Blok 4 (zonder taalschat)

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1560 woorden
  • 7 april 2016
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

NE SV H4

Over lezen

2.2: Spanning

Door spanning wordt de lezer aangezet om verder te lezen. Er zijn verschillende sturingsmechanismen om voor spanning te zorgen die de lezer beïnvloeden. Ze maken de lezer een actieve lezer waarbij vermoedens en verwachtingen ontstaan. Enkele sturingsmechanismes zijn:

Open plekken: Iets wordt verzwegen voor de lezer.

Vermoedens of verwachtingen over de afloop laten ontstaan door aanwijzingen.

Gevaarlijke omgeving

Gevaarlijke situatie

Uitstellen van een ontknoping, door opeens iets anders te beschrijven (bijv. flashback).

Vertragen: Een spannende gebeurtenis langer laten duren door een uitvoerige beschrijving.

Onverwachte wending, waardoor je vermoedens veranderen.

Informatievoorsprong, zodat je als lezer iets weet wat de personages niet weten.

Maar er is nog meer te zeggen over spanning. Soorten spanning kunnen op verschillende manieren onderscheden worden:

Waar in het boek is de spanning?

  • Globale spanning blijft het hele boek bestaan.
  • lokale spanning is rond een bepaalde situatie in het boek, die verdwijnt weer.

Op welke tijd is de spanning gericht?

  • Bij op het verleden gerichte spanning gaat het om iets wat in het verleden is gebeurt, zoals een moord. Hier gaat vaak het hele boek over.
  • Bij op de toekomst gerichte spanning gaat het over wat er in de toekomst zal gebeuren.

Waardoor is het spannend?

  • Actiespanning ontstaat door de gebeurtenissen in het verhaal, zoals avonturenromans.
  • Psychologische spanning draait vooral om de gedachten en gevoelens van personages.

2.3: Verhaalsoorten

  • Fabel: Kort, eenvoudig verhaal waarin dieren spreken en handelen als mensen. Meestal is er een moraal, en het gaat vaak over een ondeugd als hebberigheid. Het is een genre van alle tijden en culturen.
  • Parabel (gelijkenis): Een kort verhaal met een moraal, waarin mensen de hoofdrol spelen. De lezer moet de overeenkomst met zijn/haar eigen leven ontdekken. De toon is plechtig en het heeft vaak een godsdienstig, politiek of maatschappelijk thema. Ook goed en kwaad komt vaak voor. In de Bijbel staan veel parabels.
  • Allegorie: Verhaal of gedicht dat is gebaseerd op een metafoor die de hele tekst door wordt volgehouden en vaak een wat abstract karakter heeft. Een allegorie heeft vaak de bedoeling de lezer iets te leren. Veel gedichten zijn allegorieën.

2.4: Stijlfiguren

  • Tegenstelling (antithese):Tegengestelde zaken worden naast elkaar gezet (rijk-arm) hoe sterker en aparter de tegenstelling, hoe krachtiger het effect.
  • Overdrijving (hyperbool): Iets wordt overdreven; groter gemaakt dan de werkelijkheid.
  • Retorische vraag: Een vraag waarop het antwoord bekend is.
  • Ellips (weglating): Een of meerdere woorden worden weggelaten, ondanks dat je ze wel zou verwachten. Dit gebeurt veel in spraak- en dichttaal, maar is fout in een zakelijke tekst.

3: Grammatica

3.1: Meervoudig samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen kunnen ook uit meer dan twee bij-/hoofdzinnen bestaan, zolang er minimaal 1 hoofdzin is. Door de persoonsvormen te tellen, kom je erachter hoeveel hoofd-/bijzinnen er zijn.  Daarna kan je de bijzinnen gaan begrenzen en benoemen.

3.2: De (verkeerd aansluitende) beknopte bijzin

Bijzinnen kunnen soms korter geschreven. Dan maak je er een beknopte bijzin van. Hierin staat:

  • Geen onderwerp
  • Geen persoonsvorm
  • Wel een combinatie van te + infinitief of een onvoltooid deelwoord (inf.+ d: slapend, lopend,)

Van een beknopte bijzin kan je simpel weer een gewone bijzin maken, door onderwerp + persoonsvorm weer toe te voegen.

Een verkeerd aansluitende beknopte bijzin is een bijzin die niet bij het onderwerp van de hoofdzin hoort, zoals; Enthousiast zwaaiend reed de auto met het bruidspaar weg.

4: Spelling

Woorden als alle(n), beide(n), enkele(n), dezelfde(n) enkele(n)weinige(n), vele(n)

Bijvoegelijke gebruikt à zonder n                    De meeste leerlingen waren op tijd klaar, enkele niet.

Zelfstandig gebruikt en persoon à met n          De brugklassers zijn allen bevorderd.

Zelfstandig maar geen persoon à geen n           De inktpatronen zijn alle vervangen.

6: Lees vaardig

6.1: Samenvatten

Als je een tekst samenvat, haal je de hoofdzaken eruit en schrijf je daarmee de tekst opnieuw zonder dat de lezer iets belangrijks mist. De bedoeling en de hoofdgedachte moeten duidelijk zijn.

Uit een samenvatting laat je weg: Details, voorbeelden, anekdotes, uitweidingen, herhalingen.

Bij het samenvatten moet je:

  • De inhoud helemaal begrijpen
  • Tekstsoort herkennen
  • Hoofdgedachte en bedoeling vaststellen
  • Opbouw van de tekst doorzien. Hierbij kijk je naar:
    • Inleiding, middenstuk, slot
    • Opbouw middenstuk, deelonderwerpen
    • Verbanden tussen de alinea’s
    • Functies van tekstgedeelten

Soms is het handig om een opbouwschema te maken van de tekst. Wat je je moet afvragen:

  • Wat is het onderwerp + de kernzin per alinea?
  • Zijn er verschillende alinea’s met hetzelfde deelonderwerp?
  • Wat is de functie van elk tekstdeel?

Bij een geleide samenvatting staan in de opdracht aandachtspunten.

Stappenplan bij het schrijven van een samenvatting:

  1. Lees de tekst oriënterend
  2. Noteer onderwerp + hoofdgedachte
  3. Lees grondig; merk kernzinnen en signaalwoorden
  4. Verdeel de tekst in delen
  5. Verdeel middenstuk in deelonderwerpen
  6. Maak een opbouwschema
  7. Schrijf een kladversie
  8. Controleer of alle hoofdzaken, argumenten en verbanden aanwezig zijn.
  9. Controleer of de hoofdgedachte duidelijk is.
  10. Ga na of de gegeven aandachtspunten verwerkt zijn
  11. Schrijf de netversie.

7: Schrijf vaardig

7.1: Afspraken en regels voor schrijven op niveau

Regel 22: Schrijf woorden die samen een zinsdeel vormen, ook bij elkaar op.

Regel 23: Zet een komma áchter de beperkende bijvoeglijke bijzin en zet een komma vóór en áchter de uitbreidende bijvoeglijke bijzin.

Een uitbreidende bijzin geeft extra, soms weglaatbare informatie. Een beperkende bijzin is niet weglaatbaar en geeft nauwkeuriger de betekenis van het kernwoord aan. Hiervoor kan je vaak het woord ‘’alleen’’ neerzetten.

  1. De twee honden die geen halsband om hebben, lopen aan de waterkant.
    1. Alleen de twee honden zonder halsband lopen daar, de rest loopt ergens anders.
  2. De twee honden, die geen halsband om hebben, lopen aan de waterkant.
    1. De twee honden lopen daar, en extra info is dat ze geen halsband om hebben.

7.2: Het schrijven van een klachtenbrief

Een klachtenbrief is een zakelijke brief waarin je klaagt over iets of iemand met als doel het overtuigen dat de klacht terecht is. De brief moet netjes zijn en heeft de vorm van een zakelijke brief.

De opbouw van een klachtenbrief is als volgt: In de inleiding staat de aanleiding van de klacht, in het middenstuk worden de precieze klacht, de oorzaak van de klacht en een oplossing genoemd en het slot rond de brief beleefd af door aan te geven wat er verwacht wordt.

4.8: Spreken, kijken en luisteren

8.1: Luisteraars bij de les houden

Bij een presentatie is het belangrijk dat de luisteraars bij de les blijven. Hier zijn verschillende manieren voor.

  • Regelmatig een samenvatting geven van wat tot dan toe is verteld
  • Verbindingen tussen onderdelen van de presentatie.
  • Een rode draad in het verhaal of betoog waarin je het centrale thema van de presentatie duidelijk maakt. Dat herhaal je dan af en toe in andere woorden.

8.2 Praatprogramma’s

In praatprogramma’s bespreken deskundigen, politici en spraakmakende personen actuele onderwerpen. Vaak gebeurt dat via een interview door een journalist of presentator.

4.9: Over taalgebruik

9.1: Taalfouten – Contaminatie en verhaspelde uitdrukkingen

Soms halen mensen worden die ongeveer hetzelfde betekenen door elkaar (verhaspelen). Dit is contaminatie en kan ook voorkomen bij uitdrukkingen. Degenen die in de opdrachten voorkomen zijn:

Dit is een contaminatie

Want het komt van…

Op de hoogte zijn met

Op de hoogte zijn van en bekend zijn met

Kost duur

Is duur en kost veel

Aan de noodrem trekken

Aan de bel trekken en op de rem trappen

Zoiets dergelijks

Zoiets en iets dergelijks

Wegomleiding

Omleiding en wegomlegging

Stopleggen

Stilleggen en stopzetten

Tegen in willen werpen

Tegen in willen brengen en willen tegenwerpen

Volgens mijn mening

Naar mijn mening en volgens mij

Medestadsgenoten

Stadgenoten en medeburgers

Mistoestanden

Misstanden en wantoestanden

Behoort tot een van de

Is een van de en behoort tot de

Een visje opgooien

Een visje uitwerpen en een balletje opgooien.

Door de ogen kunnen zien.

Een oogje dichtknijpen en iets door de vingers zien.

Met een olifant op een mug.

Met een kanon op een mug schieten en van een mug een olifant maken.

De kurk waar alles om draait.

De kurk waarop alles drijft en daar draait alles om.

In zijn achterhoofd te knopen.

In zijn oren te knopen en iets in zijn achterhoofd houden.

De puntjes achter de i zetten.

De puntjes op de i zeten en ergens een punt achter zetten.

Voor een appel en een peer.

Voor een appel en een ei en appels met peren vergelijken.

Uit het verkeerde bed gestapt.

Met het verkeerde been uit bed gestapt slecht geslapen vanwege een verkeerd bed (= geen spreekwoord.)

Op mijn broekzak.

Op zijn duimpje kennen en als zijn broekzak kennen.

Er zijn drie doden omgekomen.

Er zijn drie doden gevallen en drie mensen omgekomen.

Een heet hangijzer aansnijden

Een onderwerp aansnijden wordt figuurlijk gebruikt maar is door deze combinatie letterlijk geworden.

9.3: Nederlands in het verleden.

Het Nederlands heeft een lang verleden. Oudnederlands bestond voor 1150. Hiervan is heel weinig bewaard gebleven, in tegenstelling tot het Middelnederlands, de taal  van 1150 tot 1500. De spelling hiervan was fonetisch, wat betekent dat alles geschreven werd zoals het klonk. In deze periode was er nog niet één Nederlands, maar waren er verschillende dialecten. De sprekers van die dialecten konden elkaar waarschijnlijk min of meer verstaan. Vanaf de 16e eeuw kwam er geleidelijk een eenheidstaal. Dit werd bevorderd door het eerste Nederlandse grammaticaboek in 1584.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.