Management & Organisatie Hoofdstuk 1 Denken over M&O
1.
Introductie
Organisatiekunde = een interdisciplinaire wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van het gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag (optreden en reageren) bepalen en de wijze waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden.
Descriptief aspect = dit is een beschrijving van het gedrag van organisaties, met de motieven en gevolgen.
Prescriptief aspect = dit is een advies over te volgen handelwijze en organisatieinrichtingen.
Interdisciplinariteit = organisatiekunde kent veel elementen die uit andere wetenschappen komen. Vele wetenschappelijke vakgebieden (disciplines) spelen een rol.
Multidiscipline = alle vakgebieden verzamelen die we nodig hebben voor een onderzoek of project.
kan je omschrijven als pogingen tot gerichte beïnvloeding. Het richting geven aan de processen die in een organisatie plaats vinden. Deze richting wijst naar een doel, dat vooraf bepaald moet worden. De processen vinden plaats in het kader van een structuur. Het vormgeven en aanpassen van deze structuur is een belangrijk onderwerp van besturing. De mate waarin de besturing slaagt, wordt aangeduid met het begrip doeltreffendheid of effectiviteit.
Ontstaan van het vakgebied
Het vak organisatiekunde is ontstaan uit de behoefte op gestructureerde wijze na te denken over en vat te krijgen op organisaties en wat erin gebeurt. Een van de eersten die gesteld heeft dat management een vak is dat geleerd kan en moet worden, in plaats van een door talent of erfenis verkregen positie, is Henry Fayol. Kort na de Tweede Wereldoorlog is in Nederland organisatiekunde geïntroduceerd, het vak heette toen bedrijfsorganisatie. In de jaren zestig en zeventig werd organisatiekunde zoals we hem nu kennen geïntroduceerd.
Ontwikkeling van handel en ontstaan van multinationale ondernemingen
De fundering van ondernemingen is altijd een combinatie geweest van handel tussen verschillende stammen in verschillende geografische regio’s. De eerste voorbeelden van internationale handel gaan terug naar de tijd van de zogenoemde handelsroutes. De zijderoute is één van de oudste handelsroutes die was opgericht in 2 jaar voor christus. De zijderoute zorgde ervoor dat er voornamelijk zijde, bont, keramiek, ijzer en brons vanuit Azië naar het westen werd getransporteerd in ruil voor onder andere meer goud, edelmetalen, ivoor, wol en glas.
De eerste internationale handelsondernemingen waren opgericht en gesubsidieerd door nationale overheden met als doel hun koloniale handelsbeleid te ondersteunen.
Sinds het ontstaan van internationale handelsbedrijven tot het begin van de 20e eeuw is het aantal en de omvang van zogenoemde multinationale ondernemingen nauwelijks toegenomen. Vanaf die tijd is er sprake van een grote toename: van ongeveer 3.000 multinationale bedrijven aan het begin van de 20e eeuw tot ongeveer 89.456 aan het einde van 2014. Hiervoor kan een aantal verschillende redenen worden aangegeven. Technologische ontwikkelingen, optimaliseren van communicatie, verkorten van afstanden etc.
Van een multinationale onderneming kan gesproken worden als de onderneming internationaal werkt. Veel van deze ondernemingen hebben minder dan 250 werknemers in dienst maar vallen binnen deze definitie. Ongeveer 445 van de 550 grootste bedrijven zijn gevestigd in NoordAmerika, Europa en Japan. Nederland staat op nummer 11 van de 500 grootste bedrijven ter wereld.
Denkrichtingen en persoonlijkheden
Dit zijn de belangrijkste personen uit de geschiedenis van de organisatiekunde. Deze personen vertegenwoordigen een bepaalde stroming of denkrichting binnen de organisatiekunde. Deze personen en denkrichtingen maken nog steeds deel uit van het huidige theoretische kader van het vakgebied. In de kern gaat het steeds om de vraag hoe men door gezamenlijke inspanning doelen kan bereiken. Hierbij spelen de wijze van taakverdeling en coördinatie, de gekozen leiderschapsstijlen alsmede de wijze van communicatie een belangrijke rol. De bijdragen die door diverse personen zijn geleverd, hebben betrekking op verschillende aspecten van organisaties. Hierbij worden ook verschillende uitgangspunten gehanteerd.
Periode voor de industriële revolutie
Het denken over leidinggeven, management en de inrichting van de organisatie net zo oud als de mensheid. Geordende verhandelingen op dit gebied zijn voor de twintigste eeuw echter zeldzaam. Toch troffen we deze aan bij de oude Grieken zoals Socrates en Plato en veel later bij de Italiaan Niccolo Machiavelli. Ze zijn vooral gericht op het behoud van macht en de uitbreiding ervan. Ze zijn sterk opportunistisch van aard, gebaseerd op puur eigen belang en het gewetenloos gebruikmaken van de mogelijkheden die de situatie biedt.
Tot in de tweede helft van de achttiende eeuw overheerste het mercantilisme als economische denkrichting. Deze stroming stelde dat het bezit aan geld en goud de enige welvaartsbron was. Totdat Adam Smith (1776) zijn invloedrijke boek (an inquiry into the nature and causes of the wealth of nations) schreef, waarin gesteld wordt dat productieve arbeid de bron is van welvaart en dat door arbeidsverdeling de productiviteit van de arbeid sterk kan worden verhoogd. Daarna wordt de bedrijfsvoering systematischer aangepakt en heeft men meer aandacht voor efficiency.
In de achttiende eeuw worden baanbrekende uitvindingen gedaan als de stoommachine en het gebruik van steenkool als brandstof. Hierdoor werd massafabricage mogelijk in grote fabrieken. De westerse samenleving veranderde van een agrarische in een industriële.
Aan het einde van de negentiende eeuw waren in de Verenigde Staten de bedrijven enorm in omvang toegenomen doordat de afzetmarkt voortdurend groeide. De bestaande beheersings- en besturingsmethoden waren hierop echter niet berekend. De verdeling van verantwoordelijkheden tussen superieuren en ondergeschikten was onduidelijk.
Productienormen en beloning waren subjectief vastgesteld. Van planning was geen sprake. De bedrijfsleiders trachtten de arbeiders slechts tot een zo hoog mogelijke productie op te zwepen. De arbeiders verzetten zich door systematisch en georganiseerd tijd rekken.
In deze situatie ontstond een behoefte aan een meer gestructureerde en systematische aanpak. Wie dit inzag en er wat aan deed was ingenieur Frederick Winslow Taylor die met publicaties en lezingen de grondlegger werd van het Scientific management.
Fredrick Taylor en het Scientific Management ±1900
Frederick Taylor bood voor het eerst een systematische, samenhangende bedrijfskundige benadering voor de wijze waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Een bedrijfsleider moet zich niet opstellen als slavendrijver maar een bredere visie hebben op zijn taak in de organisatie die bestaat uit plannen, coördinatie, toezicht uitoefenen en het controleren van resultaten. Enkele hoofdpunten uit zijn theorie over het bestuur en beheer van organisaties zijn:
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden