Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 21, 22 en 23

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • havo | 1766 woorden
  • 5 april 2004
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
34 keer beoordeeld

Samenvatting M&O Hoofdstuk 21 21.1 Intern verslag in een eenmanszaak Met behulp van een aantal geprognosticeerde balansen en resultatenrekeningen kan de bedrijfsleiding inzicht krijgen in de verwachte financiële consequenties van haar beleidsvoornemens. Netto winst = brutowinst – bedrijfskosten + interestopbrengst. Bruto winst = Omzet – inkoopwaarde omzet
Resultatenrekening: een overzicht van de opbrengsten en de kosten van een bedrijf gedurende een bepaalde periode. Een resultatenrekening ziet er als volgt uit: Omzet
Inkoopwaarde van de omzet - Bruto winst

Bedrijfskosten - Netto winst
Bedrijfskosten: Kosten veroorzaakt door het bedrijf. Vb loonkosten, interestbelasting. Balans: een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen zoals die op een bepaald moment bestaan. DEBET: Vaste activa: activa die langer dan 1 jaar meegaan. Het in de vaste activa geïnvesteerde geld is in de regel pas na een aantal jaren terugverdiend. Voorbeelden van vaste activa: gebouw, transportmiddelen, inventaris (rekken waar producten staan uitgestald, vloerbedekking, verlichting, kasregisters) Vlottende activa: activa die korter dan 1 jaar meegaan en die makkelijk in contant geld om te zetten zijn. Voorbeelden van vlottende activa: voorraad goederen, debiteuren. Liquide middelen: betalingsmiddelen. Voorbeelden liquide middelen: kas (hoeveelheid chartale geld dat bedrijf bezit) en bank (vorderingen op een of meer banken à girale geld) CREDIT: Eigen vermogen: vermogensinbreng van de eigenaren van het bedrijf. Als het bedrijf winst maakt, neemt het EV toe. Als de winst daalt, daalt ook de EV. EV kan groeien door: netto winst, aandelenemissies, herwaardering. Eigen vermogen = activa – vreemd vermogen
Vreemd vermogen: Vermogen dat door buitenstaanders aan het bedrijf is geleend. (schulden) Vreemd vermogen bestaat uit: Langlopende schulden: leningen langer dan een jaar ter beschikking staan
Kortlopende schulden: schulden die binnen een jaar moeten zijn voldaan, vb crediteuren. 21.2 Intern verslag in een NV Eigenaren van BV of NV zijn aandeelhouders. Het eigen vermogen bestaat meestal uit: - Statutair aandelenkapitaal - Aandelen in portefeuille - Geplaatst aandelenkapitaal - Nog te storten door aandeelhouders - Gestort aandelenkapitaal - Herwaarderingsreserve - Overige reserves
Statutaire aandelenkapitaal
Bij oprichting NV of BV wordt akte afgesloten. In de statuten hiervan staat onder andere vermeld: - grootte van maatschappelijk kapitaal: maximale aandelenvermogen dat kan worden uitgegeven. - Aantal en de nominale waarde van de aandelen. - Regels voor het stemrecht van de aandeelhouders - Regels voor de winstverdeling. Nog te storten door aandeelhouders
Niet volstorten van aandelen. Reserves
Bedrag waarmee het eigen vermogen het geplaatste aandelenvermogen overtreft. Reserves worden gevormd door: - winstinhouding à deel van de winst waarop derden (waaronder fiscus) geen aanspraak hebben komt toe aan de vennootschap. Deel van deze winst, dividend, wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Het restant wordt toegevoegd aan het EV in de vorm van een reserve. - Waardestijging van de activa à activa kan in waarde stijgen. Voorziening: een geschatte toekomstige verplichting. Vb. pensioenverplichtingen t.o.v. het personeel, garantieverplichtingen in verband met verkochte goederen, periodiek onderhoud van de gebouwen. 21.3 Liquiditeitsbegroting Een toename van de liquide middelen ontstaat onder meer door de verkoop van goederen, de nakoming van verplichtingen door debiteuren en de inbreng van extra EV en VV. Een afname van de liquide middelen is het gevolg van loonbetalingen, betalingen aan leveranciers, betalingen aan dienstverlenende bedrijven en betalingen van rente en aflossingen op leningen en winstuitkeringen. Liquiditeitsbegroting: een overzicht van de verwachte ontvangsten en uitgaven in een toekomstige periode. Een liquiditeitsbegroting wordt meestal voor een betrekkelijk korte periode opgesteld. Een Liquiditeitsbegroting heeft meestal de volgende opstelling: Ontvangsten

