Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 9 t/m 16

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 3243 woorden
  • 8 oktober 2001
  • 200 keer beoordeeld
Cijfer 7
200 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 9 Een balans is een overzicht van bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een onderneming op een bepaald moment. De bezittingen van een onderneming en de vorderingen die zij op anderen heeft, worden kapitaalgoederen of activa genoemd. Kapitaalgoederen worden geplaatst aan de debetzijde (links) van de balans. Aan de creditzijde van de balans worden het eigen vermogen, en het vreemd vermogen (schuld) geplaatst.De liquide middelen van een onderneming zijn de betalingsmiddelen, bijv kasgeld of banktegoed. De inventaris omvat alle hulpmiddelen in een onderneming. De formule die geldt voor het uitrekenen van de interest per jaar is als volgt: I=KxPxT : c Een balans wordt over het algemeen in 3 groepen verdeeld: Debet Credit Vaste Activa Eigen Vermogen Vlottende Activa Schulden op lange termijn Liquide Middelen Schulden op korte termijn De balans moet altijd in evenwicht zijn, debet en credit moeten dus gelijk aan elkaar zijn. Vaste activa zijn alle dingen die langer meegaan dan een verkoopproces , vb: Kassa. Vlottende activa gaan maar een verkoopproces mee, vb: Goederen. De liquide middelen van een onderneming zijn de betalingsmiddelen, bijv kasgeld. In de praktijk worden alle kosten en opbrengsten op een overzichtelijke manier afzonderlijk weergegeven. Dit noemen we een Resultatenrekening of een Winst- en verlies rekening. Je kunt op 2 manieren een resultatenrekening maken, of in paginavorm of in scontrovorm. Paginavorm wil zeggen dat je eerst de opbrengsten onder elkaar zet, en daaronder alle kosten onder mekaar zet. Scontrovorm wil zeggen dat je links de kosten zet, en rechts de omzet. Het grootste verschil tussen een balans en een resultatenrekening is dat een balans een momentopname is, terwijl een resultatenrekening een overzicht geeft van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. De balansposten geven dus de situatie weer op een bepaald moment: het zijn voorraadgrootheden. Ze kunnen telkens veranderen. vb: post debiteuren. De posten op een resultatenrekening zijn stroomgrootheden, omdat zij betrekking hebben op een bepaalde periode. Vb: de brutowinst over een bepaalde periode en de maandelijkse energiekosten. Hoofdstuk 10 Als een onderneming per jaar veelvuldig een balans en resultatenrekening opstelt, spreken we van permanentie. Op de balans krijgen we te maken met 4 kenmerkende balansposten: Debet Credit Vooruitbetaalde bedragen Vooruitontvangen bedragen Nog te ontvangen bedragen Nog te betalen bedragen Deze 4 balansposten samen zijn de transitorische posten, de transitorische posten kunnen we weer onderverdelen in uitstelposten en anticipatieposten: Uitstelposten Anticipatieposten Vooruitbetaalde bedragen Nog te betalen bedragen Vooruitontvangen bedragen Nog te ontvangen bedragen We spreken van uitstelposten als de kosten/opbrengsten vooruit worden betaald/ontvangen.   Uitstelposten   Eerst betaling   Eerst ontvangst Daarna kosten   Daarna opbrengst We spreken van anticipatieposten als de kosten/opbrengsten achteraf worden betaald/ontvangen.   Anticipatieposten   Eerst kosten   Eerst opbrengsten Daarna betaling   Daarna ontvangst Bij uitstelposten wordt er dus eerst betaald/ontvangen, terwijl de kosten/opbrengsten pas na de betaling/ontvangst geboekt worden op de resultatenrekening. Anticipatieposten zijn posten waarbij de betaling/ontvangst plaatsvindt na de periode waarop de kosten/opbrengsten betrekking hebben.. We komen deze posten dus tegen onder de namen: -Nog te betalen bedragen. -Nog te ontvangen bedragen.
Hoofdstuk 11 Brutowinst is het verschil tussen de verkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan. In een handelsonderneming worden artikelen ingekocht en weer verkocht. Soms ondergaat het product in een handelsonderneming enkele bewerkingen. Als wijnkoperij Vinofrans de wijn krijgt aangeleverd in vaten en men doet de wijn in flessen is het product niet veranderd. Vinofrans is dus geen Industriële onderneming maar een Handelsonderneming. In een handelsonderneming moet men er steeds rekening mee houden dat een te kleine voorraad in houdt dat men nee moet verkopen aan klanten. Nee verkopen kost klanten dus moet en handelsonderneming voor voldoende voorraad zorgen. Aan de andere kant zitten er ook risico's aan het houden van een voorraad: -Diefstal of Brand. -Bederf. -Prijsdaling. -Het uit de mode raken van een artikel. Tegen sommige van deze risico's kan een onderneming zich verzekeren (brand en diefstal). Een onderneming loopt op twee soorten voorraad een prijsrisico: -De technische voorraad. -De economische voorraad. De technische voorraad is de voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en door tellen te bepalen is. De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. Een onderneming heeft prijsrisico vanaf het moment dat ze iets heeft gekocht. Het prijsrisico eindigt op het moment dat een onderneming de goederen heeft verkocht. Als de economische voorraad 0 is, is er geen enkel prijsrisico meer. In het algemeen houdt een onderneming ( behalve grote) de economische voorraad buiten de boekhouding waardoor automatisch de technische voorraad in de boekhouding komt te staan. Drie manieren om de goederen voorraad te waarderen zijn: -het fifo-systeem. -het lifo-systeem. -de vaste verrekenprijs. Bij het fifo systeem (first in-first out) worden de goederen bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de langst aanwezige partij. Men gaat er dus administratief van uit dat de goederen die het eerst worden ingekocht ook weer het eerst worden verkocht. Voor de verkochte goederen geldt de inkoopwaarde van de goederen die het langst in het magazijn aanwezig zijn. Het fifo systeem wordt veel toegepast bij een dalend prijsniveau. We nemen immers het hoogste bedrag ( oude prijs ) zodat de brutowinst lager is. Dit is voordelig want des te minder winst des te minder belasting, daardoor zal in een bepaalde periode meer winst behaald worden. Het belangrijkste bezwaar tegen de fifo methode is dat deze bij stijgende prijzen tot een geflatteerde berekening van de brutowinst leidt. Bij deze manier wordt de brutowinst dus op een verkeerde manier berekend. Hoofdstuk 12 Omzetbelasting is in ons land beter bekend onder de naam BTW (Belasting op de toegevoegde waarde). De toegevoegde waarde is de waarde die een bedrijf toevoegt aan een reeds bestaande waarde. Een verhoging van het BTW percentage wordt door het bedrijfsleven niet op prijs gesteld, omdat door die verhoging hun afzet sterk kan dalen. Wanneer een onderneming korting ontvangt of korting verleent, wordt over het bedrag van de korting geen BTW berekend. Met betrekking tot de BTW kunnen we nu de volgende conclusies trekken: -BTW die bij inkoop betaald wordt, kan worden teruggevorderd van de belastingdienst. -BTW die bij de verkoop ontvangen wordt, moet aan de belastingdienst worden afgedragen. -de BTW wordt berekend over de verkoopprijs van de goederen verminderd met de korting. -Uiteindelijk betaalt de consument de omzetbelasting (BTW) De eenvoudigste manier om de verkoopprijs van een product te berekenen, is op de inkoopprijs een percentage van de inkoopprijs te leggen: de brutowinstopslag. Dus: verkoopprijs = inkoopprijs + ( bv:40% ) brutowinstopslag. De brutowinst gebruiken de meeste ondernemingen om hun kosten te dekken, het geld dat men overhoudt na aftrek van al die kosten noemt men de nettowinst. De beschreven methode om de verkoopprijs vast te stellen is zeer geschikt als je geen concurrentie hebt. Je kunt dan het brutowinstpercentage net zo hoog maken als jezelf wilt, al zitten daar ook grenzen aan: Hoe hoger de prijs, hoe moeilijker het is het product te verkopen. Ook gaat men op zoek naar vervangende producten als de prijs van een product te hoog wordt. Daarom voert men de prijs in een onderneming zonder concurrentie ook niet al te hoog op. Overheadkosten zijn kosten die je noodzakelijkerwijs moet maken om de organisatie draaiende te houden. De overheadkosten bestaan uit de verkoopkosten (vb reclamekosten en vervoerskosten) En uit de algemene kosten ( vb afschrijvingskosten en energiekosten) Inkoopkosten zijn de kosten die samenhangen met de inkoop van zaken (vb kosten inkoopafdeling en verzekeringskosten). Wanneer we de inkoopprijs verhogen met een opslag voor overheadkosten, ontstaat de kostprijs. Omdat in de kostprijs alle kosten van een onderneming zijn opgenomen, is het verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs gelijk aan de nettowinst. Conclusie: Je kunt dus op 2 manieren de gerealiseerde nettowinst bereken: 1. Gerealiseerde nettowinst = gerealiseerd verkoopresultaat +/- de resultaten op inkopen, inkoopkosten en overheadkosten. 2. Gerealiseerde nettowinst = omzet - werkelijke inkoopwaarde - werkelijke inkoopkosten - werkelijke overheadkosten. Hoofdstuk 13 De voorcalculatie berust volledig op schattingen. Aan de hand daarvan kun je gedurende de periode waarvoor deze geldt, controleren of er grote afwijkingen ten opzichte van de voorcalculatie ontstaan. Als dat het geval is kun je door het maatregelen treffen waardoor je hopelijk weer op het goede spoor kunt komen. De nacalculatie geeft de werkelijkheid aan. Door deze nacalculatorische cijfers te vergelijken met de voorcalculatische cijfers, kun je allerlei verschillen opsporen. Daarmee kun je dan rekening houden bij de voorcalculatie voor een volgende periode. De verwachte brutowinst is gelijk aan de begrote omzet verminderd met de begrote inkoopwaarde van de omzet. De begrote omzet is gelijk aan het begrote aantal te verkopen artikelen x de verkoopprijs van dat artikel. In plaats van het aantal verkopen artikelen spreken we meestal van afzet, dus: Omzet = afzet x verkoopprijs De verwachte nettowinst is dus gelijk aan de verwachte brutowinst, verminderd met de begrote bedrijfskosten en vermeerderd met de begrote opbrengsten. De berekening van de gerealiseerde nettowinst gaat op identieke wijze als de berekening van de verwachte nettowinst. Het resultaat op inkopen, inkoopkosten en overheadkosten samen noemen we het gerealiseerde budgetresultaat. Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van de productie. Constante kosten zijn kosten die niet afhankelijk zijn van de productie.   Wanneer een onderneming een afzet heeft die groter is dan de afzet die men nodig heeft om winst te maken, dan maakt men winst. Heeft men een kleinere afzet dan die nodig heeft om winst te maken, maakt men dus verlies. Het aantal stuks waarbij er geen winst wordt gemaakt noch verlies wordt geleden, is de break-evenafzet. Als we de break-evenafzet uitdrukken in guldens spreken we van de break-evenomzet. Break-evenomzet = break-evenafzet x de verkoopprijs. Het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele grootheden noemen we de dekkingsbijdrage. Je hebt 3 lijnen in een break-even grafiek: -CK-lijn: Constante kosten lijn. -TK-lijn: Totale kosten lijn. -TO-lijn: Totale opbrengst lijn. In het verkoopplan van een onderneming staan de doelstellingen van de onderneming voor het komende jaar, het bevat de verwachte afzet en omzet van de verschillende producten die de onderneming in haar assortiment heeft, alsmede de verwachte nettowinst. Hoofdstuk 14 Een interne balans wordt gemaakt als men de directie een overzicht wil verschaffen over een bepaalde periode. Een externe balans wordt gemaakt als men buitenstaanders een overzicht wil verschaffen over een bepaalde periode. Een fiscale balans is een balans die is afgestemd op de eisen van de belastingdienst (fiscus). Materiele activa zijn duurzame productiemiddelen, zoals: kapitaalgoederen en machines. Een voorbeeld van immateriële activa is goodwill. Goodwill is een bedrag dat je bij het overnemen van een onderneming extra moet betalen boven de waarde die de balans van die onderneming aangeeft. Een voorbeeld van financiële vaste activa is een deelneming. Een onderneming bezit dan een pakket aandelen van een andere onderneming (NV). Het aandelenbezit geeft zeggenschap in die andere onderneming. Vlottende activa zijn productiemiddelen die binnen 1 productieproces (max.1 jaar)  in liquide middelen omgezet kunnen worden. Onder de vlottende activa kom je de post overlopende activa tegen. Een ander woord voor overlopende activa zijn transitorische posten die aan de debetzijde van de balans kunnen voorkomen onder de benaming: Nog te ontvangen bedragen en Vooruitbetaalde bedragen. Onder de liquide middelen verstaan we de middelen waarmee betaald kan worden: vb Kas en Banktegoed. De NV en BV kunnen in permanent vermogen voorzien door het uitgeven van aandelen. Een NV of BV die nieuw eigen vermogen nodig heeft gaat over tot plaatsing van aandelen of emissie van aandelen. Als men besluit over te gaan tot een emissie geeft men een prospectus uit, daarin staan onder andere zaken als het doel van de emissie en de winstverdeling enz. Het verschil tussen de emissiekoers en de beurskoers is dat de emissiekoers lager ligt dan de beurskoers. Dit moet wel, want als men aandelen op de beurs zou gaan brengen die boven de beurswaarde liggen, dan zou niemand ze kopen. Daarom geeft men de aandelen uit tegen de emissiekoers (is altijd lager als beurskoers). Als een bedrijf aandelen gaat uitgeven moet men kosten maken, die kosten heten emissiekosten, hierin zitten kosten zoals de uitgifte van een emissieprospectus. Wanneer een onderneming ertoe overgaat aandelen bij het publiek te plaatsen, zijn er 3 mogelijkheden: 1.Plaatsing a pari, plaatsing tegen de nominale waarde (waarde die op aandeel staat). 2.Plaatsing boven pari, plaatsing voor een bedrag hoger dan de nominale waarde. 3.Plaatsing benden pari, plaatsing beneden pari is verboden bij de wet, er is slechts een uitzondering, namelijk wanneer een onderneming de aandelen overdraagt aan de bank. Men kent 3 soorten reserves: 1.Winstreserve, ontstaan door het inhouden van winsten. 2.Agioreserve, ontstaan door het uitgeven van aandelen boven pari. 3.Herwaarderingsreserve, ontstaan door het herwaarderen van activa. Tegenwoordig ontvangen de directie, commissarissen, het personeel en allee andere mensen binnen het bedrijf een percentage van de winst: tantièmes. Van het restant van de winst gaat 35 a 40% naar de staat in de vorm van vennootschapsbelasting. De winst die dan nog overblijft wordt meestal niet uitgekeerd, maar blijft binnen het bedrijf. Dit deel wordt gereserveerd, omdat deze reserve afkomstig is uit de winst, noemen we deze reserve de winstreserve. We komen deze reserve onder verschillende namen tegen: 1.Algemene reserve. 2.Wettelijke en statutaire reserve. 3.Bestemmingsreserve, bijv. nieuwbouw. 1.Algemene reserve: het woordje algemeen zegt veel, deze reserve heeft geen bestemming, het wordt dan ook gebruikt wanneer het ergens nodig is. 2.Wettelijke en Statutaire reserve, dit is een reserve waarvan in de statuten van de NV is opgenomen dat die een bepaalde grootte moet hebben, voordat er winst aan de aandeelhouders uitgekeerd mag worden 3.Bestemmingreserve, de bestemmingsreserve is er voor om geld aan de kant te leggen als men bijvoorbeeld iets wilt verbouwen. Men heeft het geld dan al en is dan niet meer (volledig) afhankelijk van vermogenverschaffers. Reserves staan altijd aan de creditzijde van de balans. Zoals alle vermogensposten, houden ze verband met de posten aan de debetzijde. Aan de creditzijde staat hoe je aan het geld bent gekomen om de bezittingen te financieren. Waarom worden er binnen de onderneming reserves gevormd? 1. Het vergroten van het weerstandsvermogen van de onderneming. 2. Het vervangen van vreemd vermogen door eigen vermogen. 3. Dividendstabilisatie. 4. Uitbreiding. 1. Weerstandvermogen: dit vermogen moet worden aangebroken als men voor niet te voorziene uitgaven komt te staan. 2. Vreemd vermogen vervangen door eigen vermogen: Aflossen van de schulden, waardoor het eigen vermogen stijgt. 3. Dividendstabilisatie: Dit wil zeggen dat als het een jaar goed gaat met een bedrijf en men behaalt veel winst, men niet alle winst uitkeert aan mensen, maar ook een deel bewaart voor als het wat slechter gaat met het bedrijf. Reserves kunnen op de volgende manieren van de balans verdwijnen: -Geleden verliezen worden afgeboekt ten laste van de reserve. -Na een waardedaling worden activa geherwaardeerd. -De reserves worden gebruikt voor het doel waarvoor het bedoeld was. -Uit de reserves worden de aandeelhouders bonusaandelen gegeven. Onder de intrinsieke waarde van een onderneming verstaan we de waarde van de onderneming volgens de balansgegevens. We kunnen de intrinsieke waarde op 2 manieren berekenen: - Intrinsieke waarde is gelijk aan bezittingen minus schulden. - Intrinsieke waarde is gelijk aan het eigen vermogen. De intrinsieke waarde wordt ook gebruikt bij de waardebepaling van een aandeel op de effectenbeurs.We bereken hiertoe de intrinsieke waarde per aandeel, dat gaat als volgt: Intrinsieke waarde per aandeel = Eigen vermogen : aantal geplaatste aandelen. Hoofdstuk 15 Een obligatie is een bewijs van deelneming in een langlopende geldlening. De obligatiehouder heeft recht op een vaste interestvergoeding per jaar en op aflossing. De overheid schrijft obligatieleningen uit als men geld nodig heeft voor grote projecten, die niet uit belastinggelden kunnen worden betaald. Ondernemingen schrijven obligatieleningen uit wanneer er nieuwe productiemiddelen moeten worden aangeschaft. Een obligatie bestaat uit een mantel (alle gegevens staan hierop vermeld), couponblad (interestbedrag en dag uitkering) en een talon (voor als alle coupons op zijn) Er zijn 3 manieren om een obligatielening af te lossen: 1. In 1 keer aan het einde van de looptijd. 2. In gedeelten gedurende een aantal jaren. 3. Door de eigen obligaties in te kopen. Ook bij obligatie plaatsing gaat men over tot het publiceren van een prospectus, hierin staan dezelfde zaken vermeld als in het prospectus van een aandeel. Bij het tendersysteem wordt doormiddel van inschrijvingen de uitgiftekoers vastgesteld. Als na de eerste dag van uitgifte de plaatsing van obligaties nog enige tijd doorgaat (vaak het geval bij staatsobligaties), spreekt men van een toonbankuitgifte. De uitgiftekoers kan van dag tot dag worden bijgesteld. Enkele verschillen tussen aandelen en obligaties: Aandelen Obligaties Bewijs van deelname in een NV of BV Schuldbewijs Medezeggenschap in AVA Geen medezeggenschap Risico bij slechte resultaten Minder risico Dividend als beloning Vast interest percentage Het verschil tussen een voorziening en een reserve is dat je bij een voorziening zeker weet dat je uitgaven in werkelijkheid ook zullen komen. Een voorziening behoort tot het vreemd vermogen terwijl een reserve tot het eigen vermogen wordt gerekend. Wanneer een bank krediet verleent op lange termijn, spreken we van een hypothecaire lening of een onderhandse lening. De vermogensmarkt kunnen we verdelen in de eerstehands vermogenmarkt en de tweedehands vermogen markt. Op de eerstehandsmarkt ontvangen de ondernemingen het vermogen rechtstreeks van het publiek, vb emissie aandeel of obligatie. Op de tweedehandsmarkt leent de onderneming van de bank, die op haar beurt weer leent van het publiek. Bij een rekening-courantkrediet krijgt een onderneming toestemming van de bank om tot een maximumbedrag rood te staan. Dit maximumbedrag is het kredietplafond. Zolang een onderneming minder rood staat dan het kredietplafond beschikt zij nog over enige dispositieruimte (ruimte om geld op te nemen). 