Hoofdstuk 1: Schakelingen

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 886 woorden
  • 12 augustus 2008
  • 82 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
82 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Natuurkunde H1 Schakelingen:

1.1A Serie en Parallel:

- Het lampje brandt als de stoomkring gesloten is.
- De elektrische stroom loopt van de pluspool naar de minpool van de batterij.
- Een spanningsbron levert elektrische energie.
- De sterkte van een spanningsbron wordt uitgedrukt in volt (V)

Serie:
- Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring
- Als één onderdeel kapot is, werken de andere onderdelen ook niet meer.

Parallel:

- Elk onderdeel zit in een aparte stroomkring.
- Als één onderdeel kapot is, blijven de andere onderdelen weken.

1.1B Stroomsterkte:
- De stroomsterkte wordt gemeten met een ampèremeter.(A)
- Je moet een ampèremeter in serie schakelen.
-  Een elektrische stroom transporteert energie.

Serie:
- In een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot.
- formule= Ibron= I1= I2

Parallel:
- In een parallelschakeling is de stroomsterkte die uit de spanningsbron komt, gelijk aan de som van de stroomsterkten in de aparte stroomkringen
- Ibron=I1+I2

Identieke lampjes= Gelijke lampjes

1.2A Schakelschema’s:

- Een stroomkring teken je rechthoekig en de onderdelen worden zo goed mogelijk verdeeld.

1.2B Stroomsterkte en spanning meten:

- Stroomsterkte= Ampère(A)

- Spanning=Volt(V)

- Een elektrische stroom is bewegende lading
- Bij een grotere stroomsterkte komt er in 1 sec. meer lading. De lading beweegt dus sneller.
- Een ampèremeter schakel je in serie

- Spanning is de energie die een bepaalde hoeveelheid lading krijgt op afgeeft.
-  Een sterke spanningsbron geeft veel energie aan de lading, De lading geeft dan veel energie af aan de onderdelen, De spanning is dan groot
- Een Voltmeter schakel je parallel

1.3A Weerstanden:

- De weerstand geeft aan hoe moeilijk een elektrische stroom door een stukje materiaal gaat.
- Een geleider laat een elektrische stroom goed door - kleine weerstand
- Een isolator laat een elektrische stroom niet door - grote weerstand

- De weerstand van een metalen draad hangt af van:
• De soort metaal.
• De dikte - Een dikkere draad heeft een kleinere weerstand.
• De lengte - Een langere draad heeft een grotere weerstand.

Draadgewonden weerstanden= lange, dunne draden die om een keramisch cilindertje zijn gewikkeld.

Koolweerstanden= keramisch buisje met een laagje koolstof
LDR=weerstand die reageert op licht.
Als er veel licht op valt heeft de LDR weinig weerstand.
NTC=weerstand die reageert op temperatuur
Bij een hoge temperatuur heeft de NTC weinig weerstand.
Regelbare weerstand=Een weerstand die je zelf kunt regelen doormiddel van een knopje etc.

1.3B De weerstand van een metalen draad:

- De eenheid van weerstand is ohm(Ω)
- Een weerstand van 10 Ω laat een elektrische stroom makkelijker door dan een weerstand van 20 Ω.

- Een twee keer zo lange draad heeft een twee keer zo grote weerstand.
- De weerstand is rechtevenredig met de lengte van de draad.

- Een metalen draad met een twee keer zo grote oppervlakte van de doorsnede heeft een twee keer zo kleine weerstand.

Oppervlakte van een cirkel:  r² of  d

- De soortelijke weerstand van een metaal geeft aan hoe goed een metaal geleidt.

- Hoe kleiner de soortelijke weerstand, hoe beter het metaal geleidt.

- De eenheid van soortelijke weerstand is Ω∙mm²/m

Weerstand: R×A= ρ×l

R= de weerstand in ohm (Ω)
ρ= de soortelijke weerstand in ohm vierkante millimeter per meter (Ω∙mm²/m)
l= de lengte in meter(m)
A= de doorsnede in vierkante millimeter (mm²)

1.4A Condensator:

- Een spanningsbron kan niet in korte tijd veel elektrische energie leveren. Een condensator kan dit wel.
- In een condensator kan elektrische energie worden opgeslagen.
- Een condensator kan de opgeslagen energie ik korte tijd leveren.

1.4B Wet van Ohm:

- De weerstand is groter als er bij een bepaalde spanning een kleinere stroom loopt.
- De weerstand is groter als je voor een bepaalde stroomsterkte een grotere spanning nodig hebt.
- De verhouding van de spanning en de stroomsterkte heet de weerstand.

- Formule: R= U:I
- Een metalen draad heeft bij hogere temperatuur een grotere weerstand.
- Wet van ohm: Spanning en stroomsterkte zijn rechtevenredig met elkaar.
- De wet van ohm geldt alleen als de weerstand niet verandert.
- Ohmse weerstand= constante weerstand

1.5A Elektronica:
- Gelijkstroom: een stroom die steeds in dezelfde richting door de stroomkring loopt.
- Wisselstroom:een stroom die heen en weer gaat.
- Het vervoeren van wisselstroom is goedkoper dan het vervoeren van Gelijkstroom.
- Een stopcontact is een wisselstroom.
- Met een diode kun je van wisselstroom een gelijkstroom maken.
- Een diode laat een elektrische stroom in één richting door.
- Een led is een diode die licht geeft als er stroom doorgaat.
- Een transistor kun je gebruiken als een elektronische schakelaar.
- Een transistor heeft drie aansluitingen. Die zijn verbonden met drie onderdelen van de transistor: emitter(E), basis(B), collector(C)

- Miljoenen diodes, weerstanden en transistoren kan men samenbrengen op 1 klein plaatje silicium.
- Chip=een klein plaatje silicium.

1.5B Vervangingsweerstand:

- Vervangingsweerstand= de waarde van de weerstanden bij elkaar
- De waarde van de weerstanden kun je afleiden uit gekleurde ringen.
- Het 3e cijfer is alleen bij 5 ringen
- Als je ene gele, violette, bruine, gouden ring heb is het 47+10=470 Ω de tolerantie is 5% dat wil zeggen maximaal 5% minder/meer dan 470 Ω.
447 Ω &494 Ω

Rv=Ubron:Ibron

- Door serieschakeling van weerstanden kun je een grotere weerstand maken.
- Formule: Rv=R1+R2

- Door parallelschakeling van weerstanden kun je een kleinere weerstand maken
- Formule: 1 = 1 + 1
Rv R1 R2

REACTIES

N.

N.

bedankt, heb hier veel aan gehad!

12 jaar geleden

M.

M.

kleine aanvulling: in serieschakeling is inderdaad Rt= R1+ R2 + R3 etc.
dit geldt echter niet voor parallelschakeling, hierin geldt: Rv= 1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3 + etc. (1 gedeeld door Rv= 1 gedeeld door R1 + 1 gedeeld door R2 enz.).

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.