hoofdstuk 21 en 22

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 962 woorden
  • 22 maart 2012
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer7.3
13 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 21

21.1 economische en technische voorraad

De voorraadwaardering is belangrijk bij het bepalen van de brutowinst.
Brutowinst=het verschil tussen de verkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan
Brutowinst wordt ook welverkoop of transactieresultaat genoemd. Goederen worden op de balans genoteerd tegen inkoopwaarde.
Industriële onderneming = hierin worden grondstoffen omgezet in producten met behulp van onder andere arbeid en duurzame productiemiddelen.
Standaardkostprijs=de kostprijs van een product die volgens bepaalde standaard (normen) is samengesteld. Via deze prijs wordt het eindproduct op de balans genoteerd.
Handelsonderneming= hierin worden goederen (grondstoffen of eindproducten) ingekocht en weer, zonder dat de goederen een verandering ondergaan, verkocht tegen een hogere prijs.
De handelsonderneming heeft wel te maken met de volgende risico’s
-De voorraad moet constant bijgevuld worden als er lege schappen zijn zullen de klanten minder snel terugkomen
-diefstal en brand
-bederf
-prijsdaling
-het incourant(uit de mode) raken van een artikel
Technische voorraad=de voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en die we door tellen (inventariseren) kunnen bepalen
Economische voorraad= de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt

De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?

Volg ons op TikTok
21.2 fifo-systeem

Fifo-systeem = first in first out, hierbij worden de goederen bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de langst aanwezige partij.
Bezwaren fifo methode:
-bij stijgende prijzen lijdt fifo tot een te gunstige berekening van de brutowinst, en omgekeerd.
-op de balans worden dan dus de historische prijzen en niet de werkelijke prijzen weergegeven

21.3 Lifo-systeem

Lifo systeem = Last in, first out. Hierbij wordt de inkoopwaarde van de verkopen bepaald door de inkoopprijs van de goederen die het laatst zijn ingekocht te gebruiken.
Bezwaren lifo methode:
-De onderneming komt bij stijgende prijzen op een te hoge brutowinst, wel minder dan bij FIFO want hierbij wordt van recentere prijzen uitgegaan.
-voorraadwaardering bij lifo klopt minder doordat van de oude prijzen van de artikelen uitgegaan wordt.

21.4 Vaste verrekenprijs

Omdat bij lifo en fifo de producten moeilijk uit elkaar zijn te ouden en er verschillende partijen bij betrokken zijn wordt er gebruik gemaakt van de Vaste verrekenprijs (vvp)
Vaste verrekenprijs =Een schatting van de gemiddelde inkoopprijs (inclusief geschatte inkoopkosten) voor een komende periode.
Kosten voordat goederen in het magazijn worden opgeslagen (inkoopkosten):
-offertes (aanbiedingen) worden gevraagd
-er moet een bestelbon worden gemaakt
-de artikelen moeten worden vervoerd
-de artikelen moeten worden gecontroleerd
Voorcalculatie=Verwachte afzet x (verwachte verkoopprijs – vvp)
Gerealiseerd verkoopresultaat= werkelijke afzet x (werkelijke verkoopprijs – vvp)
Resultaat op inkoopprijs = werkelijke inkopen x (geschatte inkoopprijs – werkelijke inkoopprijs
Resultaat op inkoopkosten = geschatte inkoopkosten – werkelijke inkoopkosten
Als je resultaat op inkoopkosten en inkoopprijs samen doet heb je resultaat op inkopen
Andere manier van resultaat op inkopen is:
Werkelijke inkoop x vvp – (werkelijke inkoopwaarde+werkelijke verkoopkosten)

21.5 vervangingsmethode

De laatste manier om de voorraad te waarderen is via de vervangingsmethode, hierbij wordt de voorraad tegen vervangingsprijs gewaardeerd
Vervangingsprijs= de inkoopprijs die geldt op het moment waarop de waarde van de voorraad wordt bepaald.
Verkoopresultaat wordt hier berekend door de verkoopprijs – de vervangingsprijs te vermenigvuldigen met de afzet
Voor en na delen:
-nadelig dat je eigenlijk elke dag de prijzen moet checken en als je een groot assortiment hebt kost dit heel veel tijd
-voordelig is dat je op de meest zuivere manier de brutowinst/verkoopresultaat berekent

Hoofdstuk 22

22.1 afschrijven

Afschrijven doen we vanwege waardevermindering van duurzame productiemiddelen, deze waarde vermindering vindt plaats door verstrijken van tijd en gebruikt.
Duurzame productiemiddelen = activa die meer dan één productieproces meegaan
Voorbeelden van duurzame producten zijn; gebouwen, computers, transportmiddelen
Wanneer we een duurzaam product kopen, schaffen we niet alleen prestaties voor nu aan maar ook voor in de toekomst.
Duurzame productiemiddelen zijn vaak grote aanschaffen waar nog meer kosten bij komen kijken, zoals overdrachtskosten bij een gebouw of installatiekosten van een machine.
Kosten duurzame productiemiddelen=aanschafprijs+bijkomende kosten
Afschrijven=het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van waardevermindering (door het gebruik of verstrijken van tijd) van duurzame productiemiddelen.
Afschrijvingskosten kan een bedrijf ook terug laten komen in de prijs
De grootte van de afschrijving op duurzame productiemiddelen is afhankelijk van:
-de waarde van het duurzame productiemiddel
-de levensduur
-de restwaarde
-het gebruik
met betrekking tot levensduur hebben we te maken met:
technische levensduur=de periode waarin het productiemiddel de prestaties kan lever waarvoor het is aangeschaft, om deze te verlengen kun je reparaties en vervangingen doen, dit kost vaak veel waardoor de economische levensduur vaak korter is:
Economische levensduur = de periode waarin het op economische gronden (dus rekening houdend met onderhoudskosten, beschikbare nieuwe apparatuur enzovoort) verstandig is het productiemiddel te gebruiken
Restwaarde= de geschatte verwachtte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het eind van de levensduur, kosten voor verwijdering zoals sloopkosten worden van de restwaarde afgetrokken.

22.2 afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs

De naam zegt het al, elke periode wordt er met een vast percentage afgeschreven. Dit kun je berekenen door deze formule:
Afschrijving per periode = A-R Hierin is A de aanschafprijs, R de restwaarde en N het aantal perioden N
de boekwaarde/balanswaarde = de waarde waarvoor een duurzaam productiemiddel op de balans staat. De boekwaarde is gelijk aan de aanschafprijs verminderd met het bedrag dat tot dan toe is afgeschreven.

22.3 overige kosten van duurzame productiemiddelen

Als een onderneming een productiemiddel koopt legt dit beslag op vermogen, en hier moet rente over betaald worden (over hyp. Lening bijvoorbeeld), wanneer een onderneming direct afbetaald lopen ze hiermee rente mis op een spaarrekening dit noem je gederfde interest.
De interest wordt meestal berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen, deze bereken je door De beginwaarde en de eindwaarde bij elkaar op te tellen en dat door twee te delen, hierover doe je dan het interestpercentage. Naast afschrijvings- en interest kosten hebben we ook complementaire kosten = alle kosten die samenhangen met het duurzaam productiemiddel op de afschrijvings- en interestkosten na, bijvoorbeeld onderhoudskosten, reparatie, energiekosten, loonkosten, grondstofkosten.

REACTIES

S.

S.

ehm bij "afschrijving met een vast percentage van de aanschafprijs" heb je de formule niet goed opgeschreven : er staat A-R, maar het moet zijn (A-R) /N

hopelijk doe je hier wat aan, dankjewel

mvg

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.