Blok 1 t/m 3: leesvaardigheid

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 363 woorden
  • 18 april 2014
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
19 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen
Wat schrijvers willen bereiken met hun tekst heet schrijfdoel/tekstdoel.

  1. Informeren, gegevens verstrekken.
  2. Uiteenzetten, uitleggen hoe iets in elkaar zit.
  3. Overtuigen, betogen, een mening naar voren brengen, ondersteund met argumenten.
  4. Beschouwen, een onderwerp van verschillende kanten toelichten.
  5. Activeren, aansporen tot handelen.
  6. Amuseren, vermaken.

Hoofdgedachte = een uitspraak of mening van de schrijver over het onderwerp van de tekst.
Wat is het belangrijkste wat een schrijver duidelijk wil maken?

Schrijfdoel

Tekstsoort

tekstvorm

Informeren

Informerende tekst

Nieuwsbericht, verslag

Uiteenzetten

Uiteenzettende tekst (uiteenzetting)

Schoolboektekst, naslagwerk, brochure

Overtuigen

Betogende tekst (betoog, opiniërende)

Artikel in krant/tijdschrift, recensie

Beschouwen

Beschouwende tekst (beschouwing)

Achtergrondartikel in krant/tijdschrift

Activeren

Activerende tekst

Advertentie, pamflet, folder

Amuseren

Amuserende tekst

Roman, verhaal

Objectief  – controleerbare feiten – informerend een uiteenzettende teksten.
Subjectief – mening                          – Amuserende, betogende, beschouwende en activerende teksten.

Zins- en alineaverbanden

Tegenstellend verband (tegenstelling)
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover

Opsommend verband (opsomming)
en, ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen ... maar ook, ten eerste … ten tweede

Oorzakelijk verband (oorzaak)
daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor

Redengevend verband (reden)
daarom, want, omdat

Uitleggend of toelichtend verband (uitleg, toelichting)
namelijk, dat wil zeggen, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting

Concluderend verband (conclusie)
dus, alles overziend, concluderend

Samenvattend verband (samenvatting)
kortom, samenvattend, om kort te gaan

Voorwaardelijk verband (voorwaarde)
op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij

Vergelijkend verband (vergelijking)
zoals, hetzelfde, vergeleken met

Middel-doelverband
waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te, met behulp van

Verbindingsmanieren van alinea’s

  1. een signaalwoord of signaalwoordgroep
  2. een herhaling van een woord of woordgroep
  3. een overgangszin met een verwijswoord
  4. een aankondigende zin

functies tekstgedeelten

een tekstgedeelte is een zin, een alinea of een groep samenhangende alinea’s. Leren 10(0/1)

argumenteren

Om je mening te onderbouwen of aannemelijk te maken gebruik je argumenten (redenen).

  1. Feit
  2. Onderzoeksbevinding (uitkomst onderzoek)
  3. Ervaring of een vermoeden
  4. Emotie
  5. Autoriteit (iemand die gezag heeft)
  6. Geloof, ideaal, een persoonlijke (levens)overtuiging (moraal)
  7. Vergelijking

Argumentatie/redenering:
stelling/standpunt/mening à argumenten à conclusie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.