) ’s morgens vroeg naar het bos. In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en ook geen onderwerp. Je kunt dat onderwerp wel in gedachten invullen. Het ‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijwoordelijke bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, is de zin ongrammaticaal. Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:                                                     Onjuist                                        Juist
1. Met een voltooid deelwoord 1a. [Eindelijk in Bethlehem gearriveerd] bleken alle herbergen (ow) vol e zijn. 1b. [Eindelijk in Bethlehem gearriveerd] constateerden de reizigers (ow) dat alle herbergen vol waren.

2. Met een onvoltooid deelwoord 2a. [Werkend aan de lastige opgaven] ging de saaie wiskundeles (ow) snel voorbij. 2b. [Werkend aan de lastige opgaven] vond Ellen (ow) de saaie wiskundeles snel voorbijgaan.
3. Met te + hele werkwoord 3a. het licht (ow) viel zomaar uit [na met het nieuwe koffiezetapparaat drie kopjes koffie te hebben gezet] 3b. [Na met het nieuwe koffiezetapparaat drie kopjes koffie te hebben gezet] merkte ik (ow) dat het licht zomaar uitviel.
In zin 1a lijkt het of alle herbergen in Bethlehem gearriveerd zijn, in zin 2a of de saaie wiskundeles aan de opgaven werkt en in zin 3a of het licht drie kopjes koffie heeft gezet. Daarom zijn zin 1a, 2a en 3a incorrect.
Je kunt een zin met een onjuiste beknopte bijzin op twee manieren verbeteren.
Voorbeeld:
a. [ beknopte bijzin Staande op de Eiffeltoren] flitsten in het schemerige Parijs de lantarens en de neonreclames (ow) een voor een aan. (onjuist)
Verbetering 1:
Maak van de beknopte bijzin een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp erin.
b. [ bijzin Toen wij (ow) op de Eiffeltoren stonden (pv)], flitsen in het schemerige Parijs de lantarens en de neonreclames een voor een aan. Verbetering 2:

Zorg ervoor dat het onderwerp van de hoofdzin hetzelfde wordt als het ‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin. Je moet dan vaak wel een werkworrd toevoegen.
c. [ beknopte bijzin Staande op de Eiffeltoren] zagen wij (ow) in het schemerige Parijs de lantarens en de neonreclames een voor eeen aanflitsen.   Par 7 Zinnen onjuist begrenzen
Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. In samengestelde zinnen worden de bijzinnen meestal van de hoofdzin gescheiden door een komma.
7.1 Losstaand zinsgedeelte
Een bijzin is een zinsdeel binnen een grote, samengestelde zin. Zo’n bijzin mag dus niet los staan van de zijn waar hij in hoort.
Voorbeeld 1
Fout: Tegenwoordig wordt er geen beroep meer gedaan op de fantasie van het kind. Waardoor het wel illusieloos en depressief moet worden.
Goed: Tegenwoordig wordt er geen beroep meer gedaan op de fantasie van het kind, waardoor het wel illusieloos en depressief moet worden.
 Of
Goed: De groenteboer heeft nog geen zin om met pensioen te gaan. Toch is hij volgens mij al aardig oud is en meer dan genoeg geld heeft verdiend. 7.2 Zinnen aan elkaar plakken
Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar plakken met en, of, want of dus. Als je geen verbindingdwoorden gebruikt, moet je twee hoofdzinnen van elkaar scheiden door een punt te zetten en en de volgende zijn met een hoofdletter te beginnen.

Voorbeeld 1
Fout: Nederlandse studenten kunnen steeds gemakkelijker geld lennen bij DUO enparticuliere banken, daardoor raken ze echter steeds diep in de schulden, dat kan in hun latere leven problemen leiden.
Goed: Nederlandse studenten kunnen steeds gemakkelijker geld lennen bij DUO enparticuliere banken. Daardoor raken ze echter steeds diep in de schulden. Dat kan in hun latere leven problemen leiden.
Of
Goed: Nederlandse studenten kunnen steeds gemakkelijker geld lennen bij DUO enparticuliere banken. Daardoor raken ze echter steeds diep in de schulden, wat  in hun latere leven problemen leiden.  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.