Hoofdstuk 9 t/m 13

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas tto vwo | 3953 woorden
  • 28 augustus 2012
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 9 Rechtsvormen

9.1 Organisaties

Rechtsvormen :
- eenmanszaak
- vennootschap onder firma
- besloten vennootschap
- naamloze vennootschap
- vereniging
- stichting

Natuurlijk persoon = een mens met rechten en verplichtingen.

Rechtspersoon = een organisatie met rechten en verplichtingen ; eigen bezit en schuld.

Rechtspersoonlijkheid = de organisatie neemt zelfstandig deel aan het rechtsverkeer, organisatie heeft bezit en schuld en organisatie is aansprakelijk.

Rechtsvormen met rechtspersoon : bv, nv, vereniging en stichting.

Geen rechtspersoonlijkheid = eigenaar zelf aansprakelijk voor schuld en bezit.

Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid : eenmanszaak en vof.

9.2 Eenmanszaak

Eenmanszaak = een ondernemingsvorm die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Er is slechts één eigenaar, die de leiding heeft, het eigen vermogen heeft ingebracht en verantwoordelijk is voor schulden.

Handelsregister = waar je je bedrijf inschrijft (kamer van koophandel)

Eigen vermogen is nodig om een zaak te starten. Meestal is het eigen vermogen te klein en leent de eigenaar bij een bank of familie, vreemd vermogen.

Eigenaar van de eenmanszaak is volledig aansprakelijk voor schulden van het bedrijf : zaakvermogen (geld/goederen in de zaak) en privévermogen.

Faillissement = wordt door een rechtbank uitgesproken als de ondernemer niet meer in staat is de schulden te betalen.

Curator is verantwoordelijk voor het afhandelen van het faillissement.

Surseance van betaling = dat de ondernemer een bepaalde periode uitstel van betaling krijgt. De bewindvoerder onderzoekt of faillissement kan worden voorkomen.

In huwelijkse voorwaarden kunnen auto en huis op naam van partner worden gezet en zijn hierdoor niet aansprakelijk voor faillissement. Bij een scheiding zijn deze bezittingen dan wel van de partner. Eigenaar eenmanszaak is ondernemer en komt meestal niet in aanmerking voor uitkering. Ondernemer inkomen is afhankelijk van winst, hierover inkomstenbelasting.

Continuïteit eenmanszaak is onzeker.

9.3 Vennootschap onder firma

Vennootschap onder firma = een organisatie waarin twee of meer personen zijn overeengekomen onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen. Geen rechtspersoonlijkheid.

Firmanten voor schulden hoofdelijk aansprakelijk : schuldeiser kan elke vennoot afzonderlijk aanspreken voor de betaling van volledige schuld, privévermogen ook aansprakelijk.

Voordelen
- Specialisatie : taken verdelen
- Financiering : meer eigenaren steken vermogen in zaak
- Continuïteit : voortbestaan niet afhankelijk van één persoon

Overleg tussen vennoten.

Notariële akte = zaken als vermogensinbreng, bevoegdheden en winstverdeling tussen vennoten op papier.

Wettelijke regels winstverdeling als ze geen afspraken hebben gemaakt : winst word verdeeld naar evenredigheid van het ingebrachte vermogen. Als een firmant geen vermogen heeft ingebracht maar wel werkt, ontvangt hij even veel als de laagste vermogensinbreng. Niet verplicht.

Vennootschap onder firma word openbare vennootschap.

9.4 Besloten vennootschap en naamloze vennootschap

Aandeel = een deel van het eigen vermogen in de bv of nv.

Aandeelhouder = eigenaar van een aandeel.

Aandelen staan op naam, vermogen staat erbij : aandeelhoudersregister.

Aandelen niet zomaar over te dragen zonder toestemming.

Bij een bv is directeur ook aandeelhouder en komt in aanmerking met uitkering.

Meeste namen van aandeelhouders van nv zijn onbekend : aandelen aan toonder. Aandelen vrij verhandelbaar. Door voldoende aandelen te kopen kan concurrent zeggenschap krijgen.

Certificaten van aandelen = aandelen zonder stemrecht in de aandeelhoudersvergadering, bescherming.

Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA), aandeelhouders kunnen stemmen, een keer per jaar : directie benoemen, statuten wijzigen, besluiten nieuwe aandelen uitgeven, winstverdeling en jaarrekening.

Directie / Raad van Bestuur = dagelijkse leiding : voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van ondernemingsbeleid. Toestemming AVA, niet goed : ontslaan.

Raad van Commissarissen = toezicht op werkzaamheden van directie en geeft advies.

Aandeelhouders hebben beperkt risico. Bv en nv heeft rechtspersoonlijkheid, schulden voor bv en nv zelf. Bij faillissement : ingebrachte vermogen aandeelhouders weg, maar niet privé aansprakelijk, alleen bij wanbeleid.

Als directeur wegvalt blijft bv/nv als rechtspersoon bestaan : continuïteit.

Oprichting moet aan wettelijke eisen voldoen :
- notariële akte ingeschreven bij Kamer van Koophandel : statuten = grondwet. In de statuten : naam, gemeente, doel, regeling bestuur en tot welk bedrag aandelen.
- minister van Justitie een verklaring van geen bezwaar afgeven.
- minimum storting : bv 18.000 euro, nv 45.000 euro. Als dit niet is gedaan zijn bestuurders aansprakelijk voor schulden. Soms vraagt bank borg voor leningen van directeur.

Jaarrekening = balans, winst-en-verliesrekening en toelichting, deponeren bij Kamer van Koophandel. Leveranciers en kredietverschaffers kunnen financiële stand van zaken bekijken. Voorschriften van publicatie niet hetzelfde : hoe groter de bv/nv, hoe meer gegevens.

Registeraccountant = onderzoekt of jaarrekening van de vennootschap aan wettelijke voorwaarden voldoet. Winst word als inkomen van vennootschappen beschouwd, hierover betaal je vennootschapsbelasting.

9.5 Vereniging

Vereniging = samenwerkingvorm tussen twee of meer personen die een bepaald doel willen verwezenlijken.

Doelen : sporten, toneel spelen of politieke idealen nastreven. Doel mag niet in strijd zijn met de wet. Mag geen winst nastreven, maar niet verboden. Winst moet ten goede komen aan gemeenschappelijk doel.

Opgericht door tenminste twee personen. In je eentje kan je niet samenwerken. Groten verenigingen : Consumentenbond en ANWB.

Formele vereniging:
Oprichting notarieel vastgelegd. Notariële akte met statuten : vermelden naam en doelstelling, afspraken over het bestuur.

Vereniging met notariële akte, inschrijven bij Kamer van Koophandel. Bestuursleden niet persoonlijk aansprakelijk voor schulden. Verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

Informele vereniging:
Verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid. Oprichting gebeurt mondeling of onderhandse akte wordt opgesteld, eigen overeenkomst en geen inschrijving Kamer van Koophandel. Bestuursleden hoofdelijk aansprakelijk.

Algemene ledenvergadering heeft hoogste macht. Ieder lid mag stemmen.

Ledenvergadering benoemt bestuursleden. Bestuur bestaat uit voorzitter, secretaris en penningmeester. Geven leiding aan vereniging.

Jaarverslag = op de vergadering legt het bestuur het jaarverslag ten goedkeuring voor aan de leden. Overzicht van inkomsten en uitgaven. Bron van inkomsten is contributie. Andere inkomsten : overheidssubsidies, sponsoring en giften particulieren.

Penningmeester = let op de uitgaven, vereniging kan failliet gaan of opgeven i.v.m. geen leden of doel niet bereikt.

9.6 Stichting

Doel van stichting is streven naar idealen.

Stichting = rechtspersoon zonder leden die met behulp van een vermogen een bepaald doel wil bereiken. Stichting mag niet naar winst streven of uitkeringen doen aan oprichters.

Oprichting van stichting bij notariële akte. Statuten van stichting : naam, gemeente, doel, wijze benoeming en regeling ontslag en vermogen. Registreren bij Kamer van Koophandel.

Wel een bestuur, geen leden. Bestuur houdt zich bezig met realiseren van doelen en vertegenwoordigen. Rechtspersoon, bestuurders niet aansprakelijk.

Geen democratische organisatie. Coöptatie = als bestuurders wegvallen, benoemt bestuur zelf opvolgers. Afhankelijk van donaties, subsidies en leningen.

Stichting opgeven omdat doel bereikt is of onvoldoende vermogen. Stichting kan ook failliet gaan.

9.7 Financiering van niet-commerciële organisaties

Belangrijkste vormen :
- budgetfinanciering
- lumpsumfinanciering
- subsidies
- leningen, contributies en giften

Hoofdstuk 10 Vermogensmarkt

10.1 Vragers van vermogen

Vraagkant:

Consumenten

Geld lenen : rentekosten, afsluitprovisie etc. zijn financieringskosten.

Overheid

Financieringstekort dus geld lenen : staatsleningen. Obligatielening is een opgesplitste lening, die delen heten obligaties. Iedereen die dit koopt geeft een lening aan de overheid en is dus schuldeiser.

Nederland heeft grote staatsschuld dus veel rente : deze neemt alleen af bij een begrotingsoverschot (inkomsten meer dan uitgaven).

Als je je geld eerder terug wilt kan je je obligatie verkopen. Kopen van obligaties hangt af van rente en looptijd.

Ondernemingen

Om kapitaalgoederen te kopen hebben ondernemingen eigen en vreemd vermogen nodig. Meer vermogen creëren door winst te reserveren.

Nv’s is eigen vermogen verdeeld in aandelen, die kunnen worden uitgegeven via de effectenbeurs : aandelenemissie. Fonds = onderneming waarvan aandelen genoteerd zijn op effectenbeurs.

Aandelenvermogen is permanent, aandeelhouder krijgt niet terug. Alleen als je verkoopt.

Meer eigen vermogen bied de verschaffers van vreemd vermogen zekerheid.

10.2 Aanbieders van vermogen

Aanbodkant :

Institutionele beleggers

Pensioenpremie word ingehouden op loon. Werkgever voegt hier iets aan toe en draagt af aan pensioenfonds, die keert uit na 65 plus, aanvulling AOW.

Levensverzekeringsmaatschappij betaal je premie om te verzekeren.

Lange tijd tussen betaling en uitkering : beleggers beleggen ontvangen premies (aandelen) : winst. Institutionele beleggers verstrekken vaak onderhandse leningen : rechtstreeks contact tussen geld gever en nemer, geen bank. Kostenvoordelen, onderhandelen over leningsvoorwaarden en rente aflossen gaat sneller.

Spaarders

Kleine spaarders : spaarrekening.

Hoger inkomen : meer risico lopen : ondernemend sparen : aandelen. Wisselend inkomen. Dividend = vergoeding aandeelhouders, afhankelijk van winst. Ook kan aandeelhouder koerswinst maken, verkoop van aandeel. Verstandig om geld te spreiden.

Beleggingsfondsen

Zelfstandig in aandelen en obligaties beleggen. Beleggingsfonds, Robeco, beheert het vermogen. Deskundigen spreiden dus verkleinen het risico. Ze geven participaties uit, je koopt een klein deel van de aandelenportefeuille van het fonds.

Ondernemingen

Een deel winst dat de onderneming nog niet nodig heeft om uit te keren of te investeren kan tijdelijk belegd worden door aandelen en obligaties te kopen.

Investeren = onderneming koopt productiemiddelen (gebouwen, voorraad).

Beleggen = onderneming of particulier koopt aandelen of obligaties om opbrengst te krijgen (rente, dividend of koersstijging).

Overheid

Inkomsten groter dan uitgaven, tijdelijk geld om te beleggen. Denk ook aan lagere overheden (gemeenten, sociale fondsen en waterschappen).

10.3 Geldmarkt en kapitaalmarkt

Vermogens markt = geheel van vraag naar en aanbod van vermogen.

Meerdere markten. Prijs word vastgesteld (rente), stijgt als vraag groter is dan aanbod. Marktmechanisme = het rentepercentage waar vraag en aanbod van vermogen gelijk zijn.

Geldmarkt = kortstondig tijdelijk vermogen verhandeld (max. een jaar)

Kapitaal markt = permanent (aandelen) vermogen en langdurig tijdelijk vermogen (min. een jaar) verhandeld.

Het is mogelijk vervroegd af te lossen als je geld hebt en een nieuwe lening af te sluiten tegen een lager rentepercentage.

Geldmarkt

Belangrijkste aanbieders zijn banken.

Voorbeelden van kredieten van geldmarkt :
- rekening-courantkrediet
- leverancierskrediet, verkoper levert eerst later betaald koper : op rekening gekocht
- afnemerskrediet, koper betaald eerst later levert verkoper : krant

Kapitaalmarkt

Belangrijkste aanbieders zijn institutionele beleggers en banken.

Openbare kapitaalmarkt = voor iedereen toegankelijk, obligatielening : iedereen mag ze kopen op effectenbeurs (meerdere aanbieders van vermogen).

Onderhandse kapitaalmarkt = niet voor iedereen toegankelijk, onderhandse lening (één aanbieder vermogen).

ZIE VERSCHILLEN OBLIGATIELENING EN ONDERHANDSE LENING

10.4 De Amsterdamse effectenbeurs

Waardepapieren = effecten die kunnen worden gekocht en verkocht (aandelen, obligaties en aandelen participaties in beleggingsfondsen)

Leden van Vereniging van Effecten handel, banken en commissionairs, kunnen handelen. Als een belegger effecten wil kopen of verkopen, moet je een lid van de Vereniging van Effectenbeurs provisie betalen om dit voor jou uit te voeren.

Belegger orders :
- Limietorder
Belegger geeft aan de bank of commissionair max. koopprijs of min. verkoopprijs. Geen zekerheid over uitvoering.
- Market order
Effecten kopen of verkopen zonder limiet. Opdracht tegen eerst volgende prijs uitgevoerd. Geen zekerheid over prijs.

Emissie van aandelen word begeleid door bank : emissiehuis. Benadert institutionele beleggers om emissie toe te lichten. Banken werken samen : syndicaat of consortium.

Beursgang = manier om groter publiek te bereiken.

Onderneming naar de beurs om redenen :
- naamsbekendheid en status
- aandelen makkelijk verhandelbaar
- cashen

Onderneming die in de beurs wil moet prospectus, zoals winstverwachting en doel emissie, uit geven.

Koersen van aandelen wijzigen vaak. Als een onderneming goede resultaten verwacht stijgt vraag en dus de prijs van aandelen. Als een onderneming slechte resultaten verwacht daalt de vraag en dus de prijs van aandelen.

Fusie met ander onderneming heeft effect op koers van aandelen.

Economische ontwikkelingen die koers doen stijgen of dalen.

Bij daling van rentestand gaan meer beleggers in aandelen beleggen dus aandelen koers stijgt.

Index = geeft een koersverloop voor een bepaalde beurs representatieve groep effecten weer, gezamenlijke prestaties.

Hoofdstuk 11 Eigen vermogen

11.1 Aandelenvermogen

Aandelen vermogen is permanent vermogen. Hoe groter het eigen vermogen, gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken. Eigen vermogen is een garantie functie om verliezen op te vangen. Een onderneming plaatst (verkoopt) aandelen om aan aandelenvermogen te komen.

Aandeelbewijs (bewijs van deelname in het aandelenvermogen) bestaat uit twee gedeelten : mantel en dividendblad.

Mantel is het eigenlijke aandeel. Hierop staan naam, nominale waarde, plaats, maatschappelijk aandelenvermogen en nummer aandeel.

Nominale waarde = bedrag dat op het aandeel staat.

Koerswaarde = bedrag dat je voor het aandeel betaald

Als een nv winst maakt ontvangen aandeelhouders dividend. Aandeelhouder kan een dividendbewijs van zijn dividendblad afknippen en dit inleveren in ruil voor het bedrag. Komt nauwelijks meer voor.

Aandelenvermogen uitbreiden : emissie van aandelen : prijs vaststellen : emissiekoers.

Maatschappelijk aandelenvermogen = totaalbedrag dat de onderneming aan nominaal aandelenvermogen nodig denkt te hebben.

Geplaatst aandelenvermogen = maatschappelijk aandelenvermogen verminderd met het bedrag van de niet-uitgegeven aandelen (aandelen in portefeuille of ongeplaatst aandelenvermogen).

Aandeelhouder ontvangt jaarlijks dividend en als waarden van aandelen stijgen ook koerswinst. Een lage dividend maar wel hoge winst betekend reservering van winst. Hierdoor stijgt waarde van onderneming dus ook van aandelen.

Alleen aandelen kopen met geld dat je 5 à 10 jaar niet nodig hebt.

Hoge beurskoers geeft aan dat het goed gaat met onderneming. Commissarissen ontvangen tantième, een winstuitkering. Er is ook een optieregeling bij gekomen: directieleden kunnen aandelen kopen tegen een vastgestelde prijs, stijgt de koerswaarde word hun optie meer waard. Op een moment voeren ze de optie uit, kopen aandelen tegen vastgestelde prijs en verkopen tegen hogere beurskoers.

Soms ontvangen werknemers een ‘extraatje’.

Leveranciers geen angst voor geen betaling, afnemers zekerheid over levering als het goed gaat met het bedrijf.

11.2 Preferent aandelenvermogen

Preferentie heeft betrekking op :

Winstuitkering

Eerst dividend aan houders van preferente aandelen uitkeren.

Zeggenschap

Houders van preferente aandelen hebben recht om 2 personen aan te wijzen die kans maken op rol als bestuurslid. Houders van gewone aandelen mogen hier dan uit kiezen. Preferente aandelen = prioriteitsaandelen. Kleine groep mensen om leiding in handen te houden, aandelen op naam.

Uitkering bij liquidatie

Verschaffers vreemd vermogen eerder geld terug dan aandeelhouders. Preferentie aandelen eerder dan gewone. Dan nog geld over : aandelen.

Nadelen houder gewoon aandeel t.o.v. preferent aandeel :
- later geld bij liquidatie
- gewone aandelen duurder
- zeggenschap beperkt

Voordelen onderneming gewoon aandeel t.o.v. preferent aandeel :
- opbrengst gewone aandelen hoger
- houders gewone aandelen bemoeien zich minder

Nadelen onderneming gewoon aandeel t.o.v. preferent aandeel :
- aandeelhouders niet bereid te investeren in slecht lopende onderneming : alleen preferenties
- door preferente aandelen uit te geven kopen minder mensen gewone

11.3 Emissie van aandelen

Eigen vermogen vergroten door emissie van aandelen.

Prospectus :
- doel emissie
- bedrijfsresultaten en verwachtingen
- winstverdeling
- emissiekoers

Aandelen moeten eerst gecreëerd worden voordat ze worden uitgegeven. Administreren brengt emissiekosten met zich mee.

Nv stelt emissiekoers vast : lager dan prijs op effectenbeurs.

Vaststellen emissiekoers drie mogelijkheden :
- a pari = tegen de nominale waarde
- boven pari = meer dan nominale waarde

Agio = emissiekoers – nominale waarde

Boven pari uitgeven omdat toekomstverwachtingen er goed uitzien of nieuwe eigenaren dus ook van reeds opgebouwde reserves.

- beneden pari = minder dan nominale waarde, alleen als nv ze overdraagt aan bank, minimum koers (94% van nominale waarde)

Winst kan alleen ontstaan door kosten en opbrengsten.

11.4 Reserves

Reserves = deel van het eigen vermogen dat aanwezig is boven het geplaatste aandelenvermogen en winstsaldo.

1 Winstreserve : ontstaat door het inhouden van winsten
2 Agioreserve : ontstaat door het uitgeven van aandelen boven pari
3 Herwaarderingsreserve : ontstaat door het herwaarderen van activa

Reserves staan aan creditkant (rechts).

Reserves worden gevormd om volgende redenen :
- weerstandsvermogen vergroten om in slechte periode tegenvallers op te vangen of vertrouwen te winnen om vreemd vermogen aan te trekken
- het vervangen van vreemd vermogen aflossen waardoor het eigen vermogen word, rentekosten besparing
- dividendstabilisatie, om in slechte tijden toch dividend uit te keren
- uitbreiding, in de toekomst groeien

Reserves verminderen of verdwijnen :
- verliezen worden afgelost via reserves
- herwaarderingsreserve neemt af
- reserve word gebruikt voor bestemd doel (dividend)
- bonusaandelen worden uitgekeerd : agiobonus

11.5 Intrinsieke waarde

Intrinsieke waarde = waarde onderneming volgens balansgegevens.

Twee manieren berekenen :
- intrinsieke waarde = bezittingen – vreemd vermogen
- intrinsieke waarde = eigen vermogen

Je kan de hele winst na vennootschapsbelasting reserveren dus is winst eigen vermogen na belasting zolang onverdeeld. (winst na belastingen)

Deel winst uitgekeerd in tantièmes of dividend.

Intrinsieke waarde per aandeel = eigen vermogen

aantal geplaatste aandelen

Als winst word uitgekeerd daalt intrinsieke waarde.

Intrinsieke waarde beïnvloed de koers, maar ook toekomstverwachtingen, speculanten en geruchten. (speculanten maken winst door aandelen doorverkopen)

11.6 Dividend

Winst gaat na vennootschap belasting naar aandeelhouders (dividend), commissarissen (tantièmes) en werknemers (winstbonus).

Geplaatst aandelenvermogen = geplaatste aandelen x nominale waarde

Dividendpercentage wat aandeelhouders ontvangen over geplaatst aandelen vermogen berekenen.

Je moet dividendbelasting betalen. Wat dan nog overblijft valt onder winstreserve.

Cashdividend = uitkering in contanten

Stockdividend = uitkering in aandelen

Dividendbelasting word over heel het dividend berekend, maar gaat van het cashdividend af.

Door stockdividend uit te keren word het geplaatst aandelenvermogen groter.

Dividendpercentage = dividendbedrag vóór aftrek dividendbelasting x 100%

geplaatst aandelenvermogen

Brutodividend = bedrag vóór aftrek dividendbelasting

Nv/bv keer liever stockdividend uit omdat :
- geld dan in de onderneming word gehouden
- onderneming hoeft niet te lenen, bespaart kosten
- eigen vermogen groeit, makkelijk vreemd vermogen aantrekken

Vermogen aandeelhouder neemt toe als stockdividend word uitgekeerd, en extra aandelen kunnen voor meer geld weer verkocht worden.

Hoofdstuk 12 Vreemd vermogen op lange termijn

12.1 Onderhandse lening

Onderhandse lening = lening op lange termijn door één geldgever verstrekt.

Rechtstreeks overleg voorwaarden. Verstrekt door institutionele beleggers : levensverzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen.

Voordelen :
- onderhandelen leningsvoorwaarden
- geen emissiekosten
- administratie kosten lager dan obligatielening

12.2 Obligatielening

Obligatie = bewijs van deelneming in geld/obligatie lening

Bestaat uit mantel, officiële stuk met gegevens, en couponblad, coupons voor interestbetaling en een talon voor als de coupons op zijn.

Initiatief van interest innen bij belegger omdat obligaties niet op naam staan. De bank regelt dit geautomatiseerde inningproces.

Obligatielening = geldlening op lange termijn in kleine bedragen gesplitst.

Grote geldlening, aantrekkelijker in kleinere stukjes. Worden afgesloten door staat, provincies en gemeenten. Aanschaf van producten die lang meegaan.

Nadeel : emissie en administratie kosten.

Aflossen op verschillende manieren :
- in één keer aan het einde van de looptijd
- in gedeelten dmv uitloting, trekking van eindcijfer : die worden afgelost
- inkopen eigen obligaties

Prospectus : bv. verhouding eigen en vreemd vermogen, resultaten en verwachtingen, doel en grootte lening.

Meer obligaties ingeschreven dan worden geplaatst. Bv. 10000 obligaties uitgegeven, je schrijft in voor 90 obligaties. In het totaal wordt ingeschreven 15000 obligaties. Je krijgt : 10000/15000 x 90 = 60 obligaties.

Bij staatsleningen uitgiftekoers niet bekend gemaakt, beleggers kiezen koers, vastgesteld aan hand van inschrijvingen : tendersysteem.

Toonbankuitgifte : als plaatsing na dag van uitgifte doorgaat, koers kan altijd worden bijgesteld.

Als onderneming tijdens looptijd geld heeft kan je de obligatielening vervroegd aflossen. Belegger eist dan wel meer interest. Geen vervroegd aflossen: obligaties via effectenbeurs inkopen, bespaar je interest.

Als rentevoet daalt is het voor een onderneming aantrekkelijk een nieuwe lening uit te schrijven voor het lagere rente percentage om met die opbrengst de lening met de hogere rente af te lossen.

- onderneming gebruikt obligatielening en aandelen vermogen om aan lang vreemd vermogen te komen
-aandelen en obligaties zijn voor belegger alternatieve beleggingspapieren
- allebei via effectenbeurs te kopen en verkopen

Aandelen Obligaties

Mede-eigendom nv of bv Schuldbewijs nv of bv

Deel van het eigen vermogen Deel van het vreemd vermogen

Permanent vermogen Tijdelijk vermogen

Stemrecht in AVA Geen zeggenschap

Risico bij slechte resultaten Minder risico

Koers afhankelijk winstverwachting Koers afhankelijk rentestand, stabieler

Dividend als beloning Vast interestpercentage

Obligaties geplaatst :
- a pari = nominale waarde
- boven pari = boven nominale waarde (agio ontstaat)
- onder pari = beneden nominale waarde (disagio ontstaat)

Agio : interest hoger dan marktrente

Disagio : marktrente hoger dan interest

12.3 Hypothecaire lening

Hypothecaire lening = geldlening op onderpand van onroerende zaak (gebouw)

Hypotheekgever (eigenaar gebouw) is geldnemer, hypotheeknemer (bank) is geldgever.

1 lineaire hypotheek
2 spaarhypotheek
3 annuïteitenhypotheek

12.4 Lineaire hypotheek

Elke periode dezelfde aflossing.

Interestpercentage neem je van de schuldrest.

Belastingvoordeelpercentage neem je van de interest.

Lasten per maand is (aflossing + interest – belastingvoordeel) / 12.

Aflossing geen kostenpost.

Interest van belastbaar inkomen aftrekken, minder belasting.

Hoe hoger inkomen, groter voordeel belastingaftrek, schijventarief  progressief belastingstelsel, box 1 is inkomen uit werk en woning.

Eigenwoningforfait = bv huurkosten, hypotheekrente aftrek corrigeren voor eigenwoningforfait, percentage over de WOZ-waarde (waardering onroerende zaken).

Zie schema p. 223

Voordelen > Nadelen

Interest snel lager > Belastingvoordeel neemt snel af

Schuld steeds kleiner > Uitgaven interest en aflossing eerste jaren het hoogst (inkomen nog niet hoog)

12.5 Spaarhypotheek

Gedurende looptijd niet aflossen maar spaarpremie betalen die worden belegd, dan aflossen. Onderdeel spaarpremie : overlijdensrisicoverzekering, schuld kwijtgescholden als je dood gaat.

Hoofdstuk 13 Vreemd vermogen op korte termijn

13.1 Leverancierskrediet

Leverancierskrediet = krediet dat leverancier verleent aan afnemer.

Consumptief leverancierskrediet = krediet dat leverancier verleent aan consument. Producten pas over bijvoorbeeld een jaar betalen omdat :
- Leverancier hoeft niet aan krediet te verdienen
- Bank kosten hoog, leverancier kosten laag
- Klantenbinding

Problemen als krediettermijn langer is dan termijn tussen loon, vooruit lopen op besteding en vorming van inkomen.

Postorderbedrijven geven leverancierskrediet, vooruit lopen op inkomensvorming, bezwaren :
- Niet zeker van dit inkomen
- Andere behoeftes in toekomst

Bezwaren leverancier : grote verliezen als consument niet betaald.

Productief leverancierskrediet = krediet dat leverancier verleent aan bedrijf.

Bv. producent aan winkel. Kort vermogen.

Onderneming liever leveranciers- dan bankkrediet omdat :
- Kosten lager
- Risico leverancier lager dan bank

Vb. 13.1 gemiste korting leverancier.

Afnemer betaald leverancier kredietbeperkingstoeslag als hij niet binnen termijn betaald.

Leverancierskrediet in procenten per jaar te vergelijken met bankkrediet.

13.2 Afnemerskrediet

Afnemerskrediet = krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier.

Afnemer betaalt goederen en diensten die later geleverd worden. Bv. de krant.

In de bouw betaal je aannemer vooruit omdat :
- Verzekerd dat je zult betalen, anders woning verkopen
- Als je aannemer betaald hoeft hij minder te lenen en is je huis goedkoper

Dienstverlenende bedrijven

Bij wanbetaling niet terug te vorderen diensten zoals verzekering of abonnementen.

Speciale orders

Als afnemer niet betaald blijft de leverancier met het product zitten zoals een speciale auto.

Opkopende handel

Graangewassen : boer ontvangt geld van afnemer die tegen een bepaalde prijs levert aan afnemer, gebonden. Nadelig als je elders meer krijgt.

Consumptief afnemerskrediet = consument verstrekt krediet aan leverancier zoals vooruitbetaling krant.

Productief afnemerskrediet = krediet verlening tussen ondernemingen.

13.3 Rekening-courantkrediet

Rekening-courant = gebruikt voor dagelijkse betalingen en ontvangsten vordering op of schuld aan bank.

Kredietplafond = tot een maximumbedrag rood staan.

Dispositieruimte = bedrag dat je nog kan opnemen tot kredietplafond is bereikt.

Bank doet onderzoek naar kredietwaardigheid onderneming, en eist zekerheidstelling. Bank kan rekening-courantkrediet opzeggen, lang krediet.

Dure kredietvorm omdat bank kosten moet dekken, eraan moet verdienen, interest krijgt en leen- en uitleen termijn zijn niet gelijk.

Rekening-courantkrediet zinvol :
- Kleine bedrijven weinig eigenvermogen, geen andere lening mogelijk
- Als bedrijven seizoenspieken hebben
- Anticipatiekrediet = krediet dat vooruitloopt op plaatsing aandelen en obligaties, onderneming heeft geld nodig, ze geven een emissie uit en ondertussen word het machinecomplex al gebouwd

13.4 Leasing

Leasing = huren van duurzame productiemiddelen.

Door leasing ligt risico economische veroudering bij verhuurder en houd rekening met prijs.

Onderhoud, reparaties en verzekeringen zijn bij leaseprijs inbegrepen.

Leasen i.p.v. kopen omdat onderneming niet voor grote uitgave komt te staan.

Leasemaatschappij probeert marktaandeel te vergroten en winst te maken.

Operational leasing

Leaseovereenkomst op korte termijn opzegbaar. Verhuurder heeft risico economische veroudering en zorg voor onderhoud en verzekering.

Financial leasing

Overeenkomst voor geschatte economische levensduur van het object, niet opzegbaar. Huurder heeft risico economische veroudering en zorg voor onderhoud en verzekering. Na afloop leasing tegen een lage prijs kopen.

Sale-and-lease back

Bijvoorbeeld een gebouw verkopen (sale) aan een leasemaatschappij en het direct daarna weer leasen (lease back).

13.5 Consumptief krediet

Consumptief krediet = particulieren voor consumptieve doeleinden zoals aankoop auto.

Kredietvormen :
- doorlopend krediet
- persoonlijke lening
- koop en verkoop op afbetaling
- huurkoop

Doorlopend krediet

Bank en consument spreken af tot hoe hoog consument krediet mag opnemen en binnen welk termijn terugbetaling, provisie in rekening gebracht, interest over schuld.

Hoeft niet in een keer opnemen, voordeel : niet elke keer provisie en formulieren. Bank maar een keer onderzoek naar kredietwaardigheid.

Persoonlijke lening

Consument leent voor een bepaald doel, bv op vakantie gaan. Alles in een keer opnemen. Terugbetaling in gelijke termijnen bestaat uit aflossing en interest.

Voordeel consument : lening voor veel dingen te gebruiken, minder vrijheid dan doorlopend krediet. Financieringskosten = afsluitprovisie en interest.

Doorlopend krediet en persoonlijke lening duur voor consument omdat bank veel risico loopt als termijnen niet betaald worden.

Banken verdienen veel, kredietprijs word bepaald op basis dat niet alle consumenten terug betalen en dat bank dit moet incasseren.

Koop en verkoop op afbetaling

Koper en verkoper komen overeen dat de roerende zaak, vaatwasser, word betaald in termijnen plus interest, eerst een aanbetaling. Duurzame consumptiegoederen = gaan een aantal jaar mee. Voordeel is als consument geen geld heeft toch kopen en later sparen. Na overdracht moeten er minstens twee termijnen volgen.

Huurkoop

Bij koop en verkoop op afbetaling is koper eigenaar als product is geleverd, bij huurkoop ben je eigenaar als laatste termijn is betaald.

Bij afbetaling en huurkoop meer zekerheid voor geldverstrekkers, je weet precies over welk artikel het gaat.

Als bij huurkoop de consument niet meer betaald kan verkopen artikel terug halen en doorverkopen.

Kredietprijs lager door zekerheid. Bank helpt verkoper transacties te financieren.

Op betaalrekening mag je tot een maximum rood staan dus vorm consumptief krediet

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Registeraccountant = onderzoekt of jaarrekening van de vennootschap aan wettelijke voorwaarden voldoet. Winst word als inkomen van vennootschappen beschouwd, hierover betaal je vennootschapsbelasting.

9.5 Vereniging

Vereniging = samenwerkingvorm tussen twee of meer personen die een bepaald doel willen verwezenlijken.

Doelen : sporten, toneel spelen of politieke idealen nastreven. Doel mag niet in strijd zijn met de wet. Mag geen winst nastreven, maar niet verboden. Winst moet ten goede komen aan gemeenschappelijk doel.

Opgericht door tenminste twee personen. In je eentje kan je niet samenwerken. Groten verenigingen : Consumentenbond en ANWB.

Formele vereniging:
Oprichting notarieel vastgelegd. Notariële akte met statuten : vermelden naam en doelstelling, afspraken over het bestuur.

Vereniging met notariële akte, inschrijven bij Kamer van Koophandel. Bestuursleden niet persoonlijk aansprakelijk voor schulden. Verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

Informele vereniging:
Verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid. Oprichting gebeurt mondeling of onderhandse akte wordt opgesteld, eigen overeenkomst en geen inschrijving Kamer van Koophandel. Bestuursleden hoofdelijk aansprakelijk.

Algemene ledenvergadering heeft hoogste macht. Ieder lid mag stemmen.

Ledenvergadering benoemt bestuursleden. Bestuur bestaat uit voorzitter, secretaris en penningmeester. Geven leiding aan vereniging.

Jaarverslag = op de vergadering legt het bestuur het jaarverslag ten goedkeuring voor aan de leden. Overzicht van inkomsten en uitgaven. Bron van inkomsten is contributie. Andere inkomsten : overheidssubsidies, sponsoring en giften particulieren.

Penningmeester = let op de uitgaven, vereniging kan failliet gaan of opgeven i.v.m. geen leden of doel niet bereikt.

9.6 Stichting

Doel van stichting is streven naar idealen.

Stichting = rechtspersoon zonder leden die met behulp van een vermogen een bepaald doel wil bereiken. Stichting mag niet naar winst streven of uitkeringen doen aan oprichters.

Oprichting van stichting bij notariële akte. Statuten van stichting : naam, gemeente, doel, wijze benoeming en regeling ontslag en vermogen. Registreren bij Kamer van Koophandel.

Wel een bestuur, geen leden. Bestuur houdt zich bezig met realiseren van doelen en vertegenwoordigen. Rechtspersoon, bestuurders niet aansprakelijk.

Geen democratische organisatie. Coöptatie = als bestuurders wegvallen, benoemt bestuur zelf opvolgers. Afhankelijk van donaties, subsidies en leningen.

Stichting opgeven omdat doel bereikt is of onvoldoende vermogen. Stichting kan ook failliet gaan.

9.7 Financiering van niet-commerciële organisaties

Belangrijkste vormen :
- budgetfinanciering
- lumpsumfinanciering
- subsidies
- leningen, contributies en giften

Hoofdstuk 10 Vermogensmarkt

10.1 Vragers van vermogen

Vraagkant:

Consumenten

Geld lenen : rentekosten, afsluitprovisie etc. zijn financieringskosten.

Overheid

Financieringstekort dus geld lenen : staatsleningen. Obligatielening is een opgesplitste lening, die delen heten obligaties. Iedereen die dit koopt geeft een lening aan de overheid en is dus schuldeiser.

Nederland heeft grote staatsschuld dus veel rente : deze neemt alleen af bij een begrotingsoverschot (inkomsten meer dan uitgaven).

Als je je geld eerder terug wilt kan je je obligatie verkopen. Kopen van obligaties hangt af van rente en looptijd.

Ondernemingen

Om kapitaalgoederen te kopen hebben ondernemingen eigen en vreemd vermogen nodig. Meer vermogen creëren door winst te reserveren.

Nv’s is eigen vermogen verdeeld in aandelen, die kunnen worden uitgegeven via de effectenbeurs : aandelenemissie. Fonds = onderneming waarvan aandelen genoteerd zijn op effectenbeurs.

Aandelenvermogen is permanent, aandeelhouder krijgt niet terug. Alleen als je verkoopt.

Meer eigen vermogen bied de verschaffers van vreemd vermogen zekerheid.

10.2 Aanbieders van vermogen

Aanbodkant :

Institutionele beleggers

Pensioenpremie word ingehouden op loon. Werkgever voegt hier iets aan toe en draagt af aan pensioenfonds, die keert uit na 65 plus, aanvulling AOW.

Levensverzekeringsmaatschappij betaal je premie om te verzekeren.

Lange tijd tussen betaling en uitkering : beleggers beleggen ontvangen premies (aandelen) : winst. Institutionele beleggers verstrekken vaak onderhandse leningen : rechtstreeks contact tussen geld gever en nemer, geen bank. Kostenvoordelen, onderhandelen over leningsvoorwaarden en rente aflossen gaat sneller.

Spaarders

Kleine spaarders : spaarrekening.

Hoger inkomen : meer risico lopen : ondernemend sparen : aandelen. Wisselend inkomen. Dividend = vergoeding aandeelhouders, afhankelijk van winst. Ook kan aandeelhouder koerswinst maken, verkoop van aandeel. Verstandig om geld te spreiden.

Beleggingsfondsen

Zelfstandig in aandelen en obligaties beleggen. Beleggingsfonds, Robeco, beheert het vermogen. Deskundigen spreiden dus verkleinen het risico. Ze geven participaties uit, je koopt een klein deel van de aandelenportefeuille van het fonds.

Ondernemingen

Een deel winst dat de onderneming nog niet nodig heeft om uit te keren of te investeren kan tijdelijk belegd worden door aandelen en obligaties te kopen.

Investeren = onderneming koopt productiemiddelen (gebouwen, voorraad).

Beleggen = onderneming of particulier koopt aandelen of obligaties om opbrengst te krijgen (rente, dividend of koersstijging).

Overheid

Inkomsten groter dan uitgaven, tijdelijk geld om te beleggen. Denk ook aan lagere overheden (gemeenten, sociale fondsen en waterschappen).

10.3 Geldmarkt en kapitaalmarkt

Vermogens markt = geheel van vraag naar en aanbod van vermogen.

Meerdere markten. Prijs word vastgesteld (rente), stijgt als vraag groter is dan aanbod. Marktmechanisme = het rentepercentage waar vraag en aanbod van vermogen gelijk zijn.

Geldmarkt = kortstondig tijdelijk vermogen verhandeld (max. een jaar)

Kapitaal markt = permanent (aandelen) vermogen en langdurig tijdelijk vermogen (min. een jaar) verhandeld.

Het is mogelijk vervroegd af te lossen als je geld hebt en een nieuwe lening af te sluiten tegen een lager rentepercentage.

Geldmarkt

Belangrijkste aanbieders zijn banken.

Voorbeelden van kredieten van geldmarkt :
- rekening-courantkrediet
- leverancierskrediet, verkoper levert eerst later betaald koper : op rekening gekocht
- afnemerskrediet, koper betaald eerst later levert verkoper : krant

Kapitaalmarkt

Belangrijkste aanbieders zijn institutionele beleggers en banken.

Openbare kapitaalmarkt = voor iedereen toegankelijk, obligatielening : iedereen mag ze kopen op effectenbeurs (meerdere aanbieders van vermogen).

Onderhandse kapitaalmarkt = niet voor iedereen toegankelijk, onderhandse lening (één aanbieder vermogen).

ZIE VERSCHILLEN OBLIGATIELENING EN ONDERHANDSE LENING

10.4 De Amsterdamse effectenbeurs

Waardepapieren = effecten die kunnen worden gekocht en verkocht (aandelen, obligaties en aandelen participaties in beleggingsfondsen)

Leden van Vereniging van Effecten handel, banken en commissionairs, kunnen handelen. Als een belegger effecten wil kopen of verkopen, moet je een lid van de Vereniging van Effectenbeurs provisie betalen om dit voor jou uit te voeren.

Belegger orders :
- Limietorder
Belegger geeft aan de bank of commissionair max. koopprijs of min. verkoopprijs. Geen zekerheid over uitvoering.
- Market order
Effecten kopen of verkopen zonder limiet. Opdracht tegen eerst volgende prijs uitgevoerd. Geen zekerheid over prijs.

Emissie van aandelen word begeleid door bank : emissiehuis. Benadert institutionele beleggers om emissie toe te lichten. Banken werken samen : syndicaat of consortium.

Beursgang = manier om groter publiek te bereiken.

Onderneming naar de beurs om redenen :
- naamsbekendheid en status
- aandelen makkelijk verhandelbaar
- cashen

Onderneming die in de beurs wil moet prospectus, zoals winstverwachting en doel emissie, uit geven.

Koersen van aandelen wijzigen vaak. Als een onderneming goede resultaten verwacht stijgt vraag en dus de prijs van aandelen. Als een onderneming slechte resultaten verwacht daalt de vraag en dus de prijs van aandelen.

Fusie met ander onderneming heeft effect op koers van aandelen.

Economische ontwikkelingen die koers doen stijgen of dalen.

Bij daling van rentestand gaan meer beleggers in aandelen beleggen dus aandelen koers stijgt.

Index = geeft een koersverloop voor een bepaalde beurs representatieve groep effecten weer, gezamenlijke prestaties.

Hoofdstuk 11 Eigen vermogen

11.1 Aandelenvermogen

Aandelen vermogen is permanent vermogen. Hoe groter het eigen vermogen, gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken. Eigen vermogen is een garantie functie om verliezen op te vangen. Een onderneming plaatst (verkoopt) aandelen om aan aandelenvermogen te komen.

Aandeelbewijs (bewijs van deelname in het aandelenvermogen) bestaat uit twee gedeelten : mantel en dividendblad.

Mantel is het eigenlijke aandeel. Hierop staan naam, nominale waarde, plaats, maatschappelijk aandelenvermogen en nummer aandeel.

Nominale waarde = bedrag dat op het aandeel staat.

Koerswaarde = bedrag dat je voor het aandeel betaald

Als een nv winst maakt ontvangen aandeelhouders dividend. Aandeelhouder kan een dividendbewijs van zijn dividendblad afknippen en dit inleveren in ruil voor het bedrag. Komt nauwelijks meer voor.

Aandelenvermogen uitbreiden : emissie van aandelen : prijs vaststellen : emissiekoers.

Maatschappelijk aandelenvermogen = totaalbedrag dat de onderneming aan nominaal aandelenvermogen nodig denkt te hebben.

Geplaatst aandelenvermogen = maatschappelijk aandelenvermogen verminderd met het bedrag van de niet-uitgegeven aandelen (aandelen in portefeuille of ongeplaatst aandelenvermogen).

Aandeelhouder ontvangt jaarlijks dividend en als waarden van aandelen stijgen ook koerswinst. Een lage dividend maar wel hoge winst betekend reservering van winst. Hierdoor stijgt waarde van onderneming dus ook van aandelen.

Alleen aandelen kopen met geld dat je 5 à 10 jaar niet nodig hebt.

Hoge beurskoers geeft aan dat het goed gaat met onderneming. Commissarissen ontvangen tantième, een winstuitkering. Er is ook een optieregeling bij gekomen: directieleden kunnen aandelen kopen tegen een vastgestelde prijs, stijgt de koerswaarde word hun optie meer waard. Op een moment voeren ze de optie uit, kopen aandelen tegen vastgestelde prijs en verkopen tegen hogere beurskoers.

Soms ontvangen werknemers een ‘extraatje’.

Leveranciers geen angst voor geen betaling, afnemers zekerheid over levering als het goed gaat met het bedrijf.

11.2 Preferent aandelenvermogen

Preferentie heeft betrekking op :

Winstuitkering

Eerst dividend aan houders van preferente aandelen uitkeren.

Zeggenschap

Houders van preferente aandelen hebben recht om 2 personen aan te wijzen die kans maken op rol als bestuurslid. Houders van gewone aandelen mogen hier dan uit kiezen. Preferente aandelen = prioriteitsaandelen. Kleine groep mensen om leiding in handen te houden, aandelen op naam.

Uitkering bij liquidatie

Verschaffers vreemd vermogen eerder geld terug dan aandeelhouders. Preferentie aandelen eerder dan gewone. Dan nog geld over : aandelen.

Nadelen houder gewoon aandeel t.o.v. preferent aandeel :
- later geld bij liquidatie
- gewone aandelen duurder
- zeggenschap beperkt

Voordelen onderneming gewoon aandeel t.o.v. preferent aandeel :
- opbrengst gewone aandelen hoger
- houders gewone aandelen bemoeien zich minder

Nadelen onderneming gewoon aandeel t.o.v. preferent aandeel :
- aandeelhouders niet bereid te investeren in slecht lopende onderneming : alleen preferenties
- door preferente aandelen uit te geven kopen minder mensen gewone

11.3 Emissie van aandelen

Eigen vermogen vergroten door emissie van aandelen.

Prospectus :
- doel emissie
- bedrijfsresultaten en verwachtingen
- winstverdeling
- emissiekoers

Aandelen moeten eerst gecreëerd worden voordat ze worden uitgegeven. Administreren brengt emissiekosten met zich mee.

Nv stelt emissiekoers vast : lager dan prijs op effectenbeurs.

Vaststellen emissiekoers drie mogelijkheden :
- a pari = tegen de nominale waarde
- boven pari = meer dan nominale waarde

Agio = emissiekoers – nominale waarde

Boven pari uitgeven omdat toekomstverwachtingen er goed uitzien of nieuwe eigenaren dus ook van reeds opgebouwde reserves.

- beneden pari = minder dan nominale waarde, alleen als nv ze overdraagt aan bank, minimum koers (94% van nominale waarde)

Winst kan alleen ontstaan door kosten en opbrengsten.

11.4 Reserves

Reserves = deel van het eigen vermogen dat aanwezig is boven het geplaatste aandelenvermogen en winstsaldo.

1 Winstreserve : ontstaat door het inhouden van winsten
2 Agioreserve : ontstaat door het uitgeven van aandelen boven pari
3 Herwaarderingsreserve : ontstaat door het herwaarderen van activa

Reserves staan aan creditkant (rechts).

Reserves worden gevormd om volgende redenen :
- weerstandsvermogen vergroten om in slechte periode tegenvallers op te vangen of vertrouwen te winnen om vreemd vermogen aan te trekken
- het vervangen van vreemd vermogen aflossen waardoor het eigen vermogen word, rentekosten besparing
- dividendstabilisatie, om in slechte tijden toch dividend uit te keren
- uitbreiding, in de toekomst groeien

Reserves verminderen of verdwijnen :
- verliezen worden afgelost via reserves
- herwaarderingsreserve neemt af
- reserve word gebruikt voor bestemd doel (dividend)
- bonusaandelen worden uitgekeerd : agiobonus

11.5 Intrinsieke waarde

Intrinsieke waarde = waarde onderneming volgens balansgegevens.

Twee manieren berekenen :
- intrinsieke waarde = bezittingen – vreemd vermogen
- intrinsieke waarde = eigen vermogen

Je kan de hele winst na vennootschapsbelasting reserveren dus is winst eigen vermogen na belasting zolang onverdeeld. (winst na belastingen)

Deel winst uitgekeerd in tantièmes of dividend.

Intrinsieke waarde per aandeel = eigen vermogen

aantal geplaatste aandelen

Als winst word uitgekeerd daalt intrinsieke waarde.

Intrinsieke waarde beïnvloed de koers, maar ook toekomstverwachtingen, speculanten en geruchten. (speculanten maken winst door aandelen doorverkopen)

11.6 Dividend

Winst gaat na vennootschap belasting naar aandeelhouders (dividend), commissarissen (tantièmes) en werknemers (winstbonus).

Geplaatst aandelenvermogen = geplaatste aandelen x nominale waarde

Dividendpercentage wat aandeelhouders ontvangen over geplaatst aandelen vermogen berekenen.

Je moet dividendbelasting betalen. Wat dan nog overblijft valt onder winstreserve.

Cashdividend = uitkering in contanten

Stockdividend = uitkering in aandelen

Dividendbelasting word over heel het dividend berekend, maar gaat van het cashdividend af.

Door stockdividend uit te keren word het geplaatst aandelenvermogen groter.

Dividendpercentage = dividendbedrag vóór aftrek dividendbelasting x 100%

geplaatst aandelenvermogen

Brutodividend = bedrag vóór aftrek dividendbelasting

Nv/bv keer liever stockdividend uit omdat :
- geld dan in de onderneming word gehouden
- onderneming hoeft niet te lenen, bespaart kosten
- eigen vermogen groeit, makkelijk vreemd vermogen aantrekken

Vermogen aandeelhouder neemt toe als stockdividend word uitgekeerd, en extra aandelen kunnen voor meer geld weer verkocht worden.

Hoofdstuk 12 Vreemd vermogen op lange termijn

12.1 Onderhandse lening

Onderhandse lening = lening op lange termijn door één geldgever verstrekt.

Rechtstreeks overleg voorwaarden. Verstrekt door institutionele beleggers : levensverzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen.

Voordelen :
- onderhandelen leningsvoorwaarden
- geen emissiekosten
- administratie kosten lager dan obligatielening

12.2 Obligatielening

Obligatie = bewijs van deelneming in geld/obligatie lening

Bestaat uit mantel, officiële stuk met gegevens, en couponblad, coupons voor interestbetaling en een talon voor als de coupons op zijn.

Initiatief van interest innen bij belegger omdat obligaties niet op naam staan. De bank regelt dit geautomatiseerde inningproces.

Obligatielening = geldlening op lange termijn in kleine bedragen gesplitst.

Grote geldlening, aantrekkelijker in kleinere stukjes. Worden afgesloten door staat, provincies en gemeenten. Aanschaf van producten die lang meegaan.

Nadeel : emissie en administratie kosten.

Aflossen op verschillende manieren :
- in één keer aan het einde van de looptijd
- in gedeelten dmv uitloting, trekking van eindcijfer : die worden afgelost
- inkopen eigen obligaties

Prospectus : bv. verhouding eigen en vreemd vermogen, resultaten en verwachtingen, doel en grootte lening.

Meer obligaties ingeschreven dan worden geplaatst. Bv. 10000 obligaties uitgegeven, je schrijft in voor 90 obligaties. In het totaal wordt ingeschreven 15000 obligaties. Je krijgt : 10000/15000 x 90 = 60 obligaties.

Bij staatsleningen uitgiftekoers niet bekend gemaakt, beleggers kiezen koers, vastgesteld aan hand van inschrijvingen : tendersysteem.

Toonbankuitgifte : als plaatsing na dag van uitgifte doorgaat, koers kan altijd worden bijgesteld.

Als onderneming tijdens looptijd geld heeft kan je de obligatielening vervroegd aflossen. Belegger eist dan wel meer interest. Geen vervroegd aflossen: obligaties via effectenbeurs inkopen, bespaar je interest.

Als rentevoet daalt is het voor een onderneming aantrekkelijk een nieuwe lening uit te schrijven voor het lagere rente percentage om met die opbrengst de lening met de hogere rente af te lossen.

- onderneming gebruikt obligatielening en aandelen vermogen om aan lang vreemd vermogen te komen
-aandelen en obligaties zijn voor belegger alternatieve beleggingspapieren
- allebei via effectenbeurs te kopen en verkopen

Aandelen Obligaties

Mede-eigendom nv of bv Schuldbewijs nv of bv

Deel van het eigen vermogen Deel van het vreemd vermogen

Permanent vermogen Tijdelijk vermogen

Stemrecht in AVA Geen zeggenschap

Risico bij slechte resultaten Minder risico

Koers afhankelijk winstverwachting Koers afhankelijk rentestand, stabieler

Dividend als beloning Vast interestpercentage

Obligaties geplaatst :
- a pari = nominale waarde
- boven pari = boven nominale waarde (agio ontstaat)
- onder pari = beneden nominale waarde (disagio ontstaat)

Agio : interest hoger dan marktrente

Disagio : marktrente hoger dan interest

12.3 Hypothecaire lening

Hypothecaire lening = geldlening op onderpand van onroerende zaak (gebouw)

Hypotheekgever (eigenaar gebouw) is geldnemer, hypotheeknemer (bank) is geldgever.

1 lineaire hypotheek
2 spaarhypotheek
3 annuïteitenhypotheek

12.4 Lineaire hypotheek

Elke periode dezelfde aflossing.

Interestpercentage neem je van de schuldrest.

Belastingvoordeelpercentage neem je van de interest.

Lasten per maand is (aflossing + interest – belastingvoordeel) / 12.

Aflossing geen kostenpost.

Interest van belastbaar inkomen aftrekken, minder belasting.

Hoe hoger inkomen, groter voordeel belastingaftrek, schijventarief  progressief belastingstelsel, box 1 is inkomen uit werk en woning.

Eigenwoningforfait = bv huurkosten, hypotheekrente aftrek corrigeren voor eigenwoningforfait, percentage over de WOZ-waarde (waardering onroerende zaken).

Zie schema p. 223

Voordelen > Nadelen

Interest snel lager > Belastingvoordeel neemt snel af

Schuld steeds kleiner > Uitgaven interest en aflossing eerste jaren het hoogst (inkomen nog niet hoog)

12.5 Spaarhypotheek

Gedurende looptijd niet aflossen maar spaarpremie betalen die worden belegd, dan aflossen. Onderdeel spaarpremie : overlijdensrisicoverzekering, schuld kwijtgescholden als je dood gaat.

Hoofdstuk 13 Vreemd vermogen op korte termijn

13.1 Leverancierskrediet

Leverancierskrediet = krediet dat leverancier verleent aan afnemer.

Consumptief leverancierskrediet = krediet dat leverancier verleent aan consument. Producten pas over bijvoorbeeld een jaar betalen omdat :
- Leverancier hoeft niet aan krediet te verdienen
- Bank kosten hoog, leverancier kosten laag
- Klantenbinding

Problemen als krediettermijn langer is dan termijn tussen loon, vooruit lopen op besteding en vorming van inkomen.

Postorderbedrijven geven leverancierskrediet, vooruit lopen op inkomensvorming, bezwaren :
- Niet zeker van dit inkomen
- Andere behoeftes in toekomst

Bezwaren leverancier : grote verliezen als consument niet betaald.

Productief leverancierskrediet = krediet dat leverancier verleent aan bedrijf.

Bv. producent aan winkel. Kort vermogen.

Onderneming liever leveranciers- dan bankkrediet omdat :
- Kosten lager
- Risico leverancier lager dan bank

Vb. 13.1 gemiste korting leverancier.

Afnemer betaald leverancier kredietbeperkingstoeslag als hij niet binnen termijn betaald.

Leverancierskrediet in procenten per jaar te vergelijken met bankkrediet.

13.2 Afnemerskrediet

Afnemerskrediet = krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier.

Afnemer betaalt goederen en diensten die later geleverd worden. Bv. de krant.

In de bouw betaal je aannemer vooruit omdat :
- Verzekerd dat je zult betalen, anders woning verkopen
- Als je aannemer betaald hoeft hij minder te lenen en is je huis goedkoper

Dienstverlenende bedrijven

Bij wanbetaling niet terug te vorderen diensten zoals verzekering of abonnementen.

Speciale orders

Als afnemer niet betaald blijft de leverancier met het product zitten zoals een speciale auto.

Opkopende handel

Graangewassen : boer ontvangt geld van afnemer die tegen een bepaalde prijs levert aan afnemer, gebonden. Nadelig als je elders meer krijgt.

Consumptief afnemerskrediet = consument verstrekt krediet aan leverancier zoals vooruitbetaling krant.

Productief afnemerskrediet = krediet verlening tussen ondernemingen.

13.3 Rekening-courantkrediet

Rekening-courant = gebruikt voor dagelijkse betalingen en ontvangsten vordering op of schuld aan bank.

Kredietplafond = tot een maximumbedrag rood staan.

Dispositieruimte = bedrag dat je nog kan opnemen tot kredietplafond is bereikt.

Bank doet onderzoek naar kredietwaardigheid onderneming, en eist zekerheidstelling. Bank kan rekening-courantkrediet opzeggen, lang krediet.

Dure kredietvorm omdat bank kosten moet dekken, eraan moet verdienen, interest krijgt en leen- en uitleen termijn zijn niet gelijk.

Rekening-courantkrediet zinvol :
- Kleine bedrijven weinig eigenvermogen, geen andere lening mogelijk
- Als bedrijven seizoenspieken hebben
- Anticipatiekrediet = krediet dat vooruitloopt op plaatsing aandelen en obligaties, onderneming heeft geld nodig, ze geven een emissie uit en ondertussen word het machinecomplex al gebouwd

13.4 Leasing

Leasing = huren van duurzame productiemiddelen.

Door leasing ligt risico economische veroudering bij verhuurder en houd rekening met prijs.

Onderhoud, reparaties en verzekeringen zijn bij leaseprijs inbegrepen.

Leasen i.p.v. kopen omdat onderneming niet voor grote uitgave komt te staan.

Leasemaatschappij probeert marktaandeel te vergroten en winst te maken.

Operational leasing

Leaseovereenkomst op korte termijn opzegbaar. Verhuurder heeft risico economische veroudering en zorg voor onderhoud en verzekering.

Financial leasing

Overeenkomst voor geschatte economische levensduur van het object, niet opzegbaar. Huurder heeft risico economische veroudering en zorg voor onderhoud en verzekering. Na afloop leasing tegen een lage prijs kopen.

Sale-and-lease back

Bijvoorbeeld een gebouw verkopen (sale) aan een leasemaatschappij en het direct daarna weer leasen (lease back).

13.5 Consumptief krediet

Consumptief krediet = particulieren voor consumptieve doeleinden zoals aankoop auto.

Kredietvormen :
- doorlopend krediet
- persoonlijke lening
- koop en verkoop op afbetaling
- huurkoop

Doorlopend krediet

Bank en consument spreken af tot hoe hoog consument krediet mag opnemen en binnen welk termijn terugbetaling, provisie in rekening gebracht, interest over schuld.

Hoeft niet in een keer opnemen, voordeel : niet elke keer provisie en formulieren. Bank maar een keer onderzoek naar kredietwaardigheid.

Persoonlijke lening

Consument leent voor een bepaald doel, bv op vakantie gaan. Alles in een keer opnemen. Terugbetaling in gelijke termijnen bestaat uit aflossing en interest.

Voordeel consument : lening voor veel dingen te gebruiken, minder vrijheid dan doorlopend krediet. Financieringskosten = afsluitprovisie en interest.

Doorlopend krediet en persoonlijke lening duur voor consument omdat bank veel risico loopt als termijnen niet betaald worden.

Banken verdienen veel, kredietprijs word bepaald op basis dat niet alle consumenten terug betalen en dat bank dit moet incasseren.

Koop en verkoop op afbetaling

Koper en verkoper komen overeen dat de roerende zaak, vaatwasser, word betaald in termijnen plus interest, eerst een aanbetaling. Duurzame consumptiegoederen = gaan een aantal jaar mee. Voordeel is als consument geen geld heeft toch kopen en later sparen. Na overdracht moeten er minstens twee termijnen volgen.

Huurkoop

Bij koop en verkoop op afbetaling is koper eigenaar als product is geleverd, bij huurkoop ben je eigenaar als laatste termijn is betaald.

Bij afbetaling en huurkoop meer zekerheid voor geldverstrekkers, je weet precies over welk artikel het gaat.

Als bij huurkoop de consument niet meer betaald kan verkopen artikel terug halen en doorverkopen.

Kredietprijs lager door zekerheid. Bank helpt verkoper transacties te financieren.

Op betaalrekening mag je tot een maximum rood staan dus vorm consumptief krediet

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.