Uitgaven
toe/afname liquide middelen
beginsaldo liquide middelen
eindsaldo liquide middelen 21.4 Resultatenrekening Resultatenrekening: een overzicht van de verwachte opbrengsten en kosten in een bepaalde periode. Een resultatenbegroting dient om inzicht te krijgen in de verwachte winstontwikkeling
Een resultatenbegroting kent de volgende opstelling: Verwachte omzet
Inkoopwaarde omzet
verwachte bruto winst - diverse kosten
verwacht resultaat - Overeenkomsten en verschillen tussen liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting: - Liquiditeitsbegroting bestaat uit ontvangsten en kosten. - Resultatenbegroting bestaat uit opbrengsten en kosten. 21.5 verband tussen liquiditeitsbegroting, resultatenbegroting en verwachte balans Geprojecteerde balans: een overzicht van de verwachte waarden van de activa en passiva van een bedrijf aan het eind van bepaalde periode. (zie voorbeeld blz. 186) Hoofdstuk 22 Extern verslag van commerciële organisaties 22.1 Functie van het externe verslag Basis voor de informatie is altijd de balans en de resultatenrekening.
22.2 De balans van een handelsonderneming De externe verslaggeving van een handelsonderneming richt zich op de overheid (fiscus), aandeelhouders, schuldeisers, leveranciers, toekomstige beleggers en andere geïnteresseerden. Jaarverslag: verslag van de directie van de onderneming over de gang van zaken in het afgelopen jaar. Jaarrekening: de jaarrekening bestaat uit een balans, een verlies- winstrekening, en een toelichting op die overzichten. verlies- winstrekening = de behaalde opbrengsten – kosten = exploitatieresultaat. Activa kunnen op verschillende manieren worden gewaardeerd. Zo onderscheiden we: - Verkrijgingsprijs: De verkrijgingsprijs = inkoopprijs + bijkomende kosten. Het toepassen van deze waarderingsgrondslagen bepaalt ook de waarde van de voorraad op de balansdatum. - Actuele waarde:Vaste activa kunnen tegen de actuele waarde op de balans worden opgenomen. De actuele waarde kan de vervangingswaarde (bedrag dat nodig is om ander goed aan te schaffen) zijn. Immaterieel activa: vb. vergunning
Materieel activa: vb. terrein, gebouw
Accountantsverklaring: houdt het bedrijf zich aan de regels? Financiële vaste activa: deelnemingen in andere bedrijven. Vb. Een NV die aandelen bezit van een andere NV. Minimumwaarderingsregel: Als een bedrijf bij de waardering van de voorraden de historische aanschafprijs vergelijkt met de marktwaarde, en vervolgens de voorraad waardeert tegen de laagste van beide
Overlopende activa: vooruitbetaalde bedragen en nog te ontvangen bedragen. Binnen het eigen vermogen van een NV of BV kunnen we onderscheiden: - Geplaatst kapitaal: dit is het aandelenvermogen dat bij aandeelhouders is ondergebracht. - Reserves: reserves ontstaan onder andere door winstinhouding en herwaarderingen. 22.3 Resultatenrekening van een handelsonderneming: Netto winst = resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening – winstbelasting
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening = netto omzet resultaat + financieringsresultaat
Financieringsresultaat = rentebaten – rentelasten
Bruto - omzet resultaat = gerealiseerde omzet – inkoopwaarde omzet (incl. ink. kosten) Netto - omzet resultaat = bruto - omzet resultaat – overheadkosten
Overheadkosten = algemene kosten + verkoopkosten
Totale resultaat = netto – omzetresultaat + financieringsresultaat
Het financieringsresultaat is dus het verschil tussen de betaalde interest en de ontvangen interest. Cash flow = netto winst (na aftrek winstbelasting) + afschrijvingen. De cash flow geeft een andere benadering van de winstgevendheid van de onderneming dan het nettowinstcijfer. Het nettowinstcijfer wordt beïnvloed door de verdeling van de afschrijvingen over de jaren, wat afhankelijk is van het gekozen afschrijvingssysteem. De becijferde cash flow is voor deze invloed gezuiverd.
22.4 Liquiditeit en solvabiliteit Een onderneming is liquide als ze de kortlopende schulden op het afgesproken tijdstip kan voldoen. Uit de balans kunnen enkele kengetallen worden berekend die iets zeggen over de liquiditeit. Deze ratio’s zijn: - current ratio - quick ratio
Current ratio: verhouding tussen de vlottende activa en het kort vreemd vermogen. Vlottende activa + liquide middelen
Current ratio = Kort vreemd vermogen
Een current ratio kleiner dan 1 tot 2 wordt in veel branches als ongunstig beschouwd. Door de liquiditeit te beoordelen aan de hand van de quick ratio houden we rekening met de omstandigheid, dat de voorraden minder liquide zijn dan debiteuren en liquide middelen. Deze voorraden worden immers nog verkocht. Voorraden worden daarom buiten beschouwing gelaten Vlottende activa – voorraden + liquide middelen
Quick ratio = Kort vreemd vermogen
Zolang de quick ratio groter is dan 1, kan het bedrijf de kortlopende verplichtingen voldoen uit de lopende vorderingen en de liquide middelen. De current ratio en de quick ratio moeten we als maatstaf voor de liquiditeit in het algemeen voorzichtig hanteren, omdat: - de voorraden snel kunnen verouderen en daardoor veel minder waard blijken te zijn - niet bekend is welke debiteuren uiteindelijk hun schuld niet zullen nakomen - er grote verschillen bestaan per branche wat een acceptabele waarde van de ratio is
Solvabiliteit: de mate waarin een bedrijf – desnoods na liquidatie – alle schulden kan terugbetalen. Totale activa
Solvabiliteit = vreemd vermogen x 100% Een bedrijf wordt solvabel geacht, wanneer het verhoudingspercentage tussen de 150 en 200 procent ligt. Eigen vermogen
Solvabiliteit = Vreemd vermogen x 100% Als deze ratio tenminste 50% bedraagt, wordt deze solvabel genoemd. Het vreemd vermogen mag dus 2x zo groot zijn als het eigen vermogen. De gegevens over de solvabiliteit zijn van belang om inzicht te krijgen in de vraag of de onderneming voldoende nieuw VV kan aantrekken. Bij een te geringe solvabiliteit lukt dit niet. De bovenste ratio geeft aan in welke mate een onderneming met vreemd vermogen is gefinancierd. Totale activa: EV + VV 22.5 Rentabiliteit opbrengst belegging

Rentabiliteit = belegging x 100% Winst + interest
RTV = x 100% Gemiddeld totaal vermogen winst
REV = x 100% gemiddeld eigen vermogen
Betaalde interest
IVV = x100% Gemiddeld VV
De betaalde interest over het VV is niet afhankelijk van het bedrijfsresultaat. Stel je hebt RTV = 25% en IVV = 5,56% Dit betekent dat het met het VV meer wordt verdiend dan aan de verschaffers van VV wordt vergoed. Het verband tussen de rentabiliteit van het EV, de rentabiliteit van het Totaal Vermogen en de kosten van het VV wordt met de volgende formule weergegeven: REV= RTV + (RTV-IVV) x VV EV
Hefboomeffect = het verschijnsel dat als de kosten van VV lager zijn dan de rentabiliteit van het Totaal Vermogen, de rentabiliteit van het EV groter wordt dan de rentabiliteit van het totaal vermogen. VV
Hefboomfactor: EV
Totale hefboomeffect: (RTV-IVV) VV EV
Liquiditeit = vlottende activa Kort vv Hoofdstuk 23 Verslaggeving van niet-commerciële organisaties 23.2 De jaarrekening van een vereniging. De jaarrekening van een vereniging is een totaaloverzicht van alle inkomsten en uitgaven
Met het inkomstenboek, het uitgavenboek en de jaarrekening hebben we minder in handen dan we op het eerste oog denken. We missen inzicht in: 1. het exploitatieresultaat (verschil baten lasten); hiervoor moeten we een exploitatierekening opstellen. 2. de vermogenspositie (waarde van bezittingen waaronder de liquide middelen, de omvang van de schulden en de grootte van het EV); daarvoor hebben we balans nodig. 23.3 De staat van baten en lasten zie boek
23.4 De staat van meer en minder Als de staat van baten en lasten is opgesteld, kan het interessant zijn die te vergelijken met de begroting die indertijd voor dezelfde periode is gemaakt. Zo’n vergelijking geeft onder meer de volgende informatie; 1. Heeft het bestuur zich aan de begroting gehouden? 2. Welke consequenties hebben de ervaringen over het afgelopen jaar voor de begroting in het nieuwe jaar? Het eerste punt is een verantwoordingskwestie en kijkt dus terug naar het verleden. Het bestuur moet zich verantwoorden voor de uitvoering van de begroting. Het tweede punt kijkt naar de toekomst. Schattingsfouten in de oude begroting kunnen in de nieuwe begroting worden bijgesteld. 23.5 De vermogenspositie: de balans. Transitorische posten: uitgaven, ontvangsten, vorderingen of schulden die betrekking hebben op twee opeenvolgende boekjaren. Je vindt ze daarom in de boekhouding van beide jaren terug. Als penningmeester alles goed heeft verwerkt kan hij balans opstellen. Verandering in EV: EV (1jan) + saldo winst (volgens staat baten lasten) = EV per 31 dec. Analyse verandering in de liquide middelen: Voorraad liquide middelen (per 1jan) + saldo uit jaarrekening 1999 = voorraad liquide middelen per 31 dec.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.