Hoofdstuk 5: zouten

Paragraaf 5.1 oplossen en indampen van zouten

Een zout in opgebouwd uit een positief en een negatief ion

Systematische naam

Triviale naam

Gebruikt voor:

Ammoniumchloride NH4Cl

Salmiak

Drop en batterijen

Calciumoxide CaO

Ongebluste kalk

Metselspecie

Calciumsulfaat CaSO4

Gips

Verband, bouwmateriaal en schoolkrijt

Natriumcarbonaat Na2CO

soda

Glasbereiding en reinigingsmiddel

Natriumchloride NaCl

Keukenzout

Voedsel

G=goed oplosbaar in water

M= matig oplosbaar in water

S= slecht oplosbaar in water

 Alle kalium K+, natrium Na+ en ammonium NH4+ zouten lossen goed op

 Alle nitraat NO3- zouten lossen ook goed op

Paragraaf 5.2 zoutoplossingen bij elkaar brengen

Als 2 zoutoplossingen bij elkaar worden gevoegd kunnen 2 dingen gebeuren

1. Er ontstaat troebeling (suspensie) en later een neerslag (is slecht oplosbaar)
2. Er gebeurd niks (is goed oplosbaar)

Aan de slag!

VB:

1. Maak een kleine tabel

+ -

CO32-

Cl-

Na+

G

G

Ca2-

S

G

1. Maar een reactievergelijking

Voor reactie

Reactievergelijking

Na de reactie

Na+ (aq) en CO32- (aq) Ca2+ (aq) en Cl- (aq)

Ca2+ (aq) +

CO32- (aq) à CaCO3 (s)

CaCO3 (s)

Na+ (aq) en Cl- (aq)

Deze is voor een slecht oplosbare. Een goede oplosbare is zonder reactie en blijven ze in oplossing.

Paragraaf 5.3 een slecht oplosbaar zout maken

Je gebruikt hiervoor Natrium en Nitraat voor dit. Zo blijven de slecht oplosbare zouten bestaan doordat Natrium en nitraat dan als tribune ionen werken

Paragraaf 5.5 een zout herkennen

1. Koperionen zijn blauw en ijzerionen. Zo kan je die herkennen.
2. Dan kijk je of een zout wel of niet goed oplosbaar is.
3. Als alle zouten goed oplosbaar zijn en moet je gaan kijken naar een zout waarbij de ene goed in oplost en de andere slecht. Zo kan je kijken welke zout het is. Degene met de neerslag is slecht oplosbaar en degene zonder neerslag is goed oplosbaar.