Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Beeldspraak & stijlfiguren

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1313 woorden
  • 7 februari 2009
  • 249 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
249 keer beoordeeld

Beeldspraak

Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik. De ene soort beeldspraak berust op het maken van vergelijkingen en de andere soort noemt een opvallend kenmerk of eigenschap van iets, terwijl er iets anders bedoeld wordt.

Beeldspraak die berust op vergelijking

Wie een vergelijking gebruikt, zet in zijn formulering iets uit de werkelijkheid dat hij wil beschrijven naast het beeld dat hij daarvoor bedacht heeft.

Vergelijking
Beeld (b) en werkelijkheid (w) worden in de formulering beide genoemd. Tussen beeld en werkelijkheid bestaat een bepaalde overeenkomst (o). Ze kunnen naast elkaar worden gezet met verbindingswoorden (v): als, zoals, net als, gelijk, van, lijken.


Voorbeelden:
- De jongen (w) zag zo wit (o) als (v) een doek (b).
- Daar loopt een reus (b) van (v) een kerel (w).
- De roeiboot (w), een vergiet (b), zonk onmiddellijk.

Ook koppelwerkwoorden kunnen worden gebruikt als verbindingswoord. Beeld en werkelijkheid worden dan aan elkaar gesteld.

Voorbeelden:
- Mijn jongste zusje is de laatste jaren steeds het zonnetje in huis.
- Wiskunde blijft een doolhof voor mij.

Personificatie
Een levenloze zaak wordt als levens (menselijk) voorgesteld.

Voorbeelden:
- Het bankstel zuchtte en steunde toen mijn tante ging zitten.
- De kleine huisjes hurkten in het landschap.

Zuivere metafoor
Gaat ook uit van een vergelijking maar hier wordt alleen het beeld gegeven, terwijl de werkelijkheid waarnaar verwezen wordt, buiten de formulering blijft.

Voorbeelden:

- Na de wedstrijd moest de scheidsrechter de kemphanen uit elkaar trekken. (de werkelijkheid, ruziënde spelers, wordt hier dus niet vermeld alleen het beeld)
- Hoe heb je ooit met die ezel kunnen samenwerken?

Veel spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook metaforen. Bijvoorbeeld: Hoge bomen vangen veel wind.

Beeldspraak zonder vergelijking: metonymia
Hier is geen sprake van ‘overeenkomst’ tussen beeld en werkelijkheid. Deze beeldspraak berust niet op vergelijking, maar er is sprake van een ander verband. In de meeste gevallen benoemt het beeld een opvallende eigenschap of opvallend kenmerk van de te beschrijven werkelijkheid.

Voorbeelden:

Je noemt een deel i.p.v. het geheel
- Voor we vertrekken, moeten we even de neuzen (b) tellen.
- Hé, krullenbol (b), is je moeder thuis

Je noemt het geheel i.p.v. het deel
- Onze school (b) werd volleybalkampioen.

Je noemt het materiaal i.p.v. het product dat daarvan gemaakt is.
- Het hout (b) in dit orkest speelt beter dan het koper (b).
- Met rubber (b) vrij je veilig.

Je noemt de maker van het product i.p.v. het product zelf.
- Dit museum heeft drie Picasso’s (b) aangekocht.

Je noemt een stuk serviesgoed i.p.v. wat erin zit of erop ligt.

- Mijn opa lust wel ’n glaasje (b).

Je noemt een merknaam i.p.v. het product.
- Mijn Parker (b) schrijft niet goed meer.

Stijlfiguren

Een stijlfiguur is een vaste vorm van zeggen en met het gebruik van zo’n stijlfiguur benadruk je de inhoud van je medeling. Welke nadruk je je medeling geeft, hangt af van de gekozen vorm.

Middelen om je ‘lichter’ uit te drukken dan je bedoelt

Eufemisme
Is een ‘verzachtende uitdrukking’. Je gebruikt het om termen die te ‘hard’ klinken te vermijden. Ze worden dan ook vaak toegepast bij zaken waar je niet zo gemakkelijk over praat zoals: ziekte, dood, seks, toiletgang en dikte. Ze worden meestal gebruikt om te zorgen dat de lezer zich niet gekwetst voelt.

Voorbeelden:
- Bij hem is tb geconstateerd.
- Deze winkel is gespecialiseerd in kleding voor volslanke dames.
- ‘En, heb je hét nu al met hem gedaan?’ vroeg Marije aan haar vriendin.


Understatement
Wordt gebruikt om ernstige (of grote) zaken als minder ernstig (of minder groot) voor te stellen. Soms zit er iets van (zelf)spot in.

Voorbeelden:
- ‘Slordigheidje meneer,’ zei de politieagent tegen de inbreker, toen hij de schurk op heterdaad betrapte.
- In een oorlog moet men niet op een paar slachtoffers kijken, meende de generaal, maar de verslaggever dacht aan de duizenden doden en gewonden op het slagveld.

Litotes
Hier beweer je iets door het tegendeel daarvan te ontkennen. Het lijkt dan al gauw of je aan de ‘grootheid’ van die zaak afbreuk doet.

Voorbeelden:
- Door zijn trainerssuccessen is Johan Cruijff er geenszins armer op geworden. (=veel rijker)
- ‘Geen onaardig meisje, vind je niet, pap?’ vroeg Karl toen hij zijn vader zijn nieuwe vriendin, het fotomodel Claudia Shiffer, voorstelde. (= een knap meisje) ‘Nou, wat mij betreft is ze mooi van ver, maar ver van mooi,’ antwoordde zijn pa.

Ironie
Is een milde vorm van spot. Het is nooit kwetsend en vaak bedoelt de spreker het tegengestelde van wat hij zegt.

Voorbeelden:

- ‘Ach, wat onfatsoenlijk van mij. Dames gaan voor natuurlijk,’ zei de oude man goedmoedig toen twee brutale meiden voor hem de bus in drongen.
- ‘We zijn maar vast begonnen,’ zei de docent tegen de laatkomer.

Sarcasme
Is bijtende spot, die juist bedoeld is om iemand naar beneden te halen, te kwetsen.

Voorbeeld:
- ‘Nou ja, we kunnen niet allemaal een atheneumdiploma halen,’ zei de leraar tegen Philip toen die weer eens een drie had gehaald.

Cynisme
Is wrede, gevoelloze spot. Je maakt ze vaak uit frustratie, als je er eigenlijk niet meer op rekent dat een situatie zich nog ten goede keert.

Voorbeelden:
- Het zou misschien wel goed zijn als er eens een jumbo op het parlementsgebouw stortte. Dan weten de dames en heren politici tenminste wat een rotzooi zulke vliegmachines maken.

Middelen om iets extra nadruk te geven

Prolepsis en anticipatie
Wanneer je een andere volgorde van de zinsdelen kiest dan gebruikelijk (ow-pv-rest) is, en het zinsdeel of woord dat de nadruk moet hebben voorop zet = prolepsis

Voorbeeld:

- Citroën Berlingo, wie hem kent, wil hem nooit meer missen!

Als je dit omkeert = anticipatie. Je duidt dan de zaak die je wilt bespreken eerst alleen met verwijswoorden aan om hem pas later daadwerkelijk te noemen. Zo bouw je een zekere spanning op. Lezer wordt nieuwsgierig.

Voorbeeld:
- We zijn allemaal met hem opgegroeid, iedereen heeft er als kind wel één gehad, maar slechts weinigen weten waar hij oorspronkelijk vandaan komt: de teddybeer.

Repetitio
Je herhaalt letterlijk hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen.

Voorbeeld:
- ‘Nee, nee en nog eens nee!’ siste moeder boos.

Tautologie
Er wordt ook een begrip herhaald, alleen nu door het gebruik van een synoniem.

Voorbeelden:
- Kasparov is heer en meester in de schaakwereld.
- De boerderij lag eenzaam en verlaten tussen de korenvelden.

Enumeratie
Is een opsomming.

Voorbeelden:
- … En je kunt er van alles: fietsen, surfen, zwemmen, kanoën, fijn kamperen en heerlijk pannenkoeken eten.
- De schoolleiders, de docenten en de leerlingen hebben samen deze viering tot een succes gemaakt.


Climax
Is een bijzonder soort opsomming, de elementen van de opsomming nemen in sterkte toe.

Voorbeeld:
- Iedereen vluchtte voor het naderende onheil. In rammelende kruiwagens, op ratelende fietsen, op knetterende brommers, in ronkende auto’s, in denderende vrachtwagens en daverende vliegtuigen trachtte de bevolking een goed heenkomen te zoeken.

Antithese
Is een tegenstelling. Je kan hier de aandacht op iets vestigen door twee zaken met tegengestelde eigenschappen te combineren met elkaar.

Voorbeelden:
- Grote lijsters: topliteratuur voor bodemprijs.
- Hyundai: groot in klein transport.

Middelen om de lezer aan het denken te zetten

Paradox
Is een schijnbare tegenstelling. In eerste instantie lijkt de bewering niet ‘kloppend’ of vreemd, maar als je er even over nadenkt, zie je de waarheid ervan in.

Voorbeelden:
- De Nederlandse Middenstands Bank: groot geworden door klein te blijven.
- In Bosnië gooien ze bommen voor de vrede.
- Alleen een moedig mens durft te bekennen dat hij bang is.


Retorische vraag
Een vraag die eigenlijk een mededeling is. Een vraag waar je geen antwoord op verwacht, eigenlijk ligt het antwoord al in de vraag opgesloten.

Voorbeeld:
- Is niet ieder van ons wel eens stiekem ondeugend geweest?

Middelen om een grappig effect te bereiken

Woordspeling
Is een taalgrapje. De toon van de tekst wordt er minder ernstig door.

Voorbeelden:
- De Philips-spaarlamp werpt een nieuw licht op de techniek.
- Schoenmaker H. Potjes. Voor een deksels goede kwaliteit.

REACTIES

R.

R.

LEUK

9 jaar geleden

K.

K.

Weet iemand hoe de stijlfiguur heet in de volgende zin:
Je hebt mij niet horen zeggen dat.....

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.