18 Kostensoorten in industriële ondernemingen.
• Als we kosten indelen naar de aard van de ingezette productiemiddelen ontstaan de kostensoorten.
We onderscheiden de volgende kostensoorten:
1. De kosten van de grond (natuur)
2. De kosten van grond- en hulpstoffen
3. De kosten van arbeid
4. De kosten van diensten
5. De belastingen
6. De kosten van duurzame productiemiddelen
18.2 De kosten van de grond
Grond kan gebruikt worden als
- Vestigingsplaats
- Leverancier van delfstoffen
De waarde van grond daalt in principe niet als deze als vestigingsplaats wordt gebruikt, tenzij er een kerncentrale gevestigd is.
Als de grond wordt gebruikt als leverancier van delfstoffen wordt deze wel minder waard en moet er wel afgeschreven worden op de grond.
18.3 De kosten van grond- en hulpstoffen
Voorraden aanhouden is noodzakelijk voor een bedrijf om zo het verschil in tijd tussen de productie van de grondstof en de verwerking van de grondstof te overbruggen.
• Afval is de grondstof die tijdens het productieproces verloren gaat.
Waardevol afval: deze is nog te gebruiken voor een ander productieproces.
Waardeloos afval: hier is sprake van als het afval niet meer bruikbaar is.
Het bruto grondstoffenverbruik is de hoeveelheid grondstof die nodig is om een bepaald product te kunnen maken. Het netto grondstoffenverbruik is de hoeveelheid die in het product terug te vinden is. Het verschil tussen het bruto en netto grondstoffenverbruik is afval.
18.4 De kosten van arbeid
Deze kosten bestaan uit:
- Het brutoloon
- Sociale premies
- Kosten van vakantie- of snipperdagen
- De kosten van overige faciliteiten
Voor de berekening van arbeidsbeloning zijn twee verschillende loonstelsels:
• Tijdloon is het loonstelsel waarbij de beloning van de werknemer afhankelijk is van de tijd dat de werknemer zijn of haar arbeid ter beschikking stelt van de werkgever
• Stukloon is het loonstelsel waarbij de werknemer een beloning ontvangt die afhankelijk is van de geleverde prestatie.
18.5 De kosten van diensten
De kosten van diensten zijn onder meer de kosten van vervoer, verzekering, energie, schoonmakers, accountant en dergelijke, voor zover deze niet in eigen beheer worden verricht.
18.6 De belastingen
-
Kostprijsverhogende belastingen zijn belastingen die de productiekosten van de onderneming verhogen.
- Accijns en omzetbelasting (BTW) verhogen de verkoopprijs. Ze maken dus geen deel uit van de kostprijs van het product.
- Inkomstenbelasting en vennootschapbelasting zijn belastingen over de behaalde winst en maken ook geen deel uit van de kostprijs.
18.7 De kosten van duurzame productiemiddelen
Tot deze kostensoort behoren de afschrijvingskosten, de financieringskosten en de kosten van immateriële vaste activa.
• Investeren is de aanschaf van activa.
We kunnen verschillende soorten investeringsprojecten onderscheiden:
- Een overname
- De aankoop van een nieuw productiemiddel
• De netto kasstroom (netto cash flow) = nettowinst + afschrijvingen – netto investeringen
Twee mogelijke selectiecriteria voor een investering zijn:
• De terugverdientijd is de periode waarin de investering is terugverdiend.
• De netto contante waarde van een investering is gelijk aan de contante waarde van de kasstromen na aftrek van de oorspronkelijke investering.
Afschrijvingskosten:
Slijtage is de oorzaak van waardedaling van duurzame productiemiddelen. Deze waardedaling brengen we tot uiting in de afschrijvingen.
• De totale afschrijving op een duurzaam productiemiddel is gelijk aan het verschil tussen de aanschafprijs van het productiemiddel en de restwaarde aan het eind van de levensduur.
18.8 Financieringskosten
Tot de financieringskosten rekenen we alle kosten die samenhangen met het aantrekken en het gebruik van financieringsmiddelen. Het belangrijkste voorbeeld hiervan vormen de
interestkosten.
Dit zijn vooral tijdkosten.
• Als we kosten indelen naar de aard van de ingezette productiemiddelen ontstaan de kostensoorten.
We onderscheiden de volgende kostensoorten:
1. De kosten van de grond (natuur)
2. De kosten van grond- en hulpstoffen
3. De kosten van arbeid
4. De kosten van diensten
5. De belastingen
6. De kosten van duurzame productiemiddelen
18.2 De kosten van de grond
Grond kan gebruikt worden als
- Vestigingsplaats
De waarde van grond daalt in principe niet als deze als vestigingsplaats wordt gebruikt, tenzij er een kerncentrale gevestigd is.
Als de grond wordt gebruikt als leverancier van delfstoffen wordt deze wel minder waard en moet er wel afgeschreven worden op de grond.
18.3 De kosten van grond- en hulpstoffen
Voorraden aanhouden is noodzakelijk voor een bedrijf om zo het verschil in tijd tussen de productie van de grondstof en de verwerking van de grondstof te overbruggen.
• Afval is de grondstof die tijdens het productieproces verloren gaat.
Waardevol afval: deze is nog te gebruiken voor een ander productieproces.
Waardeloos afval: hier is sprake van als het afval niet meer bruikbaar is.
Het bruto grondstoffenverbruik is de hoeveelheid grondstof die nodig is om een bepaald product te kunnen maken. Het netto grondstoffenverbruik is de hoeveelheid die in het product terug te vinden is. Het verschil tussen het bruto en netto grondstoffenverbruik is afval.
Deze kosten bestaan uit:
- Het brutoloon
- Sociale premies
- Kosten van vakantie- of snipperdagen
- De kosten van overige faciliteiten
Voor de berekening van arbeidsbeloning zijn twee verschillende loonstelsels:
• Tijdloon is het loonstelsel waarbij de beloning van de werknemer afhankelijk is van de tijd dat de werknemer zijn of haar arbeid ter beschikking stelt van de werkgever
• Stukloon is het loonstelsel waarbij de werknemer een beloning ontvangt die afhankelijk is van de geleverde prestatie.
18.5 De kosten van diensten
De kosten van diensten zijn onder meer de kosten van vervoer, verzekering, energie, schoonmakers, accountant en dergelijke, voor zover deze niet in eigen beheer worden verricht.
18.6 De belastingen
-
- Accijns en omzetbelasting (BTW) verhogen de verkoopprijs. Ze maken dus geen deel uit van de kostprijs van het product.
- Inkomstenbelasting en vennootschapbelasting zijn belastingen over de behaalde winst en maken ook geen deel uit van de kostprijs.
18.7 De kosten van duurzame productiemiddelen
Tot deze kostensoort behoren de afschrijvingskosten, de financieringskosten en de kosten van immateriële vaste activa.
• Investeren is de aanschaf van activa.
We kunnen verschillende soorten investeringsprojecten onderscheiden:
- Een overname
• De netto kasstroom (netto cash flow) = nettowinst + afschrijvingen – netto investeringen
Twee mogelijke selectiecriteria voor een investering zijn:
• De terugverdientijd is de periode waarin de investering is terugverdiend.
• De netto contante waarde van een investering is gelijk aan de contante waarde van de kasstromen na aftrek van de oorspronkelijke investering.
Afschrijvingskosten:
Slijtage is de oorzaak van waardedaling van duurzame productiemiddelen. Deze waardedaling brengen we tot uiting in de afschrijvingen.
• De totale afschrijving op een duurzaam productiemiddel is gelijk aan het verschil tussen de aanschafprijs van het productiemiddel en de restwaarde aan het eind van de levensduur.
18.8 Financieringskosten
Tot de financieringskosten rekenen we alle kosten die samenhangen met het aantrekken en het gebruik van financieringsmiddelen. Het belangrijkste voorbeeld hiervan vormen de
Dit zijn vooral tijdkosten.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden