Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2.1 t/m 2.4

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 871 woorden
  • 27 oktober 2014
  • 88 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
88 keer beoordeeld

Paragraaf 1: Stofeigenschappen

  • Sommige stoffen lijken heel erg op elkaar, water en alcohol zien er precies hetzelfde uit. Het zijn twee heldere, kleurloze stoffen. Je hebt ook andere manieren om stoffen te herkennen zoals ruiken. Daarmee moet je wel oppassen sommige stoffen kunnen je neus en/of longen irriteren. Ruik daarom voorzichtig

Eigenschappen waaraan je een  stof kunt herkennen, noem je:

-geur: alcohol heeft bijvoorbeeld een andere geur als terpentine

-kleur: koper is rood-oranje, goud is geel en lood is grijs

-smaak: suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout

-brandbaarheid: benzine is brandbaar, water niet

Sommige stoffen kunnen gevaarlijk zijn en ook in je huis kom je stoffen tegen die risico’s opleveren. Een stof kan gevaarlijk zijn:

-als je de stof inademt (bijvoorbeeld benzinedamp)

-als je de stof inslikt (bijvoorbeeld spiritus)

-als je de stof op je lichaam krijgt en/of kleding (bijvoorbeeld bleekmiddel)

-als er vuur bij de stof komt (bijvoorbeeld alcohol)

-als je stof mengt met een andere stof (bijvoorbeeld toiletreiniger gemengd met urine

Daarom staan er waarschuwingen op een verpakking. De gevaren worden aangegeven met pictogrammen ook wel een gevarensymbool.

 

Paragraaf 2: Zuivere stoffen en mengsels

 

  • In het dagelijks leven noem je stoffen puur of zuiver. Let op bij nask gebruik je nooit het woord puur en het woord zuiver gebruik je alleen als er maar een stof inzit. Als er een andere stof is toegevoegd noem je dit een mengsel. Een mengsel bevat dus altijd twee of meer stoffen.

 

  • Soms is het belangrijk de precieze samenstelling van een mengsel te weten. Je wil niet alleen de stoffen weten maar ook de hoeveelheden. Bij drinkwater wordt de concentratie vaak aangegeven in milligram per liter.

 

  • Ala je een vast stof mengt met een vloeistof en die vloeistof wordt naar flink mengen niet troebel, dan heb je een oplossing gemaakt. Stoffen bestaan uit kleine deeltjes die moleculen worden genoemd. Als de suiker wordt gemegd met vloeistof, gaan de suikerkorrels in die moleculen zitten.

 

  • Als een mengsel naar het mengen al snel troebel is dan kan het geen oplossing zijn. Dan is het een suspensie: een vloeistof waarin een fijn verdeelde vaste stof zweeft.

 

  • Moleculen zijn onvoorstelbaar klein. Hun afmetingen worden daarom gemeten in nanometers. Een nanometer is een miljardste van een meter . De diameter van een watermolecuul is bijvoorbeeld 0,3 nanometer. Omdat moleculen zo klein zijn kunnen ze door kleine openingen stromen. De moleculen kunnen een filter passeren .

 

  • Je kunt stoffen in een mengsel op verschillende manieren van elkaar scheiden. Bijvoorbeeld met filteren: wat achter blijft in de filter is een residu en wat eruit loopt is een filtraat. Je kunt stoffen ook scheiden door extraheren. Je doet dan bijvoorbeeld zeezand in een filter een giet er water overheen je zult zien dat er wat zout in het water zit.

 

Paraagraaf 3: Massa en Volume

 

  • De massa is een maat voor de hoeveelheid stof. Je kunt ook zeggen een twee keer zo grote massa van een stof bevat twee keer zo veel moleculen. De internationale eenheid voor massa is kilogram (kg).

 

Onthoud:

-1 ton = 1000 kilogram

-1 kilogram = 1000 gram

-1 gram = 1000 milligram

 

  • Het woord massa gebruik je niet in het dagelijks leven je gebruikt het woord gewicht . In Natuurkunde mag je dit niet zeggen, omdat massa gaat om hoeveel moleculen in een fiets en gewicht is de kracht die je voelt als je iets optilt.

 

  • Met een maatcilinder kun je het volume van een hoeveelheid bepalen. Je weet dan hoeveel ruimte de vloeistof inneemt. De volume wordt meestal aangegeven in milliliter. De internationale eenheid voor volume is kubieke meter (m3) maar de eenheid liter mag je ook gebruiken. Liter word allen gebruikt bij vloeistoffen en gassen gebruikt.

 

Onthoud:

-1 kubieke meter = 1000 kubieke decimeter = 1000 liter

-1 kubieke decimeter = 1 liter = 1000 kubieke centimeter

-1 kubieke centimeter = 1 milliliter

 

  • Het volume van voorwerpen met een onregelmatige vorm, bijvoorbeeld een kiezelsteen. Kun je bepalen met de onderdompelmethode. Die werkt zo:

1Vul de maatcilinder tot een bepaalde hoogt met water

2Lees de stand van het water af: de beginstand

3Laat het voorwerp voorzichtig onder water zakken

4Lees opnieuw de stand van het water af: de eindstand

5Eindstand-beginstand is het volume van het voorwerp

 

  • Je kunt de volume van een rechthoekig voorwerp ook berekenen met de volgende formule: volume = lengte * breedte * hoogte. Je kunt het volume van een cilinder bepalen met de formule: volume = pi * straal * straal * hoogte.

 

Paragraaf 4: Dichtheid

 

  • Om na te gaan of de ene stof lichter is dan de ander moet je ze eerlijk met elkaar vergelijken.

 

Een eerlijke vergelijkingsmethode werkt als volgt:

1Neem van elke stof een blokje van 1,0 kubieke centimeter

2Bepaal de massa van elk blokje

3Het blokje met de kleinste massa is gemaakt van de lichtste stof

 

  • Deze eigenschap is zo belangrijk dat er een apart woord voor is bedacht dat woord is dichtheid. Je zegt de dicht van aluminium is 2,7 gram per kubieke centimeter. De dichtheid van een stof is een eigenschap waar je een stof aan kunt herkennen.

 

  • Je kunt op een bepaalde manier bepalen of een massief voorwerp drijft of zinkt. Bij vurenhout zou het voorwerp drijven en een kiezelsteen zinkt omdat de dichtheid kleiner is van het vurenhout.

 

 

 

REACTIES

S.

S.

super

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.