9.1a:
- Door kracht kun je: *de snelheid groter/kleiner maken *de bewegingsrichting veranderen
*de vorm van een voorwerp tijdelijk of blijvend veranderen
- Kracht = vectorgrootheid
- Met een katrol kun je de richting van een kracht veranderen. De kracht blijft dan even groot.
9.1b:
Bijv. een kist hangt aan een touw.
- De zwaartekracht trekt de kist naar beneden. Het touw trekt de kist naar boven (spankracht = Fspan).
- Aangrijpingspunt: waar het touw vastzit aan de kist.
- Spankracht: kracht van een touw op een voorwerp.
(De kist hangt stil, dus de zwaartekracht en de spankracht zijn in evenwicht).
- Normaalkracht: kracht waarmee een oppervlak een voorwerp tegenhoudt.
9.2a:
- Aangrijpingspunt: plaats waar de kracht werkt.
- Hefboom: met een kleine kracht kun je een grote kracht maken.
- Op grotere afstand van het draaipunt is de kracht die je maakt groter.
9.2b:
- Werklijn: lijn waarlangs de kracht werkt.
- Arm van een kracht: afstand van de werklijn van de kracht tot het draaipunt.
- Moment = kracht x arm.
In formule: M = F x l(L)
M = moment in Newtonmeter (Nm)
F = kracht in Newton (N)
l = arm in meter (m)
- Positief moment: draaiing tegen de wijzers van de klok in.
- Negatief moment: draaiing met de wijzers van de klok mee.
9.3a:
- Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand (dit is niet zo erg want afstand verliezen is makkelijker
dan kracht verliezen).
9.3b:
- Momentenwet: een hefboom is in evenwicht als de momenten elkaar opheffen.
- Formule: M+ = M-
M+ = positieve moment (Nm) M- = negatieve moment (Nm)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden