Hoofdstuk 20 t/m 24

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 5594 woorden
  • 23 januari 2014
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

H20 §1
Brutowinst/verkoopresultaat/transactieresultaat= het verschil tussen de verkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan.
Waarom is het belangrijk om een voorraad te hebben?
Omdat een ondernemer in een handelsonderneming het risico loopt op nee-verkopen. Uitkocht? Klant komt niet snel meer terug.
Risico’s behouden van voorraad:
- diefstal en brand (te verzekeren)
- bederf ( niet te verzekeren)
- prijsdaling (prijsrisico niet te verzekeren)
Economische voorraad= De economische voorraad is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt.
Technische voorraad + ingekochte maar nog niet ontvangen goederen – de verkochte maar nog niet afgeleverde goederen = economische voorraad.
Technische voorraad= De technische voorraad is de voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en die we door tellen(inventariseren) kunnen bepalen.

- het incourant raken van een artikel (niet te verzekeren)
Een onderneming streeft naar een zo laag mogelijk prijsrisico en een zo klein mogelijk economische voorraad. Dit is moeilijk te plannen.
Soort voorraad

Neemt toe door:

Neemt af door:

Technische voorraad

Ontvangst ingekochte goederen

Aflevering verkochte goederen

Economische voorraad

Nieuw voorinkoopcontract

Nieuw voorverkoopcontract

Voorinkopen van een voorinkoopcontract

Nieuw voorinkoopcontract

Ontvangst ingekochte goederen van een voorinkoopcontract

Voorverkopen van een voorverkoopcontract

Nieuw voorverkoopcontract

Aflevering van verkochte goederen van een voorverkoopcontract


Fifosysteem= Bij het fifosysteem (first in, first out) worden de goederen bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de langst aanwezige partij.
De onderneming gaat er dus administratief van uit dat de goederen die het eerst werden ingekocht, ook weer het eerst worden verkocht. Als inkoopprijs van de verkochte goederen geldt bij de fifosysteem de inkoopwaarde van de goederen die het langst in heet magazijn aanwezig zijn.
Meer transacties à meer werk
Het bepalen van de inkoopwaarde van de omzet is dus veel werk. Dat wordt steeds lastiger wanneer een groot aantal artikelen op deze manier moeten worden gewaardeerd.
Bezwaren van de fifo-methode=
1) Het belangrijkste bezwaar van de fifo-methode is dat deze bij stijgende prijzen tot een te gunstige berekening van de brutowinst leidt, en omgekeerd. Bij deze methode wordt de brutowinst dus op een verkeerde manier berekend.
2) De waardering op de balans. De voorraad wordt namelijk niet gewaardeerd tegen actuele prijzen (dus tegen de inkoopprijs die geldt om het moment dat de balans wordt opgesteld), maar tegen historische prijzen (prijzen uit het verleden).

Kenmerken:
1) oudste partij wordt het eerst verkocht
2) voorraad staat tegen actuele prijzen op de balans
3) hogere  winst bij stijgende prijzen (dan bij lifo)
4) veel reenwerk (bij inkoopwaarde van de omzet en vooraad)

H20 §3
Lifo-methode= Bij de lifo-methode (last in, first out) wordt de inkoopwaarde van de verkopen bepaald door de inkoopprijs van de goederen die het laatst zijn ingekocht.
Bij de lifo-methode gaat men er dus administratief van uit dat de goederen die het laatst zijn binnengekomen, er bij de verkoop als eerst uitgaan. De nadruk ligt hierbij op de term ‘administratief’; in werkelijkheid zullen ongetwijfeld bij een verkoop de goederen die het langst in het magazijn liggen, als eerst het bedrijf verlaten.
Meer transacties à Meer werk
Bezwaren bij de lifo-methode:
1)De onderneming komt op een te hoge brutowinst uit bij stijgende prijzen.
2) De voorraadwaardering onjuist (de waarde van de voorraad is gelijk aan die van een hele oude partij)
Kenmerken:
1) laatst ingekochte partij wordt als eerst verkocht
2) voorraad staat tegen oude(re) prijzen op de balans
3) lagere winst bij stijgende prijzen (dan bij fifo)
4) veel rekenwerk (bij inkoopwaarde van de omzet en voorraad)
H20 §4
Vaste verrekenprijs= De vaste verrekenprijs is een schatting van de gemiddelde inkoopprijs (inclusief de geschatte inkoopkosten) voor een komende periode.
De vaste verrekenprijs is gebaseerd op verwachte prijzen. Heb je voor een bepaalde periode de VVP vastgesteld, dan worden in die periode de ingekochte artikelen tegen die prijs in het magazijn opgeslagen. Op het moment dat ze het magazijn verlate, worden ze tegen de VVP afgeboekt. Voordat de goederen in het magazijn worden opgeslagen, worden er meer ksoten gemaakt dan alleen de inkoopwaarde van de goederen. Er moeten offertes worden gevraagd, er moet een bestelbon worden gemaakt, artikelen moeten worden vervoerd, de artikelen moeten worden gecontroleerd enzovoort. Alle kosten die hiermee te maken hebben noem je inkoopkosten.
Toepassing van de vaste verrekenprijs leidt tot een iets andere opvatting van de brutowinst.
Voorcalculatie (voordat de periode begint is de verwachte BW gelijk aan) ; verwachte afzet x (verwachte verkoopprijs – vvp)
Nacalculatie (na de afloop van de periode blijkt soms dat de verkoopprijs, inkoopprijs en inkoopkosten anders dan verwacht). Gerealiseerd verkoopresultaat:
- gerealiseerd verkoopresultaat = werkelijke afzet x (werkelijke verkoopprijs – vvp)
- resultaat op inkoopprijs = werkelijke inkopen x (geschatte inkoopprijs – werkelijke inkoopprijs)
                   Samen resultaat op inkopen
- resultaat op inkoopkosten = geschatte inkoopkosten – werkelijke inkoopkosten
Bereken resultaat op inkopen:
Werkelijke inkoop x vvp – (werkelijke inkoopwaarde + werkelijke inkoopkosten)
21 §1
Duurzame productiemiddelen= Duurzame productiemiddelen zijn activa die meer dan één productieproces meegaan. Bijvoorbeeld gebouwen, computers, transportmiddelen enz.
Overdrachtskosten: extra kosten als je een pand koopt.
Installatiekosten: kosten die je maakt voordat je een machine in gebruik kunt nemen.
Duurzame productiemiddelen gaan langer dan 1 jaar mee; meelooptijd > 1 jaar
Waarden:
- Aanschafwaarde  (aanschafprijs, installatiekosten)
- Boekwaarde (verschil tussen aanschafwaarde en alle verrichte afschrijven)
- Restwaarde (positief bijv auto’s de inruilwaarde, negatief bijv bij hoge verwijderkosten, sloopkosten)
Levensduur:
- Economische levensduur (de tijd dat het duurzaam productiemiddel waarde heeft voor het bedrijf)
Kan bekort worden door: 1) verbetering techniek 2) blijvende verandering van de vraag
- Technische levensduur ( de tijd waarin het duurzaam productiemiddel technisch nog kan produceren)
Aanschafprijs van duurzame productiemiddelen: is de prijs machine + bij behorende kosten
Afschrijven= Afschrijven is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering (door het gebruik of het verstrijken van de tijd) van duurzame productiemiddelenEnerzijds komt de afschrijving tot uitdrukking op de balans, waar het duurzame productiemiddel voor een lagere waarde wordt opgenomen dan in de periode daarvoor. Anderzijds stelt de waardevermindering een verlies of een kostenpost voor: we verdelen het totale bedrag van de aanschaf over alle perioden dat een duurzaam productiemiddel meegaat.
De grootte van de afschrijving op duurzame productiemiddelen is afhankelijk van:
- de waarde van het duurzame productiemiddel
- de levensduur
Technische levensduur= Dit is de periode waarin het productiemiddel de prestaties kan leveren waarvoor het is aangeschaft. Door reparaties en vervanging van onderdelen kunnen we de technische levensduur verlengen. Omdat we daarvoor hoge kosten moeten maken, is de economische levensduur korter dan de technische levensduur.
Economische levensduur= Dit is de periode waarin het op economische gronden (dus rekening houdend met onderhoudskosten, beschikbare nieuwe apparatuur enz) verstandig is het productiemiddel te gebruiken.
- de restwaarde
Restwaarde= Restwaarde is de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het eind van de levensduur. Als we kosten moeten maken om het duurzaamproductiemiddel aan het eind van de levensduur te verwijderen, noemen we die sloopkosten. Sloopkosten brengen we in mindering op de restwaarde.
- het gebruik

Geld à aankoop à duurzaam productiemiddel à terugverdienen à geld  Van geld naar geld is de omlooptijd

H21 §2
Afschrijvingsmethode: methode om de totale afschrijving te verdelen over jaren
- vast percentage van de aanschafwaarde  = (A- R) / n
- vast bedrag per prestatie ; bijvoorbeeld bij auto’s een vast bedrag per gereden km
Aanschafprijs (A), exclusief BTW
Restwaarde (R)
Economische levensduur (n)

Boekwaarde/Balanswaarde= De boekwaarde is de waarde waarvoor een duurzaam productiemiddel op de balans staat. De boekwaarde is gelijk aan de aanschafprijs verminderd met het bedrag tot dan toe is afgeschreven.

H21 §3
Gederfde interest= kosten die met het duurzame productiemiddel samenhangen bijv interest mis
Kosten duurzaam middel= afschrijvings en interest en complementaire kosten
Complementaire kosten= zijn alle kosten die samenhangen met het duurzaam productiemiddel op de afschrijving en interest kosten na. (Bijv; onderhoud,reparatie, energie, loon, en kosten van grondstoffen)
Interest berekenen= aanschafprijs + restwaarde/2 
PAS OP!! BIJ DE INTERESTBEREKENING KIRJG JE A+R EN BIJ DE BEREKENING VAN DE AFSCHRIJVING HEB JE A-R !!!
Om interest kosten op duurzame productiemiddelen te bereken, zijn verschillende methoden mogelijk. Veel gebruikte methode: jaarlijks wordt interest berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen gedurende de gehele levensduur.  Hierbij berekenen we jaarlijks een gelijk bedrag aan interest. De totale kosten van afschrijving en interest zijn bij deze methode jaarlijks gelijk.

H22 §1
Toegevoegde waarde= de waarde die een bedrijf toevoegt aan een al bestaande waarde.
Fiscus: belastingdienst winkeliers betalen meestal 19% ze dragen af de omzetbelasting die ze ontvangen van de klanten – de betaalde omzetbelasting.
O en 6 %: o is voor export en 6% valt onder de meeste levensmiddelen.
Vrijstelling van BTW: kosten medische verzorging

H22 §2
Brutowinstopslag = brutowinst : inkoopprijs x 100%
Brutowinstopslagmethode bestaat uit=
- nettowinst
- inkoopkosten (bijv; transport, verzekerings, bestelkosten en invoerrechten)
- overheadkosten (verkoopkosten bijv reclamekosten, algemene kosten bijv interestkosten)
Brutowinst = kosten + nettowinst
Verkoopprijs exl btw= inkoopprijs + brutowinstopslag
Bereken de verkoopprijs volgens de brutowinstopslagmethode
Inkoopprijs                                         …….
Brutowinst ..% van …                       …… +
Verkoopprijs ex btw                         ..…..
Omzetbelasting …% van …             …… +
Verkoopprijs inclusief btw              …...

Nettowinst over een periode = brutowinst van periode- de kosten van periode
Deze methode om de verkoopprijs vast te stellen is heel geschikt wanneer je geen conurrenten hebt. Je kunt dan het brutowinstpercentage en dus de prijs net zo hoog maken als je zelf wilt maar er zijn ook grenzen: hoe hoger de prijs, hoe moeilijker het product te verkopen is.
Bereken de verkoopprijs volgens de brutowinstopslagmethode
Inkoopprijs                                                                 …..
Brutowinstopslag  … % van ..                                 ……  +

Verkoopprijs ex btw                                          …..
Btw 19% of 6% x verkoopprijs ex btw            .….  +
Verkoopprijs inclusief btw                               …..

H22 §3
Voorcalculatorische nettowinst= het berust op een schatting, de begrote nettowinst hiermee kun je controleren en eventueel maatregelen nemen.
Verwachte nettowinst:  Brutowinst – (verwachte bedrijfskosten + verwachte interestopbrengsten)
Verwachte brutowinst: Verwachte omzet – inkoopwaarde van deze omzet
Verwachtte bedrijfskosten: Inkoopkosten + Overheadkosten
Verwachte omzet:  Verwachte afzet x verkoopprijs
Inkoopwaarde van deze omzet: Verwachte afzet x inkoopprijs
Overheadkosten: Algemene kosten (+interest) + verkoopkosten
Bereken de voorcalculatie nettowinst volgens de brutowinstopslagmethode
Omzet                                                          ………
Inkoopwaarde omzet                               …………+
                                                                      ………
Verwachte bw
    inkoopkosten           ……
   overheadkosten       ……+
Verwachte bedrijfskosten                          ……… -
Verwachte nettowinst                              …………


Nacalculatorische nettowinst: werkelijke nettowinst of wel gerealiseerde nettowinst, wat te doen voorcalculatie bijstellen of maatregelen nemen. (werkelijke opbrengst – werkelijke kosten)
Werkelijke nettowinst: Werkelijke brutowinst – (werkelijke bedrijfskosten + werkelijke interestopbrengsten)
Werkelijke brutowinst: Werkelijke omzet – Inkoopwaarde van deze omzet
Werkelijke bedrijfskosten: Inkoopkosten + Overheadkosten
Werkelijke omzet: Werkelijke afzet x verkoopprijs
Inkoopwaarde van deze omzet: Werkelijke afzet x inkoopprijs
Overheadkosten: Algemene kosten (+ interest) + verkoopkosten
Bereken de nacalculatie nettowinst volgens de brutowinstopslagmethode
Omzet                                                          ………
Inkoopwaarde omzet                               …………+
                                                                      ………
Werkelijke bw
  werkelijke inkoopkosten          ….
  werkelijke overheadkosten    …..+
Werkelijke bedrijfskosten                           …….-
Werkelijke nettowinst                               ………


Omzet: is altijd exl omzetbelasting, afzet x verkoopprijs
Kosten voor de onderneming (overhead +inkoop)
- Overhead kosten: kosten die noodzakelijk zijn om de organisatie draaiende te houden bestaande uit verkoopkosten en algemene kosten+ interest kosten.
           -Verkoopkosten: reclame, kosten verkoopafdeling, provisie vertegenwoordigers,vervoer
           -Algemene kosten: afschrijving,energie,onderhoud, kosten directie
- Inkoopkosten (bijv; transportkosten, invoerrechten, verzekeringskosten, bestelkosten)

H23 §1
Verkoopprijs incl omzetbelasting: verkoopprijs exl omzetbelasting + omzetbelasting
Verkoopprijs exl omzetbelasting: kostprijs + nettowinstopslag
Kostprijs: vaste verekenprijs + opslag overheadkosten
Vaste verekenprijs: geschatte inkoopprijs+opslag voor inkoopkosten
Als nettowinstopslag van verkoopprijs dan moet je percentage van verkoopprijs nemen.
Nettowinstopslagmethode
- nauwkeuriger berekening verkoopprijs
- opsporen kostenverschillen is mogelijk (verschillen tussen werkelijke en toegestane kosten)
Bereken de verkoopprijs volgens de nettowinstopslagmethode
Verwachte gemiddelde inkoopprijs                            ……..
Opslag voor inkoopkosten ( ..% x inkoopprijs)         ……..+
Vaste verrekenprijs                                                       ……….
Opslag(en) voor overheadkosten(..% x vvp)            ……….+
Kostprijs per product                                                   ……….
Opslag voor nettowinst ( ..% x kostprijs)                  ………+
Verkoopprijs exclusief btw                                         ………..

Drie opslagen:
1) Opslag voor inkoopkosten
      - transportkosten
     - verzekeringskosten
     - invoerrechten
     - bestelkosten
2) Opslag voor overheadkosten
     - algemene kosten
     - verkoopkosten
3) Opslag voor nettowinst (voor de eigenaar/eigenaren)
     - het werk van de eigenaren
     - het risico dat ze hun vermogen kwijtraken
     - beschikbaar stellen eigen vermogen (interestvergoeding)
Gewenste verkoopprijs incl btw= verkoopprijs excl btw + btw per product
Verkoopprijs excl btw=  kostprijs + opslag nettowinst
Opslag nettowinst= opslag ..%  nettowinst x kostprijs
Kostprijs= vaste verrekenprijs + opslag voor overheadkosten
Vaste verrekenprijs= Geschatte inkoopprijs + Opslag voor inkoopkosten
Opslag voor overheadkosten= Opslag ..% overheadkosten x vasten verrekenprijs
Opslag voor inkoopkosten=  Opslag ..% inkoopkosten x geschatte inkooppprijs
H23 §2
De verwachte kosten moeten worden terugverdiend met de verkoop. Dus als je het opslagpercentage wilt bereken moet je:
 Bereken de opslagpercentage voor inkoopkosten
De verwachte inkoopkosten per artikel = aantal verwachte kosten : verwachte verkoop
In procenten van de inkoopprijs is dit= berekende verwachte inkoopkosten p/artikel
                                                                      geschatte inkoopprijs per artikel                            x 100%

H23 §3
Verkoopresultaat: afzet x(verkoopprijs -kostprijs)
Bereken het verwachte verkoopresultaat
Verwachte omzet                                               ………
Kostprijs van de omzet                                     ………. -
Verwacht verkoopresultaat                            ……….

VERWACHT VERKOOPRESULTAAT STTAAT GELIJK AAN DE VOORCALCULATORISCHE NETTOWINST
 Voorcalculatorische nettowinst = Verwacht verkoopresultaat + verwachte begrotingsafwijjkingen (meestal 0)
Verwachte verkoopresultaat= Verwachte omzet excl btw – verwachte omzet tegen kostprijs
Verwachte omzet excl btw= begrote afzet x verkoopprijs exlc btw
Verwachte omzet tegen kostprijs= begrote afzet x kostprijs
Bereken de voorcalculatorische nettowinst volgens de nettowinstopslagmethode
Verwachte afzet x verkoopprijs                                        ……..
Verwachte afzet x kostprijs                                               …….. -
Verwachte verkoopresultaat                                            ………
Verwacht begrotingsresultaat                                           (o)   +/-
Verwachte nettowinst                                                        ……

H23 §4
Er zijn twee manieren om de werkelijke/gerealiseerde nettowinst te berekenen:
1) Gerealiseerde nettowinst = werkelijke opbrengst – werkelijke kosten
2) Gerealiseerde nettowinst = Verkoopresultaat (afzet x (verkoopprijs – kostprijs)) + budgetresultaat (toegestane kosten – werkelijke kosten)
Budget resultaat kun je opsplitsen (Budgetresultaat: toegestane kosten – werkelijke kosten)
- resultaat op inkopen
- resultaat op overheadkosten
Het resultaat op inkopen kunnen we splitsen in
- resultaat op inkoopprijs
- resultaat op inkoopkosten
Nacalculatorische nettowinst is bedoeld als vergoeding voor hun werkzaamheden, dekking van het risico dat ze hun EV verspelen, vergoeding voor het beschikbaar stellen van het vermogen.
Bereken de nacalculatorische nettowinst volgens nettowinstopslagmethode
Werkelijke afzet x verkoopprijs                                ……….
Werkelijke afzet x kostprijs                                       ………-
Werkelijk verkoopresultaat                                      ……..
Budgetresultaat op inkopen                                     …….

Budgetresultaat op overheadkosten                       …… +/-
Werkelijke nettowinst                                                …….
Gerealiseerd budgetresultaat: te splitsen in resultaat op inkopen+resultaat op overhead kosten
Bereken budgetresultaat op inkopen
Inkopen                                                                                     
Toegestaan gedrag (werkelijke inkopen x vvp)                                             …………

Werkelijke inkoopwaarde omzet                            ………
Werkelijke inkoopkosten                                         ………. +
Totaal werkelijk inkoopbedrag                                                                           ………. -
Resultaat op inkopen
Bereken budgetresultaat op overheadkosten
Toegestane overheadkosten                                                                      ………….
Werkelijke afzet x overheadkosten per product                                      …………
Werkelijke overheadkosten                                                                         ………….-
Resultaat op overheadkosten                                                                    ……………

Nacalculatorische nettowinst = Werkelijk verkoopresultaat x werkelijk budgetresultaat
Werkelijk verkoopresultaat= Omzet excl btw – omzet tegen kostprijs
Werkelijk budgetresultaat= resultaat op inkoopprijs + resultaat op overheadkosten + resultaat op inkoopkosten
Omzet excl btw = werkelijke afzet x verkoopprijs excl btw
Omzet tegen kostprijs = werkelijke afzet x kostprijs
Resultaat op inkoopprijs = (werkelijke afzet x toegestane inkoopprijs) – (werkelijke afzet x werkelijke inkoopprijs)
Resultaat op overhead= Toegestane overheadkosten – werkelijke overheadkosten
Resultaat op inkoopkosten = Toegestane inkoopkosten – werkelijk inkoopkosten

Begroting= verwacht aantal producten toegestane x kosten per product
Budget = werkelijk aantal producten x toegestane kosten per product
Werkelijk bedrag = werkelijk aantal producten x werkelijke kosten per product
Gerealiseerd nettowinst: gerealiseerd budgetresultaat – als het nadelig is en + als het voordelig is met het gerealiseerd verkoopresultaat.
Resultaat op inkopen: resultaat op inkoopprijs + resultaat op inkoopkosten.

H24 §1
Variabelen kosten: Dit zijn kosten die onmiddellijk reageren op bedrijfsdrukte (bijv inkoopwaade van de omzet, extra productie kosten en inkoopwaarde van de verkochte goederen)
Constante kosten/ vaste kosten : Reageren niet op een wijziging in de bedrijfsdrukte tot de maximale productiekosten (bijv de huur)
Vaste kosten genoemd, kan veranderen door wijziging van verkoopcapaciteit of prijswijziging.
    - Wijziging verkoopcapaciteit: is als je uitbereid naar meer producten dan je aankunt in je magazijn waardoor je moet uitbereiden en dus meer kosten maakt.
    - Prijswijziging: als de huurprijs toeneemt, dit kan ook proportioneel zijn dit houdt in dat als de afzet daalt met 10% dat de varabelen kosten met 10% af. 

Bij TVK: schuin omhoog
Bij GVK: recht opzij
Propertioneel = lineair
Progressief = stijging
Degressief = daling
Propertioneel variabele kosten = GVK = linear.  Bij bedrijfsdrukte blijven de kosten per eenheid gelijk.
Progressief variabele kosten = bijv loon bij overwerk. Bij bedrijfsdrukte nemen de kosten per eenheid toe.
Degressief variabele kosten = kwalitateitskorting à bij bedrijfsdrukte nemen de kosten per eenheid af.

H24 §2
Break-even afzet= afzet waarbij de nettowinst nul is
totale constante kosten : dekkingsbijdrage per product = C : (p –v)
Break-even omzet= break-even afzet x verkoopprijs
Als een onderneming één product verkoopt, hebben we, om de break-even afzet/omzet te vinden:
- verkoopprijs per stuk nodig
- de variabele kosten per stuk nodig
- de totale constante kosten per periode nodig
Dekkingsbijdrage=Dekkingsbijdrage per product is gelijk aan het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten per product. Met de totale dekkingsbijdrage moeten we de constante kosten dekken, wat er dan nog over blijft is de nettowinst.  
Dekkingsbijdrage is tot het BEP. Functies:
1) CK dekken
2) winst
Dekkingsbijdrage= afzet x (verkoopprijs – variabele kosten per product)
3 Methodes om de break-even afzet/ omzet (1+2)  te berekenen:
1) Omzet                                                              …………
Inkoopwaarde vd omzet                                    ……… -
Brutowinst                                                           ……….
Overige variabele kosten                                 ……….. -
Dekkingsbijdrage                                                 ……..
Constante kosten                                                ……… -
Nettowinst                                                          ………
Bij de break-even afzet is de nettowinst gelijk aan 0,- waardoor de dekkingsbijdrage gelijk is aan de constante kosten.
2) TO = TK
Totale opbrengst = Totale kosten
3)
BEA= C : (p-v)
  C = de totale constante kosten per periode
  p = de verkoopprijs per product
  v = de variabele kosten per product
BEO = 100% : Brutowinst in % - Totale variabele kosten in %         x TCK

Bijvoorbeeld: BEO = 100%    : 22 % - 7 %     x €195 000
                        BEO = € 1 300 000

Bij gevraagde omzet is het niet x TCK maar x TCK + NW
Bw%-Tv% kan dienen ter dekking van de TCK. Bijvoorbeeld 22%-7% = 15% kan dus dienen ter dekking van de TCK.

Berekenen van de break-even omzet, nodig hebben:
- de brutowinstmarge als percentage van de omzet
- de variabele kosten als percentage van de omzet
- de totale constante kosten per periode
PAS OP DE LIJNEN IN DE GRAFIEK NIET VERDER TEKENEN DAN DE MACIMALE BEDRIJFSDRUKTE!!!!
H24 §3
Break-even afzet en omzet in 1 grafiek herkennen door:
- TO en TK lijn
- Constante kosten en dekkingsbijdrage lijn
 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.