Samenvatting M&O periode 1
Hoofdstuk 13
Financieel beleid niet-commerciële organisaties (nco)
Paragraaf 1
Liquiditeitsbegroting en kassaldo nco
Vereniging: niet commerciële organisatie, streeft niet naar winst maar heeft een eigen doel. Van een vereniging kun je lid worden. De ledenraad kiest en benoemt het bestuur van de vereniging.
Stichting: niet commerciële organisatie, streeft niet naar winst maar heeft een eigen doel. Van de stichting kun je niet lid worden. De stichting heeft geen gekozen bestuur.
Liquiditeitsbegroting: een schatting van de verwachten ontvangsten en uitgaven voor een bepaalde periode.
De kas plus al het geld op een betaalrekening van de bank zijn liquide middelen voor een organisatie. Betalingen leiden tot een afname van liquide middelen. Ontvangsten leiden tot een toename van liquide middelen.
Kassaldo/kasstroom: het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven in een bepaalde periode.
Positief kassaldo: ontvangsten zijn hoger dan de betalingen.
Negatief kassaldo: betalingen zijn hoger dan de ontvangsten.
Liquide middelen eind periode = liquide middelen begin periode + kassaldo
Paragraaf 2
Interne baten- en lastenstaat nco
Opbrengsten = baten
Kosten = lasten
Transitorische posten: vooruit ontvangen bedragen, vooruitbetaalde bedragen, nog te ontvangen bedragen en nog te betalen bedragen.
Transitorische posten laten zien dat het moment van ontvangen of betalen niet samenvalt met de periode waartoe de baten dan wel lasten moeten worden gerekend.
Uitstelposten: vooruit ontvangen bedragen vooruitbetaalde bedragen.
Er is al wel geld ontvangen of betaald, maar er zijn nog geen opbrengsten of kosten.
Anticipatiekosten: nog te ontvangen bedragen en nog te betalen bedragen.
De opbrengsten en kosten zijn er al wel, alleen de betaling moet nog plaatsvinden.
Staat van baten en lasten/exploitatieoverzicht: overzicht van alle opbrengsten en kosten in een bepaalde periode.
Het saldo van de staat van baten en lasten wordt ook wel het exploitatieresultaat genoemd.
Als de baten groter zijn dan de lasten is er een positief saldo.
Als de lasten groter zijn dan de baten is er een negatief saldo.
Paragraaf 3
Interne balans en mutatie eigen vermogen nco
Balans: overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden van een organisatie op een bepaald moment.
Aan de debet/activa zijde staan de waarde van alle bezittingen.
Aan de credit/passiva zijde staat hoe de bezittingen zijn gefinancierd.
De waarde van de debet en credit zijde zijn altijd even groot, ze zijn in balans.
Debetzijde balans:
Creditzijde balans:
Positief saldo baten en lasten = toename eigen vermogen.
Negatief saldo baten en lasten = afname eigen vermogen.
Paragraaf 4
Financieel beleid nco
De staat van baten en lasten is een vooraf gemaakte schatting. Achteraf wordt de begroting vergeleken met het daadwerkelijk gerealiseerde opbrengsten. Dit heet de staat van meer en minder.
Hoofdstuk 14
Omzet handelsonderneming
Paragraaf 1
Afzet en omzet
Afzet is de hoeveelheid verkochte artikelen in een bepaalde periode.
Omzet is de verkoopwaarde van de verkochte artikelen in een bepaalde periode.
Omzet = afzet x verkoopprijs
Het marktaandeel van een bedrijf geeft aan hoeveel procent van de totale afzet of omzet dat bedrijf op een markt behaalt.
Marktaandeel bedrijf (afzet) = (afzet bedrijf/totale afzet op de markt) x 100%
Marktaandeel bedrijf (omzet) = (omzet bedrijf/totale omzet op de markt) x 100%
Bedrijven proberen de afzet, de omzet en het marktaandeel te beïnvloeden door veranderingen in de marketingmix (de 4 p’s).
Paragraaf 2
Verkoopprijs en consumentenprijs
Belasting toegevoegde waarde (btw): belasting die consumenten over een product betalen.
3 btw-percentages:
- 21% (algemeen tarief)
- 6% (laag tarief, belangrijke basisbehoeften)
- 0% (medische hulp, goederen die worden verkocht aan het buitenland)
Buiten btw kunnen er ook nog andere belastingen in rekening worden gebracht. Bijvoorbeeld accijns en milieuheffingen. Je hebt ook prijs verlagende subsidies. Bijvoorbeeld subsidies op milieubesparende goederen.
Consumentenprijs = verkoopprijs inclusief btw + prijsverhogende belastingen – prijs verlagende subsidies.
Bij berekening van de omzet altijd de verkoopprijs exclusief btw gebruiken.
Paragraaf 3
Omzetbelasting
Ondernemers moeten de btw die ze van hun klanten ontvangen afdragen aan de belastingdienst. En de btw die ze aan leveranciers betalen krijgen ze terug van de belastingdienst.
Afdragen aan de belastingdienst = ontvangen btw – betaalde btw = saldo
Hoofdstuk 15
Kosten handelsonderneming
Paragraaf 1
Kostensoorten
Uitgaven: er is sprake van een betaling, je krijgt er iets voor terug dus geen kosten.
Kosten: alle op geld gewaardeerde offers die een onderneming maakt, om goederen te produceren en/of te verkopen.
Handelsonderneming: koopt goederen in en verkoopt deze, zonder dat de goederen worden bewerkt.
VB kosten handelsonderneming: inkoopwaarde van de omzet, inkoopkosten, loonkosten, afschrijvingskosten, verkoopkosten, huisvestingskosten, voorraadkosten, kosten van diensten van derden en belastingen.
Inkoopwaarde van de omzet = inkoopprijs x afzet
Inkoopkosten: alle kosten die gemaakt worden bij het inkopen van goederen.
VB: transportkosten, bestelkosten, douane kosten.
Loonkosten = brutoloon + premies werkgever
Afschrijvingskosten: waardevermindering van duurzame kapitaal goederen.
Verkoopkosten: kosten om de verkoop te stimuleren (reclame).
Huisvestingskosten: alle kosten die je hebt als je een bedrijfspand bezit.
VB: huur, afschrijving, interest, verlichting, verwarming.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden