Argumenteren 1
1; meningen en meningsverschillen
Een meningsverschil = als gesprekpartners het niet eens zijn over een stelling/standpunt.
3 standpunten zijn : Positief, negatief en standpunt van twijfel.
Signaal woorden voor standpunten zijn : Ik vind…, volgens mij…, ik denk dat…, mijn conclusie is dat…, dus…, daarom…, kortom…
2; omgaan met meningsverschillen
Het beslechten van een meningsverschil = dat je het niet oplost, maar bijv. gaat loten, stemmen of arbitrage (beschaafd) of door geweld of chantage (onbeschaafd).
Het oplossen van een meningsverschil = dat beide partijen het eens worden met de stelling, bijv. door een compromis de sluiten.
Je kunt argumenten vaak herkennen aan de woordjes : want, omdat, aangezien en immers. Als dit er niet staat kun je de woordjes want of omdat voor het argument plaatsen en zo controleren of het een argument is.
3; argumentatie structuren
Er zijn 3 basisstructuren van argumentatie:
Enkelvoudige argumentatie,
Mening
Argument
Meervoudige argumentatie,
Mening
argument argument
Onderschikkende argumentatie
Mening
argument
argument
(enz.)
Enkelvoudige = als er bij een stelling 1 argument gegeven wordt.
Meervoudige = als er bij een stelling meerdere argumenten gegeven worden.
Onderschikkende = als er bij een stelling meerdere argumenten gegeven worden, die elkaar weer ondersteunen.
Argumenteren 2
1; verzwegen argumenten
Verzwegen argumenten = argumenten die voor iedereen duidelijk zijn.
Een verzwegen argument kan je vinden door: Als + argument, dan + mening.
2; drie typen verzwegen argumenten
drie typen verzwegen argumenten = 1. gebaseerd op kenmerken
2. gebaseerd op een vergelijking
3. gebaseerd op een oorzaak gevolg relatie
3; drogredenen
Drogreden = een onjuiste argumentatie
De drogredenen zijn:
Beroep op autoriteit = dat je er een bekend persoon bij haalt.
Beroep op traditie = dat je het verleden er bij haalt.
Persoonlijke aanval = dat je iemand aanvalt (negatief en niet waar)
Cirkel redenatie = dat de inhoud van de mening en het standpunt gelijk zijn.
Verschuiven van de bewijslast = dat er geen enkel goed argument wordt gegeven, de spreker wil dat de tegenstander met argumenten komt.
De ander de woorden in de mond leggen = dat de uitspraak van de ander verdraaid wordt.
Jij-ook argument = dat er een totaal ander geval tegen over wordt gezet.
Onjuist oorzakelijk verband = hier word een onjuist verband gelegd tussen zaken die na elkaar gebeuren
Verkeerde vergelijking = dat in het argument verschillende dingen met elkaar worden vergeleken.
Overhaaste generalisatie = dat er na 1 waarneming een conclusie wordt getrokken voor een (grote) groep.
Voorkomen van een afwijkende mening = dat er geen argumenten zijn, maar dat de luisteraar de moed ontnomen wordt er tegen in te gaan.
Stok achter de deur = dat de mening niet wordt ondersteund door argumenten maar door nare gevolgen.
(Dat waren de drogredenen)
Feitelijke argumenten = zijn de controleren
Niet feitelijke argumenten = zijn niet te controleren.
REACTIES
1 seconde geleden