§29 t/m 31 en §73 en §96

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 689 woorden
  • 19 mei 2011
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
• Dautzenberg § 96 + 73
• moderne roman
• gedichten § 29 + 30 + 31
§ 29

Dichtvorm wordt vooral gebruikt om gevoelens te uiten: in dagboeken of liefdesbrieven komen nogal eens gedichten voor. In een gedicht zeg je alles veel indringender, scherper en vaak ook beknopter, en bovendien voegt een traditioneel kenmerk als rijm nog iets bijzonders toe.

● Traditionele gedichten: vormkenmerken zijn strofebouw en rijm, meer ‘houvast’ en blijft beter in het geheugen hangen.

● Modernistische poëzie: kent weinig formele regels, is veel ‘vrijer’.

Bij het bespreken van een gedicht onderscheiden we drie niveaus:
• Parafraseren: in eigen woorden weergeven van de inhoud.
• Versleer: bestuderen van de bijzondere taalkenmerken.
• Interpretatie: bepalen van de betekenis.

§ 30

Gedichten bestaan uit versregels: alle woorden die op één regel staan. De versregels zijn meestal gegroepeerd in strofen:
Distichon - 2 regels
Terzet / terzine - 3 regels
Kwatrijn - 4 regels
Sextet - 6 regels
Octaaf - 8 regels

Gedichten met een regelmatige strofebouw zijn heel vaak rijmend. In de versleer heeft het begrip rijm een uitgebreidere betekenis dan in het alledaags taalgebruik. Rijm:

De herhaling van een of meer beklemtoonde klanken (klinkers of medeklinkers) die niet te ver van elkaar afstaan.

Volrijm: het hele woord rijmt, lopen - kopen.

Klinkerrijm / assonantie: klinkers rijmen, gaan - staat.

Beginrijm / alliteratie: als de beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen aan elkaar gelijk zijn, heerlijk helder Heineken.

Rijmschema: de rijmklanken aan het slot van de versregels staan vaak in een bepaalde volgorde. Meeste voorkomende combinaties zijn gekruist rijm (abab), omarmend rijm (abba) en gepaard rijm (aabbcc enz.).

Enjambement: de regels worden afgebroken op een plaats waar in de zin juist géén pauze valt. Bij de overgang van de ene regel naar de andere valt het rijm dan minder op.

§ 31

We spreken van metrum of versmaat wanneer in een gedicht sprake is van een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Antimetrie: verbreking van de regelmaat. Versvoet: combinatie zwak – sterk.

Scanderen: het verdelen van de regels in versvoeten d.m.v. boogjes, streepjes n schuine strepen. Elisie: omwille van rijm of metrum een lettergreep inkorten door een klinker weg te laten (‘t – kindren – onweerstaanbre). Epenthesis: ter wille van het metrum voegt men een lettergreep toe (‘volluk’).

§73

Een roman of verhaal is een prozatekst waarin personages voorkomen die handeling verrichten; deze handelingen nemen een bepaalde tijdsduur in beslag en staan in een bepaalde tijdsvolgorde; ze spelen zich af in een ruimte en een historische tijd; het geheel wordt de lezer medegedeeld vanuit een perspectief.

Een hoofdpersoon in een verhaal wordt ook vaak held(in) genoemd:

Iemand die zelf de loop van de gebeurtenissen bepaald, ook al is het geen held(in) in de eigenlijke zin van het woord. Wordt daarentegen de hoofdpersoon bepaald door zijn omgeving, dan spreken we van een antiheld(in).

Achtergrondfiguren: personages die aanwezig zijn omdat ze in de realiteit ook steeds aanwezig zijn maar die geen echte functie in de handeling hebben (taxichauffeur, postbode).

3 type karakters van personages
:
• Typen: personage waarvan 1 karaktertrek is gegeven of de karaktertrekken tot karikatuur is gemaakt (boze stiefmoeder, de heks, de mooie prinses).
• Vlakke karakters: personage waarvan we weinig weten, meestal omdat het een bijfiguur is. Enkele karaktertrekken globaal aangegeven, personage ontwikkelt zich niet.
• Ronde karakters: personages leren we door en door kennen, ontwikkelt zich in de loop van het boek.

3 soorten romans:
Psychologische: romans die als primair doel hebben een personage zo diepgaand mogelijk te beschrijven.
Sociale: als het gaat om de beschrijving van een maatschappelijk bepaalde groep personen.
• Ontwikkelings: geestelijke rijping van een personage staat centraal.

§ 96

• Personaal perspectief: je ziet alles door de ogen van een persoon uit het verhaal.

• Auctoriaal perspectief: je ziet alles door de ogen van de schrijver.

Je kunt een personaal perspectief herkennen aan de ik-persoon. Wanneer in een hij- of zij-verhaal de aanduidingen ‘hij’, ‘zij’, ‘zijn’ of ‘haar’ verandert kunnen worden in ‘ik’ of ‘mijn’ dan is het een personaal perspectief verhaal. In auctoriaal verhaal vertelt de auteur niet vanuit een personage, maar hij vertel over hen; hij verplaatst zich niet in een personage maar staat als een onzichtbare toeschouwer ernaast. Alwetende verteller: ‘iemand’ die alles ziet en hoort, die de gedachten van alle personages kent, die weet wat er vroeger is gebeurd en wat er later zal gebeuren en die ook vaak commentaar geeft.

Auctoriaal = alwetend.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.