Ground Compositie waarin boven een ostinate bas vatiaties worden gespeeld
Passacaglia Zie ‘ground’
Chaconne Zie ‘ground’
Ouverture Instrumentaal openingsstuk (bijv. van een opera, suite), dat meestal besta uit 3 delen.
Frans: langzaam-snel-langzaam Italiaans: snel-langzaam-snel
Suite Compositie bestaande uit een aantal dansen (bijv. allemande, sarabande,
gigue, courante, bourree, gavotte), vaak beginnend met een ouverture
Sonate: Compositie voor één of enkele instrumenten, heeft dezelfde opbouw als een symfonie (maar die werd voor een groot orkest geschreven)
Triosonate: Een sonate uit de barok die geschreven wordt voor twee melodie-instrumenten, begeleid door basso continuo; totaal dus geen drie, maar vier instrumenten
Concerto Grosso: Muziekstuk voor een solistengroep (concertino) tegenover de rest van het orkest
Soloconcert: Compositie van één solist, begeleid door een orkest
Fuga: Polyfone compositie die begint met de expositie: hierin spelen alle aanwezige partijen na elkaar een keer het thema (op tonica en dominant). Daarna volgt de doorwerking: daarin zitten allerlei variaties op het thema (bijvoorbeeld vergroting, verkleining, stretto, modulatie). Aan het slot van een fuga zit vaak een orgelpunt.
Monodie: Compositie waarbij een solostem homofoon wordt begeleid
Opera: Groot muzikaal drama voor zangstemmen en orkest. Een voorloper van de musical (ook bij opera wordt het verhaal door de zangers en zangeressen uitgebeeld). Onderdelen zijn bijvoorbeeld ouverture, aria’s, recitatieven, koren en balletten
Recitatief: Stukje van een opera, passie, enz. waarin een solist in korte tijd veel wilt vertellen. Kenmerken syllabisch, weinig toonverschillen, kleine intervallen, sobere begeleiding met slechts enkele akkoorden
Oratorium: Een soort opera, maar dan zonder acteren, zonder decors, zonder dans, meestal met een religieuze tekst
Cantate: Als een oratorium, maar dan korter (max +/- een half uur). Heeft ook koralen
Passie: Een speciaal oratorium met als tekst het lijdensverhaal van Jezus, heeft ook koralen
Koraal: Geestelijk coupletlied
Ostinate Bas: Een melodie in de bas die steeds herhaald wordt
Inégalité: Het ongelijk spelen/zingen van noten, die je normaal gesproken even lang zou maken. Er staan bijv. twee achtste noten, maar je speelt een achtste met punt en een zestiende versieringen. Het aan een melodische toevoegen van tonen en ritmes
Basso Continuo: Een combinatie van twee begeleidingsinstrumenten: een akkoordinstrument en een basinstrument (bijv. klavecimbel/cello, orgel/fagot. Luit/cello). Te vergelijken met wat in een band vaak slaggitaar/basgitaar of keyboard/basgitaar doen
Concertino: De groep solisten (meestal 2 tot 5 instrumenten) in een concerto grosso
Tutti: De grote groep (orkest) in een concerto grosso of ‘allen’ (iedereen speelt mee)
Sequens: De herhaling van een muzikaal gegeven op een hogere of lagere toonhoogte
Terrassendynamiek: Plotselinge verschillen in klanksterkte
Thema: Een bouwsteen voor een compositie, een afgerond muzikaal gegeven van vaak 8 maten, is langer dan een motief
Contrasubject: De tegenmelodie die de 1e stem speelt als de 2e stem het thema gaat spelen
Vergroting: Een herhaling van de melodie met grotere notenwaarden (bijvoorbeeld achtste noten worden kwartnoten, kwartnoten worden halve noten, enz.)
Verkleining: Een herhaling van de melodie met kleinere notenwaarden
Stretto: Een partij zet het thema in terwijl de vorige partij nog niet klaar is met nhet spelen van het thema, de thema’s overlappen elkaar dan
Modulatie: Overgang naar een andere toonsoort
Orgelpunt: Een begeleidingsfiguur die bestaat uit een lang aangehouden bastoon of uit een bastoon die steeds herhaald wordt
Chromatiek: Gebruikmaken van halve toonafstanden (bijvoorbeeld c-cis-d-dis-e-f-fis-g)
Gemengd koor: Een koor met de zangstemmen sopraan, alt, tenor en bas
Dubbelkoor: Muziek geschreven voor twee gelijkwaardige koorgroepen of instrumentale formaties
REACTIES
1 seconde geleden