Argumentaties:
- Standpunt: Iemand vind iets / mening / visie. Dit kun je herkennen aan het signaalwoord; dus.
- Argument: Uitspraken die het standpunt ondersteunen. Dit kun je herkennen aan het signaalwoord; want.
- Weerlegging: Argument dat aantoont dat een bepaald argument onjuist is.
- Tegenargument: Argument dat het standpunt ontkracht.
- Subargument: Geeft extra ondersteunende informatie bij argument. Signaalwoorden: want, bijvoorbeeld, immers.
- Verzwegen argument: Een niet expliciet genoemd argument.
Type argumenten:
- Objectieve argumenten:
- Controleerbare feiten
- Wetenschappelijke gegevens
- Opvatting van een deskundige
- Algemeen geldende waardeoordelen
- Subjectieve argumenten:
- Vermoedens, persoonlijke indrukken, voorspellingen
- Gevoelens, emoties
- Persoonlijke mening
- Niet algemeen geldende waardeoordelen
- Geloof
Argumentatiestructuur:
- Enkelvoudige argumentatie: Standpunt + argument
- Samengestelde argumentatie: Standpunt + 2 of meer argumenten
- Nevenschikkende argumentatie: Standpunt + 2 of meer argumenten. De argumenten zijn hier gelijk aan elkaar.
- Onderschikkende argumentatie: Standpunt + argument met subargument. De argumenten zijn niet aan elkaar gelijk. Het subargument is onderschikkend aan het argument.
Argumenten beoordelen:
- Kwaliteit argumenten: Zijn de argumenten waar en/of aannemelijk? Bevatten ze drogredenen?
- Kwantiteit argumenten: Zijn er voldoende (sterke) argumenten?
- Relevantie argumenten: Hebben de argumenten direct betrekking op het onderwerp?
Typen redeneringen (het verband tussen standpunt en argument:
- Oorzaak/gevolg: Er wordt als ondersteuning van het standpunt een argument gegeven waarin een oorzaak of reden wordt gegeven.
- Voor- en nadelen: Standpunt wordt ondersteund door het geven van voor- en nadelen.
- Vergelijking: Er wordt een vergelijking gemaakt met iets wat lijkt op een aspect uit het standpunt.
- Voorbeelden: Er worden voorbeelden bij het standpunt gegeven.
- Gezaghebbende bron: Er wordt een gezaghebbende bron aangehaald om het standpunt te bevestigen.
- Kenmerk of eigenschap: Er wordt een kenmerk of eigenschap genoemd die het standpunt ondersteunt.
- Reden/verklaring geven: Er wordt een reden/verklaring gegeven bij het standpunt.
Drogredenen; argumentatiefouten:
Dit wil je ook lezen:
- Onjuist beroep op causaliteit: Er wordt gedaan alsof A altijd B als gevolg heeft, maar er zijn misschien ook andere oorzaken te noemen.
- Verkeerde vergelijking: De vergelijking blijkt op belangrijke punten te verschillen.
- Vals autoriteitsargument: De aangehaalde autoriteit is geen autoriteit op dit gebied, is partijdig of wordt door anderen niet erkend als autoriteit.
- Overhaaste generalisatie: Er wordt op grond van één voorbeeld een conclusie getrokken.
- Cirkelredenering: Het argument is inhoudelijk gezien hetzelfde als het standpunt.
Drogredenen; argumentatietrucs:
- Persoonlijke aanval: Er wordt niet ingegaan op het argument maar op degene die het argument geeft.
- Ontduiken van bewijslast: Er wordt geweigerd argumenten bij het standpunt te geven, de bewijslast wordt dan bij de tegenpartij gelegd. Zij moeten bewijzen dat het standpunt niet klopt.
- Vertekenen van een standpunt: Het standpunt wordt net een beetje anders weergeven dan de bedoeling is: de verdraaier overdrijft of verkleint het oorspronkelijke standpunt. Hij reageert op een standpunt dat net niet gelijk is aan het standpunt dat ter discussie staat.
- Bespelen van het publiek: Proberen het publiek mee te krijgen door op het gevoel te werken. De inhoud van het argument doet niet meer ter zake, alleen het effect.
Het beoordelen van een betoog:
- Auteur en bron:
- Auteur: partijdig, deskundig, belangen?
- Bron: gezaghebbend, recent?
- Argumenten op zichzelf beoordelen:
- Kwaliteit: waar, aannemelijk, drogreden?
- Kwantiteit: voldoende sterke argumenten?
- Relevantie: slaan argumenten direct op het onderwerp?
- Stap van argumentatie naar standpunt beoordelen:
- Sluiten de argumenten logisch aan op het standpunt?
- Is het standpunt aannemelijk en/of waar?
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden