Hoofdstuk 1
Publiekgerichtheid
Je kunt de volgende soorten publiek onderscheiden:
- een persoon a) een persoon die je kent
- b) een persoon die je niet kent
- Een groep a) zonder bepaalde kenmerken kent ( een algemene groep, bijvoorbeeld de
- lezers van een krant)
- b) met bepaalde kenmerken ( die tot een specifieke groep behoren,
- bijvoorbeeld muntverzamelaars, muziekliefhebbers)
Leesstrategieën
Er zijn vijf leesstrategieën die elk hun eigen doel hebben.
Zoekend lezen Doel Waar let je op
Zoekend lezen Bepaalde informatie zoeken Titels, kopjes, zoekwoorden
Globaal lezen een eerste indruk krijgen Illustraties, , kopjes titels,vette en cursieve tekst,bronnen en schrijver.
grondig en intensief tekst helemaal begrijpen betekenis van woorden en verwijswoorden,signaalwoorden, opbouw, tekstdoel, alinea verbanden etc.
studerend lezen zo lezen dat je onthoudt wat er staat de tekst vaak opnieuw lezen, hoofdlijn stapsgewijs inprenten.
kritisch lezen een tekst beoordelen op zijn feitelijke juistheid klopt de info? Is de info volledig? Zijn de argumenten eerlijk en overtuigend?
Beeld en opmaak
De volgende elementen vallen onder opmaak:
- de titel
- de tussenkopjes
- de illustraties
- de lettertypes
- de bladspiegel
- de tekst en alinea indeling
- aparte tekstblokjes
Tekstopbouw: inleiding – middenstuk – slot
Elke zakelijke tekst bestaat uit drie hoofddelen, namelijk:
inleiding
-er zijn acht manieren om een tekst in te leidden
- een anekdote, ofwel een kort grappig verhaaltje
- de aanleiding tot de tekst noemen
- het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst noemen
- een voorbeeld geven van het probleem in de tekst.
- Vertellen hoe de tekst is opgebouwd
- Vragen stellen
- Een samenvatting of een conclusie weergeven van de inhoud.
- Een deskundige voorstellen
middenstuk
In het middenstuk wordt het probleem beschreven of het onderwerp. Vaak staat de kernzin in de eerste zin van een alinea. Een goede alinea indeling zorgt ervoor dat verschillende deelonderwerpen makkelijker {terug} te vinden zijn
Slot
Het slot kan op drie manieren de tekst afronden
- De auteur
Hoofdstuk 2
Tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
We onderscheiden de volgende tekstdoelen:
• Informeren; gegevens verstrekken.
• Uiteenzetten; de tekst leert je iets.
• Overtuigen; de schrijver probeert aan te tonen dat zijn standpunt het juiste is.
• Beschouwen; de tekst belicht verschillende kanten van het onderwerp.
• Activeren; de tekst spoort de lezer aan iets te gaan doen.
• Amuseren; de tekst wil de lezer vermaken.
Bij de 6 tekstsoorten horen tekstvormen:
Informerende teksten: nieuwsbericht, verslag, zakelijke brief.
Uiteenzettende teksten: langer artikel in tijdschrift of krant, teksten in schoolboeken en naslagwerken, uiteenzetting.
Betogende teksten: commentaar in tijdschrift of krant, betoog, ingezonden brief, recensie.
Beschouwende teksten: achtergrondartikel in tijdschrift of krant, beschouwing.
Activerende teksten: advertentie of reclametekst, ingezonden brief, folder of brochure, pamflet.
Amuserende teksten: jeugdboek, roman, gedicht, strip, cabarettekst, toneeltekst, filmscenario.
Informerende en uiteenzettende teksten
Informerende en uiteenzettende teksten: nieuwsbericht, verslag, uiteenzetting
Nieuwsberichten zie je vooral in de krant. Ze geven betrouwbare informatie weer, het bericht is objectief. Veel nieuwsberichten beginnen met een dikgedrukte alinea, de lead. Hierin staat het belangrijkste kort samengevat.
Een verslag is een tekst waarin gebeurtenissen of activiteiten worden beschreven.
Dit is een objectieve tekst, de informatie is betrouwbaar.
Als er een mening staat, moet duidelijk zijn dat dit een mening is. In sportverslagen zit nogal eens een persoonlijke mening van de schrijver verwerkt.
Bij een uiteenzetting wordt in de eerste plaats informatie gegeven en daarna volgt uitleg. De tekst beschrijft feiten op een objectieve en betrouwbare manier en probeert de lezer iets te leren. Je vindt uiteenzettingen vooral in school- en studieboeken.
Overtuigende en beschouwende teksten
Betogende en beschouwende teksten: betoog en beschouwing
Een betogende tekst is subjectief: de mening van de schrijver staat centraal en hij ondersteunt die met argumenten. Een kritische leeshouding is belangrijk. Een betoog heeft vaak de volgende opbouw: inleiding met vraag of stelling, middenstuk met argumenten en slot met conclusie. Betogen hebben vaak een behoorlijke lengte. Je vindt ze vaak in opinie(=mening)tijdschriften. Je vindt ook betogende teksten in brievenrubrieken van kranten. Recensies zijn ook betogende teksten.
In een beschouwing wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken. De voor- en nadelen worden besproken. De lezer moet zelf een oordeel vormen. De tekst is dus veel minder subjectief.
Activerende teksten
Activerende teksten: advertentie, ingezonden brief, folder of brochure, pamflet
In een advertentie of reclametekst wordt de lezer aangespoord iets te kopen of te gaan doen. Het is een subjectieve tekst. Er wordt informatie gegeven, maar dat is niet het hoofddoel. Aan de opmaak wordt veel aandacht besteed.
In een ingezonden brief kan de lezer opgeroepen worden iets te gaan doen. De mening staat centraal en die wordt ondersteund met argumenten. De tekst is zeer subjectief.
Folders en brochures zijn teksten waarin de lezer wordt aangespoord iets te gaan doen. Er wordt ook informatie gegeven, maar die wordt subjectief gepresenteerd, omdat het hoofddoel aansporen is. Een folder bestaat uit één blad, een brochure is een klein boekje.
Een pamflet is een zeer subjectieve tekst waarop de lezer sterk wordt aangespoord om iets te gaan doen. Het is één veel papier.
Hoofdstuk 3
Hoofdonderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte
Een hoofdonderwerp is waar de tekst over gaat, dat kan je vaak in een paar woorden of een zin opschrijven.
In de teskt word er deel onderwerpen genoemd. Dat zijn onderwerpen over een deel van de tekst, er kan 1 alinea aan betrokken zijn maar ook meerdere
De hoofdgedachte van een tekst, dat is soort van in 1 zin samengevat war het over gaat
En dan heb je ook nog tussen kopjes,dat kan boven een samenvatting tussen meerdere of 1 alinea
Het middenstuk: verbanden tussen alinea’s
Verband Signaalwoorden
Tegenstelling Maar, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds
Opsomming Ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, ten eerste … ten tweede
Oorzaak Daardoor, zodat, waardoor
Reden Omdat, want, dus
Uitleg Bijvoorbeeld, met andere woorden
Conclusie Dus, alles overziend
Samenvatting Kortom, samenvattend
Voorwaarde Wanneer, als, indien, tenzij
Argument Als argument brengt hij naar voren dat…, omdat, want
Uitwerking Bijvoorbeeld, zo
Voorbeeld Bijvoorbeeld, zo
Toelichting Ter verduidelijking
Vergelijking Zoals, net als, het verschil, de overeenkomst
Middel Met behulp van
Doel Het doel is…, dat heeft tot doel…
Functie van tekstdelen
Aanleiding Wat de schrijver ertoe gebracht heeft de tekst te schrijven
Antwoord Het antwoord op een vraag
Argument Een reden bij een mening
Conclusie Een gevolgtrekking uit het voorafgaande
Gevolg Een gevolg van een bepaalde uitspraak of maatregel
Inleiding Het onderwerp introduceren
Oorzaak Waardoor iets is ontstaan
Oplossing Hoe een probleem verholpen kan worden
Probleemstelling Het probleem beschrijven
Reden Waarom iets is, zoals het is
Samenvatting Het voornaamste kort beschrijven
Stelling Een uitspraak of bewering
Tegenwerping Iets naar voren brengen dat ingaat tegen wat eerder is beweerd
Toelichting Iets duidelijk maken
Uitwerking Iets meer over het voorafgaande vertellen
Verklaring Een bepaald verschijnsel uitleggen
Voorbeeld Een voorbeeld geven bij een uitspraak, stelling of verschijnsel
Voorwaarde Iets wat eerst moet gebeuren, voordat iets anders mogelijk is
Vraagstelling Een vraag stellen
REACTIES
1 seconde geleden