H2 Stoffen en hun eigenschappen

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 663 woorden
  • 16 november 2011
  • 115 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
115 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1: Stoffen


4 stofeigenschappen:

Kleur (koper is rood, aluminium grijs)

Geur (alcohol heeft een andere geur dan benzine)

Smaak (suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout)

Brandbaarheid (benzine is brandbaar, water niet)


Sommige stoffen kunnen gevaarlijk zijn:

Als je het inademt

Als je het inslikt

Als je het op je kleren, op je huid of in je ogen krijgt

Als je er met vuur bijkomt

Als je de stof met een andere stof mengt


Daarom staan er vaak gevarensymbolen op de verpakking



Paragraaf 2: Materialen


Stoffen waarvan voorwerpen gemaakt worden, noem je materialen.


Veel gebruikte metalen zijn staal, aluminium en koper. Je hebt ook nog andere metalen, zoals goud, zilver, chroom, zink, lood, messing, tin en brons.


Voorwerpen die van metaal gemaakt zijn:

- Kunnen verbogen of ingedeukt worden, maar zullen niet snel breken

- Zijn niet doorzichtig

- Kunnen vaak slecht tegen bijtende stoffen


Tussen metalen zijn ook verschillen.

- Sommigen worden niet aangetast door lucht en vocht (zilver en goud), andere wel (ijzer)

- Sommigen zijn zacht en gemakkelijk te vervormen (lood), andere veerkrachtig (staal)

- Sommigen zijn licht (aluminium), andere zwaar (lood en kwik)

- Sommigen smelten al bij lage temperatuur (lood bij 328 oC), ander bij hoge temperatuur (ijzer bij 1535 oC)

- IJzer en nikkel worden aangetrokken door een magneet, de andere metalen niet.


Ze hebben ook dingen gemeenschappelijk;


- Ze glanzen

- Ze geleiden elektriciteit

- Het zijn goede warmtegeleiders

Een legering is een mengsel van twee of meer metalen.

Je maakt een legering door de metalen te smelten en ze daarna in vloeibare toestand goed te mengen.


Legeringen:

- Brons (90% koper, 10% tin)

- Messing (of koper) (meestal 70% koper en 30% tin)

- Staal (99% nikkel, 1% koolstof)

- Soldeer (50% lood, 50% tin)


Stofeigenschappen glas:

- Doorzichtig

- Kan goed tegen bijtende stoffen

- Kun je niet deuken of buigen, wel vaak breekbaar

- Glad oppervlak (goed schoon te maken)


Stofeigenschappen polytheen:

- Minder breekbaar dan glas

- Minder doorzichtig dan glas

- Kan niet goed tegen bijtende stoffen


PE = polytheen

PS = polystyreen


PP = polypropeen

PET = polyester

PMMA = plexiglas

PVC = polyvinylchloride


Stofeigenschappen keramisch materiaal:

- Kun je niet buigen of indeuken, wel breekbaar

- Niet doorzichtig

- Goed bestand tegen hoge temperaturen

- Goed bestand tegen bijtende stoffen


Corroderen = dat metalen worden aangetast door water en zuurstof (corrosie)

Als ijzer corrodeert heet dat roesten


Paragraaf 3: Massa en volume


De massa weeg je met een balans of weegschaal (in de eenheid gram of kilogram)

Hoe groter de massa is, des te zwaarder het voorwerp

1 ton = 1000 kg

1 kg = 1000 g

1 g = 1000 mg

Volume is bijna het zelfde als inhoud. Verschil: inhoud is wat er in kan, volume is wat er in zit.

De eenheid van volume is m3 (kubieke meter)



Volume van een cilinder = x R2 x H

(R = de straal (straal is de helft van een diameter))

(H = hoogte)


Liter wordt alleen voor vloeistoffen en gassen gebruikt. 1 liter = 1 dm3


Je berekent het volume van een voorwerp met een onregelmatige vorm uit met de onderdompelmethode of de onderdompel methode in een overloopvat


Massa eenheden:

KG  HG  DAG  G  DG  CG  MG


Volume eenheden:

KM3  HM3  DAM3  M3  DM3  CM3  MM3


Lengte eenheden:

KM  HM  DAM  M  DM  CM  MM


Oppervlakte eenheden:

KM2  HM2  DAM2  M2  DM2  CM2  MM2


Liter eenheden:

KL  HL  DAL  L  DL  CL  ML


Paragraaf 4: Dichtheid


Om aan te geven hoe zwaar een stof is wordt dichtheid gebruikt. De dichtheid van een stof is het aantal gram per cm3.


Zo bepaal je de dichtheid van een stof:

- Neem een voorwerp of een hoeveelheid van die stof


- Bepaal de massa en het volume

- Deel de massa door het volume

- Je hebt dan de hoeveelheid gram per cm3

- Denk aan de eenheid bij je antwoord


Dichtheid van een mengsel bepaal je door de totale massa van het mengsel te delen door het totale volume.


Paragraaf 5: Windsurfen


- Het voorwerp zinkt, als de (gemiddelde) dichtheid van het materiaal groter is dan de dichtheid van water

- Het voorwerp zweeft, als de (gemiddelde) dichtheid van het materiaal even groot is als de dichtheid van het water

- Het voorwerp drijft, als de (gemiddelde) dichtheid van het materiaal kleiner is dan de dichtheid van water


Extra


Hoe meer ruimte er is, hoe kleiner de dichtheid


Massa : volume = dichtheid

Dichtheid x volume = massa

Massa : dichtheid = volume









REACTIES

L.

L.

dit heb ik echt nodig kom er net achter dat ik morgen nask toets heb over hoofdstuk 2... dus dankuu

12 jaar geleden

V.

V.

Super bedankt!!!! :)

11 jaar geleden

A.

A.

morgen heb ik een prakticum en ik mag aantekeningen maken ik heb veel geleerd

10 jaar geleden

S.

S.

Lekker dan! een 8,5! En het cijfer telt 2 keer! Bedankt!

9 jaar geleden

L.

L.

ik moet een verslag maken overdichtheid jammer dat de massa's er niet in staan

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.