2 redenen om gebruik te maken van een rekening-courantkrediet: - Kleinere bedrijven hebben vaak geen toegang tot de eerstehandsmarkt en zijn daarom aangewezen op een rekening-courantkrediet. - Sommige bedrijven hebben in een bepaalde periode van het jaar meer geld nodig dan in andere periodes van het jaar, en maken daarom gebruik van het rekening-courantkrediet. Ondernemingen maken ook nogal eens gebruik van anticipatiekrediet: een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing van aandelen of obligaties.
Hoofdstuk 16 Een resultatenrekening geeft een overzicht van de opbrengsten en de kosten van een onderneming. Een resultatenrekening heeft altijd betrekking op een bepaalde periode. Het bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening komt tot stand door de brutowinst te verminderen met de kosten. Een liquiditeitsbegroting is een begroting waaruit blijkt over hoeveel liquide middelen een onderneming kan beschikken voor een aantal toekomstige perioden. We stellen daartoe tegenover elkaar de verwachte ontvangsten en de verwachte uitgaven per kas en banken. Ontvangsten en uitgaven hebben invloed op de liquide middelen van de onderneming en daarmee op de liquiditeitsbegroting. Kosten en opbrengsten daarentegen hebben invloed op het resultaat (winst of verlies) van een onderneming. - Opbrengsten die geen ontvangsten zijn: iemand koopt iets in oktober, betaald pas in november (door verstrekking krediet), daardoor niet op balans oktober. - Ontvangsten die geen opbrengsten zijn: Als een onderneming een lening sluit, dan ontvangt de onderneming geld, wat invloed heeft op de liquiditeitsbegroting van de onderneming. - Kosten die ook uitgaven zijn: verreweg de meeste kosten zijn ook uitgaven, bijvoorbeeld loonkosten, vervoerskosten enz. heeft invloed op liquiditeit en op resultaat van de onderneming - Kosten die geen uitgave zijn: voorbeeld afschrijvingskosten, door afschrijving op activa wordt het resultaat van de onderneming beïnvloed, zonder dat er geld uit de onderneming vloeit. - Uitgaven die geen kosten zijn: deze uitgaven hebben wel gevolgen voor de liquiditeitsbegroting, maar niet voor de winst van de onderneming. ( vb: aflossing lening, winstuitkering enz). Maatregelen die kunnen worden getroffen om de liquiditeit te verbeteren zijn: - Het uitstellen van inkopen - Meer leverancierskrediet bedingen - Betalingen van investeringen uitstellen. - De winst niet in contanten uitkeren maar in reserves. - Aan debiteuren een korting voor contante betaling aanbieden. Word een tekort van structurelere aard, dan zal de onderneming andere maatregelen moeten treffen. Men kan dan proberen het eigen vermogen te vergroten of vreemd lang vermogen aan te trekken.

REACTIES

Z.

Z.

Hey Kris,

Ik denk dat ik echt onwijs veel zal hebben aan je samenvatting van het vak managment en organisatie. Ik heb morgen tentamen over H9 tm H16 maar ik ben zo dom geweest dat ik mijn boeken in mijn kleus heb vergeten. Ik wil je heel heel erg bedanken voor je samenvatting, THANKS A LOT :-) liefs zeynep

22 jaar geleden

M.

M.

wel een goeie samenvatting, maar sommige dingen niet goed uitgelegd, maja, bedankt en hopeljik zet je er meer uitreksels op..

veel groetjes, xx
Merel

22 jaar geleden

H.

H.

dankjewel hoor schatje

22 jaar geleden

M.

M.

Heel goed gedaan die samenvattingen!!!
maar heb je ze misschien ook vanaf 16 tot 20 of 19 ofzo???? ;-)
greetzzzzz and kissessssss
Maike

21 jaar geleden

D.

D.

thnx

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.