Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 6 en 7

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 625 woorden
  • 10 november 2009
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
25 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Natuurkunde

Stof:
Blz. 176
Blz. 178-185 + 188
§7.1-7.5

§6.1: Elementen
Stoffen kun je indelen in mengsels en zuivere stoffen. Door scheidingsmethoden zijn uit mengsels zuivere stoffen te halen.
Zuivere stoffen kun je indelen in elementen (niet-ontleedbare stoffen) en verbindingen (ontleedbare stoffen). Elementen hebben 1 atoomsoort, verbindingen meerdere.
Elementen kun je weer indelen in metalen, niet-metalen en edelgassen.

Metalen

Bij kamertemperatuur zijn metalen vaste stoffen. Behalve kwik, dat is vloeibaar. De meeste metalen hebben een hoog smeltpunt en ze geleiden elektriciteit en warmte goed. Ze zijn meestal glimmen en te verbuigen. Metalen kunnen positieve ionen vormen, door één of meer elektronen af te staan. Zo kunnen ze reageren met niet-metalen.

Metaalbinding
In een metaal zijn de deeltjes in een patroon gerangschikt: een rooster. Ze worden bij elkaar gehouden door metaalbinding. Niet alle elektronen bewegen op dezelfde afstand van de atoomkern. De elektronen die het verst van de kern af bewegen, kunnen losraken en vrij door het rooster bewegen. Hierdoor ontstaan positieve metaalionen die op een vaste plek trillen. Door de aantrekkingskracht tussen de positieve en negatieve deeltjes, blijft het rooster in stand. Door de vrije elektronen kan metaal goed warmte en elektriciteit geleiden.

Niet-metalen kunnen niet goed geleiden, omdat ze geen vrije elektronen hebben. Broom is het enige vloeibare niet-metaal.
De 2 belangrijkste groepen niet-metalen zijn de halogenen en edelgassen. Halogenen bestaan uit twee-atomige moleculen. Ze vormen met sommige metalen verbindingen die zouten heten.
Edelgassen zijn een-atomige moleculen en reageren bijna niet met andere elementen.

De bouw van een atoom
Metalen kunnen niet reageren met andere metalen. Niet-metalen kunnen onderling wel reageren.
Dit verschil komt door de bouw van een atoom. Atomen hebben een hele kleine kern die bestaat uit protonen (positief) en neutronen (neutraal). Om deze kern bewegen elektronen (negatief). Een proton en een neutron zijn ongeveer even groot. Een elektron is ongeveer 2000 keer zo klein.
Hoe veel protonen er in de kern van een atoom zitten, heet het atoomnummer.
Hoeveel protonen en neutronen er samen in de kern zitten, heet het massagetal.

Het aantal elektronen om de kern, is gelijk aan het aantal protonen in de kern, dus het atoomnummer.
De grootte van de positieve lading in een proton, is gelijk aan de negatieve lading in een elektron. Een atoom is dus neutraal.
Elementen verschillen, omdat ze een verschillend aantal protonen in de kern hebben. Dit aantal bepaalt de natuurkundige eigenschappen van een element. Maar ook het aantal elektronen is van belang, omdat ze de chemische eigenschappen en reacties bepalen.

Periodiek systeem volgens Mendelejev
De Rus Mendelejev heeft alle elementen geordend. Dit deed hij door alle overeenkomsten van elementen te onderzoeken. Hij heeft zo het periodiek systeem der elementen opgebouwd. Hij plaatste elementen met overeenkomsten onder elkaar en de elementen van boven naar beneden en links naar rechts volgens opklimmende massa.

Later bleek dat niet de massa maar het atoomnummer bepalend was voor de plaats is het systeem.

In een vereenvoudigde vorm van het systeem heten de kolommen groepen en de rijen perioden. Alle elementen in dezelfde groep hebben vergelijkbare chemische eigenschappen. Dit kun je verklaren met het schillenmodel, ontwikkeld door Niels Bohr. Bohr zegt dat elektronen bewegen in ‘lagen’, die allemaal een vaste afstand tot de kern hebben. Deze lagen worden ook wel schillen genoemd. Hoe verder de schil van de kern ligt, hoe meer elektronen de schil kan bevatten.

De 1e schil ligt het dichtst bij de K-schil en bevat maximaal 2 elektronen. Daarna komt de L-schil, deze bevat maximaal 8 elektronen. De 3e is de M-schil met maximaal 18 elektronen.

Alle halogenen zijn twee-atomige moleculen en reageren heel goed met metalen. Er ontstaan dan zouten. Dit komt omdat alle halogenen 7 elektronen hebben in de buitenste schil.
Blaaaat ik snap dit niet aars.

Blijkbaar hoef je dit hoofdstuk niet echt goed te kennen en ik snap het niet dus dit moeten jullie maar even zelf doen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.