Natuurkunde VWO 4, hoofdstuk 4, Krachten
De eigenschappen van een kracht
Als er een kracht aanwezig is (F in Newton), is er altijd sprake van een wisselwerking tussen deze krachten. Dit houd in dat een kracht dezelfde kracht uitoefent op een voorwerp als het voorwerp op een kracht. Dit heet ook wel een krachtenpaar. De krachten in een krachtenpaar zijn altijd even groot en werken in tegengestelde richting. Een krachtenpaar kan elkaar echter nooit opheffen omdat de krachten van dit paar op verschillende voorwerpen werken. Deze eigenschappen van een krachtenpaar vormen samen de 3e wet van Newton Fab=-Fba.
Een kracht zorgt ervoor dat een voorwerp van vorm, richting of snelheid veranderd. De snelheid en de richting van de kracht wordt bepaald door de grootte, het aangrijpingspunt en de richting van de kracht. Een kracht heeft een bepaalde grootte en een kracht heeft een bepaalde richting. Deze eigenschappen zorgen ervoor dat een kracht een vectorgrootheid is.
Soorten krachten
Hierbij een opsomming van de krachten die behandeld zijn in dit hoofdstuk:
- Veerkracht: Veerkracht ook wel Fv genoemd is de kracht op een veer op het moment dat je deze uitrekt. Hoe verder een veer uitgerekt wordt, hoe groter de veerkracht. Als een veer 2x zo groot wordt dan wordt de uitrekking ook automatisch 2x zo groot. De veerkracht is dus recht evenredig met de uitrekking van de veer. Hieruit volgt de formule voor het berekenen van de veerkracht: Fv=U x C (U is de uitrekking in M en C is de veerconstante in N/M)
- Spankracht: De spankracht (Fs) is de kracht die bijvoorbeeld geleverd wordt en omhoog gericht is wanneer er een touw wanneer er een gewicht aan hangt. De spakracht is door het hele touw gelijk verdeeld. Wanneer je stil hangt op een touw is de spankracht gelijk met de zwaartekracht. De spankracht kan berekend worden door de horizontale de verticale component van deze kracht te tekenen/berekenen
- Zwaartekracht: De zwaartekracht (Fz) is een kracht die aangrijpt in het zwaartepunt van alle voorwerpen. De zwaartekracht is altijd recht naar beneden gericht. De formule op de zwaartekracht te berekenen is Fz= m x g (Massa ik kg x de gravitatieversnelling die hier op aarde 9,81 m/s2)
- Gewicht: De kracht waarmee een voorwerp op de ondergrond drukt is het gewicht of gewichtskracht. Wanneer je stil staat dan is de gewichtskracht gelijk met de zwaartekracht. Gewicht is een kracht die alleen maar aanwezig is op het moment dat je op een ondergrond staat of ergens aan hangt. Wanneer je uit een vliegtuig springt sta je niet op een ondergrond en ben je dus gewichtsloos, op dit moment is je massa onveranderd. Wanneer je bijvoorbeeld in een lift staat is je gewicht gelijk met de normaalkracht of met de normaalkracht en indien gegeven de kracht waarmee de lift omhoog gaat.
- Normaalkracht: De normaalkracht is de kracht die omhoog werkt en loodrecht op het oppervlakte staat. Wanneer je stil staat, op een horizontale oppervlakte, zonder verticale tegenwerkende krachten en zonder horizontale versnellingen is de normaalkracht gelijk aan de zwaartekracht. Op een schuine ondergrond staat de normaalkracht loodrecht op de oppervlakte en de zwaartekracht recht naar beneden dus deze twee krachten heffen elkaar niet meer op. De normaalkracht op een schuine ondergrond kan je berekenen door de zwaartekracht te verdelen in de X en Y componenten. De Y component staat ook loodrecht op de ondergrond en heft in dit geval wel de zwaartekracht op.
- Schuifwrijving: De schuifwrijvingskracht (Fw,s) is een kracht die tegen de bewegingskracht in werkt. De schuifwrijving is te berekenen door de formule Fw,s= Fn x f. F is de constante en kan ook wel gegeven zijn als cws. Deze constante is niet in BINAS gegeven en zal je dus gegeven moeten zijn of je zal hem zelf moeten
berekenen.
- Rolweerstand: De rolweerstand (Fw,r) is een weerstand tegen de bewegingsrichting in. De rolweerstand wordt groter wanneer de vervorming van bijvoorbeeld een band groter wordt. Denk aan een lege fietsband, deze fietst veel zwaarder dan een opgepompte fietsband. De rolweerstand is te berekenen met de formule Fw,r= Fn x f. Ook hier is f de constante, Cwr.
- Luchtweerstand: De luchtweerstandskracht (Fw,l) kan je ook wel beschrijven als de luchtstroom die tegen je in werkt wanneer je bijvoorbeeld aan het fietsen bent. De luchtweerstand is groter wanneer je een groter frontaal oppervlakte hebt of wanneer je sneller gaat. Hierbij hoort dus de formule Fw,l= k x V2. K is hier de luchtweerstandscoëfficiënt en V is hier de snelheid in het kwadraat. K kan je weer berekenen met de formule K= ½ x A x P x Cw. A is hier het frontale oppervlakte in m2, p is de luchtdichtheid (vaak 1,2 kg/m3) en Cw is de constante voor de stroomlijn die vaak al gegeven is of te vinden is in BINAS .
- Voorwaartse kracht: De voorwaartse kracht (Fvw) is gelijk aan de tegenwerkende kracht. Deze kracht werkt in de bewegingsrichting en is te berekenen met de formule Fvw= Fres+Fw,l-Fw,r-Fw,s. In deze formule moet de resulterende kracht gelijk zijn aan nul en moet het voorwerp dus stil staan of met een constante snelheid voortbewegen. Wanneer een van de weerstandskrachten niet van toepassing is dan kan je deze weglaten uit de formule.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden