Natuurkunde samenvatting hoofdstuk 7 Krachten
7.2
Als iets of iemand zich voortbeweegt dan ontstaat er wrijving. Er is dan een kracht die de beweging van het bewegende voorwerp tegenwerkt, dan noem je wrijvingskracht (Fw). De grootte van de wrijvingskracht hangt af van verschillende dingen zoals de massa van het voorwerp, de ruwheid van het oppervlak, de wind en of het rolwrijving of schuifwrijving is.
Schruifwrijving
Als een voorwerp schuift noem je dat schuifwrijving. Om zo min mogelijke wrijving te hebben moet de grond heel glad zijn, denk maar aan ijs daar glijdt alles veel beter op dan op gewoon asfalt. Bij een zwaar voorwerp is de schuifwrijving groter als bij een licht voorwerp.
Rolwrijving
Als een voorwerp over een oppervlak rolt noem je dat rolwrijving. Bij rolwrijving is veel minder wrijving als bij schuifwrijving omdat bij rolwrijving steeds een ander stukje van het voorwerp de grond raakt. Er treedt wrijving op omdat de band de grond raakt en daarom een beetje vervormt. Bij een hogere snelheid zal dat niet veel anders zijn, dus de rolwrijving hangt niet van de snelheid af.
Luchtweerstand
Tegenwerking door lucht noem je luchtweerstand. Doordat je door de lucht rijdt, vliegt, loopt enz heb je ook weerstand door de lucht. Hoe harder je fiets hoe harder je moet trappen omdat de luchtweerstand ook groter wordt. Ook als je dik bent zul je veel harder moeten trappen op de fiets omdat de luchtweerstand groter is. daarom wordt de luchtweerstand sterk beinvloed door de vorm van een voorwerp. De combinatie van vorm en oppervlak is van belang. Dus de luchtweerstand wordt beïnvloed door de snelheid.
Voorwerpen met een grote massa veranderen moeilijker van snelheid dan voorwerpen met een kleine massa(denk maar aan een voetbal en een bowlingbal). Hoe groter de massa hoe groter de traagheid.
Maar andersom is het precies het zelfde een zwaar voorwerp komt heel moeilijk in beweging en een licht voorwerp makkelijk(denk maar aan een pingpong balletje en een bowlingbal).
Dus een voorwerp dat stilstaat is niet zomaar in beweging te krijgen, daar is een resulterende kracht voor nodig(kracht om vooruit/stoppen te komen zonder die kracht kom je niet vooruit en kun je niet stoppen). Een voorwerp dat in beweging is komt niet zomaar tot stilstand, ook daar is weer die resulterende kracht voor nodig. Hoe groter de massa hoe moeilijker de beweging te beïnvloeden. Het voorwerp heeft dan een grootte traagheid.
Als je eenmaal aan het fietsen bent een je hebt een resulterende kracht van 0 N dan blijf je in die constante snelheid fietsen. De totale wrijvingskracht en de spierkracht zijn dan gelijk aan elkaar. Er kan ineens ook meer wind komen dan zul je harder moeten fietsen maar de resulterende kracht kan wel 0 N blijven dan moet je gewoon harder trappen als je in dezelfde snelheid wilt doorfietsen. Om van 35 km/h naar 50 km/h te gaan is een resulterende kracht nodig en dat kost energie. Conclusie als er geen resulterende kracht op een voorwerp werkt, beweegt het met een constante snelheid verder of het staat stil. Om de snelheid te veranderen is er een resulterende kracht nodig.
7.3
Als je renner bent dan is de reactietijd heel belangrijk en vooral op korte afstanden, want hoe sneller je reageert hoe sneller je van start bent. De tijd die je nodig hebt om te realiseren wat er gebeurd en je spieren op gang laten komen heet de reactietijd. Je kunt die verbeteren door dextro, kop koffie, cola of een red-bull te nemen. Alcohol vertraagt je reactietijd en daarom mag je dan ook niet deelnemen aan het verkeer. Als je reactietijd kleiner is wordt de afstand die je dan nog aflegt dus ook kleiner, de remweg is dan korter. De remweg is dus de weg die wordt afgelegd tijdens het remmen. Als je minder kracht zet tijdens het remmen op de pedalen heb je dus een langere remweg nodig, dus duurt het langer voordat je stilstaat.
Hoe groter je snelheid hoe groter de remweg want als jij 20 km/h rijdt kom je sneller tot stilstand dan als je 120 km/h rijdt. Maar de snelheid en de remweg is geen recht evenredig verband als de snelheid 2 keer zo groot wordt wordt de remweg meer dan 2 keer zo groot. Als je reageert ben je nog niet aan het stoppen de afstand die je tijdens het reageren aflegt noem je de reactieafstand. De totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen noem je de stopafstand. Dus de stopafstand = reactieafstand + remweg
Vb. je fiets met een snelheid van 15 km/h je ziet ineens een bordje staan pas op wegwerkzaamheden remweg 4,5 m je reactietijd is 2,7 seconde wat is de stopafstand?
15 km/h - : 3,6 = 4,2 m/s
je doet er 2,7 seconde over om het je te realiseren s = v x t s = 4,2 x 2,7 = 11,34 m schiet je nog door
je remweg is 4,5 stofafstand = 11,34 + 4,5 = 15,84 m
Het hellingsgetal in een grafiek geeft de snelheid in een afstand(s), tijd(t) diagram. Als de snelheid toeneemt noem je dat een versnelde beweging. Als de toename van de snelheid gelijkmatig is noem je dat een eenparige versnelde beweging. Op een gegeven moment kun je gewoon niet meer sneller, dan wordt de topsnelheid bereikt. De snelheid blijft dan constant en de loper voert een eenparige beweging uit.
Je kunt op 2 manieren de afstand aflezen van een snelheid(v), tijd(t) grafiek:
1. door s = v x t
met v in m/s of (x3,6) km/h
met t in s of uren
vb. je rijdt 5 m/s en dat gaat 7 seconde door welke afstand heb je afgelegd?
S = v x t
S = 5 x 7 = 35 m na 7 seconde
2. door de oppervlakte onder de grafiek af te lezen
vb. 0,5 x l x h
l = 7
h= 5
s = 0,5 x 7 x 5 = 17,5 m
S
n 5
e
l 4
h
e 3
i
d 2
(m/s)
1
0 1 2 3 4 5 6 7
tijd(s) -
de formule v = s : t kun je natuurlijk op verschillende manieren gebruiken
vb. hoelang doe je over 85 m met een constante snelheid van 95 km/h?
eerst km/h naar m/s 95 : 3,6 = 26,39
v = s : t 2 = 6 : 3 je moet t weten dus 3 3= 6 : 2
t = s : v
t = 85 : 26,39 = 3,22 sec. doe je dus over een afstand van 85 m met een snelheid van 95km/h
7.4
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
V.
V.
heel goed
6 jaar geleden
Antwoorden