H11 en H14

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 984 woorden
  • 12 april 2003
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
28 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
H11

§1. Energie-effect en reactiesnelheid

»sommige reacties verlopen heel snel. Vb= aardgas en explosies.
Maar als je kale plekken op je fiets niet verft,dan komt er roest. Maar dat gebeurt niet snel, dus het roesten van ijzer is een langzame reactie.
Energie effecten.
Bij chemische reacties komt energie vrij. Kan voorkomen in
-licht,(verbrandingsreaxties) en
-geluid(explosies of vuurwerk).
dus reacties waarbij energie vrijkomt noem je exotherme reacties.
Deze reacties zijn moeilijk beheersbaar. tijdens deze reactie worden de stoffen steeds heter en gaan daardoor steeds sneller reageren = brand.
- je kunt de reactie stoppen door een van de beginstoffen weg te halen of je kutn de reactie snelheid erminderen door de reagerende stoffen af te koelen.
- Ze hebben in het begin ook energie nodig, ze moeten op gang gebracht wroden. Dat kun je bijvoorbeeld doen door stoffen te verhitten/aansteken. Dat kun je je inbeelden bij vuurwerk. Als de reactie eenmaal op gang is hoef je geen energie meer toe te voeren. De reactie gaat dan door.

er zijn ook reacties die energie nodig hebben om te kunnen blijven verlopen, dat noem je endotherme reacties.
Zoals de elektrolyse van water, of thermolyse en fotolyse.

