1.1 zien en kleuren
directe en indirecte lichtbronnen Licht is nodig om dingen te kunnen zien, zonder licht zou je niks kunnen zien. Als je een lamp aandoet, zie je niet alleen de lamp, maar ook andere voorwerpen in een kamer. Een lamp is een directe lichtbron en straalt direct licht uit. De voorwerpen in de kamer zijn indirecte lichtbronnen, zij kaatsen het licht alleen terug. Het licht dat word teruggekaatst heet indirect licht.
diffuse terugkaatsing Als licht in alle richtingen word teruggekaatst, noem je dat diffuse terugkaatsing. Een deel van dat teruggekaatste licht komt in je ogen, zo kan je zien wat het is.
drie soorten lichtbundels Lichtstralen gaan rechtdoor zolang ze nergens tegenaankomen. Dat kan je aangeven met pijlen vanaf de lichtbundel. Een lichtundel waarin deze pijlen uit elkaar gaan heet een divergente lichtbundel, als de pijlen naar elkaar toe gaan noem je het een convergente lichtbundel en als ze dezelfde richting op gaan is dat een evenwijdige lichtbundel.
absorberen Je kan voorwerpen zien door diffuse terugkaatsing. Deze voorwerpen kaatsen vaak maar een deel van het licht terug, de rest van het licht wordt opgenomen. Dit noem je absorberen.
kleuren zien Het licht van de zon bevat rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. De kleur van een voorwerp wordt bepaald door de kleur die het voorwerp terugkaatst. Een voorwerp dat groen licht terugkaatst is dus groen. Als een voorwerp alle kleuren terugkaatst is dat voorwerp wit, als het juist alle kleuren absorbeert is het zwart.
1.2 schaduw
schaduw bij een evenwijdige lichtbundel Een schaduw is een plek waar direct licht niet kan komen. Je kan buiten je eigen schaduw zien omdat jij de evenwijdige luchtbundel van de zon voor een deel tegenhoudt. Via diffuse terugkaatsing komt er toch wat licht op de plek van de schaduw, die is dus niet helemaal donker. De lengte van de schaduw hangt af van de stand van de zon, hoe lager de zon, hoe langer de schaduw.
schaduw bij een divergente lichtbundel Je kan met bijv. je handen een deel van de divergente lichtbundel tegenhouden. Zo creëer je een schaduw. Hoe dichter je handen bij de lamp zijn, hoe groter de schaduw.
kernschaduw en bijschaduw Divergente en evenwijdige lichtbundels creëren schaduwen die overal even donker zijn. Dit is niet altijd het geval bij schaduwen. Als je bijv. met twee lichtbundels op een voorwerp schijnt, ontstaat er een plek waar de schaduwen van beide lichtbundels die overlappen. Dit noem je de kernschaduw. De plek waar het licht van slechts één lichtbundel komt noem je een bijschaduw. Deze schaduw is minder donker dan de kernschaduw.
1.3 spiegels en lenzen
spiegelwet Op een muur kaatst licht diffuus terug, op een spiegel kaatst het licht slechts in één richting terug. Dit noem je spiegelende terugkaatsing. De hoek van inval (i) is altijd gelijk aan de hoek van terugkaatsing (t). Dit is de spiegelwet. De hoeken meet je altijd tussen de lichtstralen een loodrechte lijn op de spiegel, de normaal.
terugkaatsing in de spiegel construeren
lenzen
brandpunt van een positieve lens
1.4 lens en beeld
scherpe afbeeldingen Een positieve lens zorgt voor scherpe afbeeldingen. Een deel van teruggekaatst licht van een punt op een voorwerp valt op de lens, de lens zet de divergente stralen van het voorwerp om in convergente stralen die samenkomen in één punt achter de lens. Dits is het beeldpunt van dat stukje van het voorwerp. De lens doet dit ook met alle andere stukken van het voorwerp en al die beeldpunten vormen samen een beeld.
op de kop Een lens draait het beeld op de kop, in je camera of telefoon zit software die dat beeld weer rechtop zet.
het beeld construeren
verkleind en vergroot beeld
1.5 het oog
de werking van het oog De lichtbundel van een voorwerp passeert eerst het hoornvlies en gaat dan door de pupil via de ooglens naar het netvlies. De hoeveelheid licht die in het oog komt wordt geregeld door de iris, die zorgt dat de pupil groter of kleiner wordt. Het hoornvlies convergeert, net als een positieve lens, de invallende lichtbundel. De ooglens zorgt dat de lichtbundel verder convergeert en als scherp beeld op het netvlies valt. Het netvlies bestaat uit lichtgevoelige cellen die via de oogzenuween signaal sturen naar de hersenen als er licht op het netvlies valt. De hersenen verwerken de signalen dan en zo kun je zien.
accommoderen Als je vanaf dichtbij naar een voorwerp kijkt, moet de ooglens de invallende lichtbundel meer convergeren voor een scherp beeld. Spieren in je oog kunnen zorgen dat de ooglens boller wordt, kijk je van verder weg naar een voorwerp wordt de ooglens juist minder bol. Dat aanpassen van de ooglens heet accommoderen.
staafjes en kegeltjes
zichtbaar licht
ultraviolette en infrarode straling
REACTIES
1 seconde geleden