Argumentaties

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 533 woorden
  • 15 december 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
7 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Twijfel je nog over jouw studiekeuze?

Of heb je hulp nodig bij het inschrijven? Bezoek dan onze Extra Open Avond op 7 juni. Kom een kijkje nemen en voel hoe het is om te studeren bij Hogeschool Inholland. Wij staan voor je klaar! 

Meld je aan!

Argumentaties:

  • Standpunt: Iemand vind iets / mening / visie. Dit kun je herkennen aan het signaalwoord; dus.
  • Argument: Uitspraken die het standpunt ondersteunen. Dit kun je herkennen aan het signaalwoord; want.
  • Weerlegging: Argument dat aantoont dat een bepaald argument onjuist is.
  • Tegenargument: Argument dat het standpunt ontkracht.
  • Subargument: Geeft extra ondersteunende informatie bij argument. Signaalwoorden: want, bijvoorbeeld, immers.
  • Verzwegen argument: Een niet expliciet genoemd argument.

Type argumenten:

  • Objectieve argumenten:
  • Controleerbare feiten
  • Wetenschappelijke gegevens
  • Opvatting van een deskundige
  • Algemeen geldende waardeoordelen
  • Subjectieve argumenten:
  • Vermoedens, persoonlijke indrukken, voorspellingen
  • Gevoelens, emoties
  • Persoonlijke mening
  • Niet algemeen geldende waardeoordelen
  • Geloof

Argumentatiestructuur:

  • Enkelvoudige argumentatie: Standpunt + argument
  • Samengestelde argumentatie: Standpunt + 2 of meer argumenten
  • Nevenschikkende argumentatie: Standpunt + 2 of meer argumenten. De argumenten zijn hier gelijk aan elkaar.
  • Onderschikkende argumentatie: Standpunt + argument met subargument. De argumenten zijn niet aan elkaar gelijk. Het subargument is onderschikkend aan het argument.

Argumenten beoordelen:

  • Kwaliteit argumenten: Zijn de argumenten waar en/of aannemelijk? Bevatten ze drogredenen?
  • Kwantiteit argumenten: Zijn er voldoende (sterke) argumenten?
  • Relevantie argumenten: Hebben de argumenten direct betrekking op het onderwerp?

Typen redeneringen (het verband tussen standpunt en argument:

  • Oorzaak/gevolg: Er wordt als ondersteuning van het standpunt een argument gegeven waarin een oorzaak of reden wordt gegeven.
  • Voor- en nadelen: Standpunt wordt ondersteund door het geven van voor- en nadelen.
  • Vergelijking: Er wordt een vergelijking gemaakt met iets wat lijkt op een aspect uit het standpunt.
  • Voorbeelden: Er worden voorbeelden bij het standpunt gegeven.
  • Gezaghebbende bron: Er wordt een gezaghebbende bron aangehaald om het standpunt te bevestigen.
  • Kenmerk of eigenschap: Er wordt een kenmerk of eigenschap genoemd die het standpunt ondersteunt.
  • Reden/verklaring geven: Er wordt een reden/verklaring gegeven bij het standpunt.

Drogredenen; argumentatiefouten:

Dit wil je ook lezen:
  • Onjuist beroep op causaliteit: Er wordt gedaan alsof A altijd B als gevolg heeft, maar er zijn misschien ook andere oorzaken te noemen.
  • Verkeerde vergelijking: De vergelijking blijkt op belangrijke punten te verschillen.
  • Vals autoriteitsargument: De aangehaalde autoriteit is geen autoriteit op dit gebied, is partijdig of wordt door anderen niet erkend als autoriteit.
  • Overhaaste generalisatie: Er wordt op grond van één  voorbeeld een conclusie getrokken.
  • Cirkelredenering: Het argument is inhoudelijk gezien hetzelfde als het standpunt.

Drogredenen; argumentatietrucs:

  • Persoonlijke aanval: Er wordt niet ingegaan op het argument maar op degene die het argument geeft.
  • Ontduiken van bewijslast: Er wordt geweigerd argumenten bij het standpunt te geven, de bewijslast wordt dan bij de tegenpartij gelegd. Zij moeten bewijzen dat het standpunt niet klopt.
  • Vertekenen van een standpunt: Het standpunt wordt net een beetje anders weergeven dan de bedoeling is: de verdraaier overdrijft of verkleint het oorspronkelijke standpunt. Hij reageert op een standpunt dat net niet gelijk is aan het standpunt dat ter discussie staat.
  • Bespelen van het publiek: Proberen het publiek mee te krijgen door op het gevoel te werken. De inhoud van het argument doet niet meer ter zake, alleen het effect.

Het beoordelen van een betoog:

  • Auteur en bron:
  • Auteur: partijdig, deskundig, belangen?
  • Bron: gezaghebbend, recent?
  • Argumenten op zichzelf beoordelen:
  • Kwaliteit: waar, aannemelijk, drogreden?
  • Kwantiteit: voldoende sterke argumenten?
  • Relevantie: slaan argumenten direct op het onderwerp?
  • Stap van argumentatie naar standpunt beoordelen:
  • Sluiten de argumenten logisch aan op het standpunt?
  • Is het standpunt aannemelijk en/of waar?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.