Over het algemeen geldt dat reacties sneller verlopen als de temperatuur hoger is.
Je kunt behalve door het verhogen van de temperatuur op nog 3 manieren de snelheid van een reactie vergroten.
het contactoppervlak
concentratie
katalysatoren
het contactoppervlak:
je moet het oppervlak groter maken zodat je sneller wat aan kunt steken. Daardoor verloopt de reactie met zurstop veel sneller. Omdat papier, houtsnippers, houtwol, poedersuiker en staalwol ook een grote oppervlak hebben zijn deze erg brandbaar.
Bij reacties met twee of meer beginstoffen is het belangrijk dat de stoffen geod met elkaar in contact komen. Door een groot contactoppervlak zal de reactie sneller verlopen.
Concentratie:
In zuivere zuurstof zitten veel meer zuurstofmoleculen dan in lucht.= de concentratie zuurstof is groter dan in lucht. Bij grotere concentraties is de kans dat de deeltjes van de reagerende stoffen met elkaar in contact komen (botsen) groter. Daardoor neemt de reactiesnelheid toe.
Bij hogere concentraties verlopen reacties sneller.
Katalysatoren:
Sommige stoffen reageren sneller met elkaar als er een bepaalde stof aanwezig is. Zo’n stof heet een katalusator, de katalusator wordt daarbij niet verbruikt, hij raakt niet op.
Het meest zitten katalysatoren in auto’s. als de koolwaterstoffen uit benzine volledig zouden verbranden, zou een personenauto koolstofdioxide en water uitstoten. Maar die gerbranding in een benzine motor verloopt niet volledig. Er blijven onverbrande koolwaterstoffen over en er ontstaan koolstofmono-oxide en roet. Ook stikstofdioxides uit de reactie van stikstof met zuurstof. Als men dan de stoffen in een naverbrander laten reageren met zuurstof ontstaan minder schadelijke stoffen (N2, CO2, en H2O) de naverbrander bevat een katalysator die bestaat uit edelmetalen, die katalysator zorgt ervoor dat de naverbrandingsreactie snel genoeg verloopt.
§2. hoeveel stof ontstaan en verdwijnt?
Wet van behoud van massa
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen. Tegelijkertijd ontstaan andere stoffen : de reactieproducten
 als je de massa’s van de beginstoffen en eindstoffen bepaalt en bij elkaar optelt dan zijn die ongeveer even groot. Dat is de wet van behoud van massa. Ontdekker= Lavoisier. Dus ook wel de massawet van Lavoisier.
Aluminuimoxide (Al2 O³)  aluminium (Al) + zuurstof (O²)
17g 9g 8g
dat stoffen met elkaar reageren blijkt in een massaverhouding.
Als je 3 gram magnesium verbrandt, ontstaat 5 gram MgO(s).
Dan blijkt uit de wet dat 2 gram zuustof gereageerd heeft:
Magnesium (Mg) + zuurstof (O²)  magnesiumoxide ( MgO)
3g 2g 5g
de verhouding van de massa’s waarin magnesium en zuurstof reageren is 3:2. dus met 30 gram magnesium reageert met 20 gram zuurstof.
Massapercentage van een element in een verbinding:
Bij de ontleding van 17 gram aluminiumoxide ontstaat 9 gram aluminium.
De verbinding Al²O³ bevat dus: 9:17*100% = 53 massaprocent van het element aluminium.
Overmaat
Als je stoffen niet in de goede massaverhouding bij elkaar doet, blijft na de reactie 1 van de beginstoffen over, dat overschot noem je de overmaat.
Rekenen aan reacties
Zink (Zn) maken uit zinkoxide (ZnO) =
Als je zinkoxide mengt met koolstofpoeder (C ) en je verhit dit mengsle dan treedt de volgende reactie op:
Zinkoxide(ZnO) + koolstof (C)  zink (Zn) + koolstofdioxide (CO2)
13.6 1 10.9 3.7
§3 reacties en moleculen.
Verdwijnen en ontstaan van moleculen
Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen en ontstaan tegelijkertijd andere stoffen, de moleculen van de beginstoffen verdwijnen maar daaruit komen andere moleculen. : de moleculen van de reactieproducten. Maar alle atomen die voor de reactie waren, zijn er nu nog steeds na de reactie. = bij een chemische reactie hergroeperen de atomen zich tot nieuwe moleculen.
Water = waterstof + zuurstof
Water H2O zuurstof O2
Koolstofmono-oxide CO waterstof H2
Koolstofdioxide CO2 stikstof N2
Zwavelocide SO2 ozon O3
Stikstofmono-oxide NO chloor Cl2
Stikstofdioxide NO2
Druivensuiker C6H12O6
Tafelsuiker C12H22O11
Telwoord enkelv.stof geb.vorm form. Stofnaam
Mono zuurstof oxide SO3 zwaveltrioxide
Di zwavel sulfide P2O3 difosfortrioxide
Tri chloor chloride CCl4 koolstoftetrachloride
tetra jood jodide H2O2 diwaterstofoxide
Penta broom bromide SiO2 siliciumdioxide
Hexa fluor fluoride Hl waterstofjodide
Hepta waterstof hydride
Octa
Coëfficiënten
De getallen die het aantal moleculen aangeeft. Je zet ze voor de formule.

H14

§1 atoombouw.

In een niet-ontleed-bare stof is er maar 1 atoomsoort.

Een atoom bestaat uit een positief geladen kern met daaromheen negatief geladen protonen.

-elektronen zijn nog kleiner en lichter dan protonen en neutronen (normaal gewicht protoon= 1,67 * 10-27 kg.)

atoomnummer=daar geef je het aantal protonen in een atoomkern aan.

Atoomnummer= aant. Protonen=aant elektronen.
Aant. neutronen= massagetal-atoomnummer.

§2 radioactiviteit.

Radioactieve elementen: elementen die spontaan straling uitzenden.

Stoffen die radioactieve elementen bevatten worden ook wel radioactieve stoffen genoemd.

Je kunt straling alleen waarnemen met een geigerteller.

*veel gesteente bevatten radioactief uraan.
*een ander radioactief element dat in kleine hoeveelheden in gesteenten voorkomt is radium
*in de natuur komt ook een beetje van het radioactieve element koolstof voor dat een natuurlijke oorsprong heeft.

Soorten straling
-alfastraling : kan niet ver in stoffen doordingen
-betastraling: heeft een groter doordringend vermogen dan alfastraling.
-gammastraling: kan veel verder in stoffen doordringen.

REACTIES

A.

A.

de afbeeldingen zijn vervangen door hokjes

17 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.