Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1.1 t/m 1.3

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 600 woorden
  • 13 september 2015
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1 STOFFEN

Alle dingen om ons heen zijn ergens van gemaakt. Een spijker is gemaakt van ijzer en een autoband van rubber. In de scheikunde spreken we van verschillende stoffen. Met stoffen bedoelen we niet alleen vaste stoffen, maar ook vloeistoffen en gassen. In de scheikunde of chemie heb je altijd met stoffen te maken. De scheikundige (chemicus) zoekt bijvoorbeeld naar nieuwe stoffen of naar stoffen met betere eigenschappen. In de scheikunde gaat het niet alleen om het maken van nieuwe stoffen. Soms wil men vooral weten waarvoor men een stof kan gebruiken. Dan moet men op de eigenschappen van de stof letten.

Eigenschappen van stoffen worden meestal kortweg aangeduid als stofeigenschappen. Bekende stofeigenschappen zijn kleur, geur, smaak, kookpunt, smeltpunt en brandbaarheid.

Als je met stoffen gaat werken is het belangrijk dat je vooraf de eigenschappen van die stoffen kent. Zijn ze brandbaar, explosief, bijtend en/of giftig? Het is vooral belangrijk om te weten voor mensen die in het dagelijks leven met gevaarlijke stoffen, zoals schoonmaakmiddelen, medicijnen, wasbenzine, enzovoort, omgaan. Een deel van die eigenschappen staat in de vorm van gevarensymbolen of pictogrammen. Enkele gevaren zijn zeer licht ontvlambaar, ontplofbaar, vergiftig, schadelijk en corrosief.

De fabrikant is wettelijk verplicht om deze info op het etiket te zetten:

1 Stof- of handelsnaam

2 Chemische naam

3 Leverancier

4 Gevaarsymbool met bijschrift

5 R-zin (mogelijke gevaren)

6 S-zin (maatregelen)

2 SCHEIKUNDE EEN NATUURWETENSCHAP

NATUURKUNDE:  De natuurkundige houdt zich bezig met processen (gebeurtenissen) die je steeds kunt herhalen. Als je een bal de lucht in gooit, weet je dat die bal weer naar beneden komt. En dat je hem daarna weer omhoog kunt gooien. Deze processen noem je daarom ook wel omkeerbare veranderingen.

SCHEIKUNDE:  Een lucifer die je afstrijkt, is niet meer opnieuw te gebruiken. De oorspronkelijke lucifer is totaal en blijvend veranderd. Dat blijvend veranderen geldt ook voor bijvoorbeeld het schimmelen van kaas en brood, het roesten van een fiets, enzovoort. Blijvende veranderingen van stoffen noem je chemische reacties.

Natuur- en scheikunde hebben veel met elkaar te maken. Daarom worden ze ook wel als één vak gegeven. Eigenlijk hoort er ook nog een derde wetenschap bij: biologie. De biologie houdt zich immers bezig met de levende natuur. Samen vormen ze de natuurwetenschappen.

Stoffen kunnen in 3 toestanden voorkomen: vast, vloeibaar, en gasvormig. Deze toestanden worden ook wel de fasen genoemd.

de vaste toestand wordt aangegeven met (s); s van het Engelse solid.

de vloeibare toestand wordt aangegeven met (l); van het Engelse liquid.

de gasvormige toestand geef je aan met (g); van het Engelse gaseous.

Een chemische reactie kun je weergeven met een reactieschema. Links in het schema staan de beginstoffen en rechts de reactieproducten.

3 HET DEELTJESMODEL

Het deeltjesmodel is al lang geleden opgesteld. De belangrijkste punten in het deeltjesmodel zijn:

1 Iedere stof is opgebouwd uit hele kleine deeltjes, meestal moleculen genoemd.

2 Elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen

3 Moleculen bewegen voortdurend, als de temperatuur stijgt, gaan de moleculen sneller bewegen.

4 Moleculen trekken elkaar aan

Vaste stof:

In een vaste stof is de aantrekkingskracht tussen de moleculen erg groot. Ze kunnen wel bewegen, maar alleen heen en weer: ze trillen.

Vloeistof:

In een vloeistof is de aantrekkingskracht nog groot. De moleculen wisselen voortdurend van plaats; ze kunnen langs elkaar heen bewegen.

Gas:

In een gas is de aantrekkingskracht is te klein om ze bij elkaar te houden. Ze kunnen zich vrij bewegen.

verdampen: (l) -> (g)

condenseren: (g) -> (l)

stollen: (l) -> (s)

sublimeren: (s) -> (g)

rijpen: (g) -> (s)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.