Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 16 en 17

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 760 woorden
  • 11 februari 2009
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
23 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Hoofdstuk 16 – Break-evenanalyse

16.2 Variabele en constante kosten.
Variabele kosten zijn niet altijd evenredig, dit blijkt onder meer bij de inkoop van goederen. Als er meer wordt ingekocht kan de inkoopprijs dalen. In dit hoofdstuk zien we de variabele kosten altijd als proportioneel variabel.
Constante kosten reageren niet als de productie op afzet wordt ingekrompen of uitgebreid. De constante kosten zijn dus binnen zekere grenzen onafhankelijk van de productie of afzet. Dit betekent niet dat ze altijd gelijk blijven, door verhoging van huren, lonen en andere prijzen of door prijsverlagingen kunnen de constante kosten toe of afnemen. Maar ook bij de uitbreiding van de productiecapaciteit zullen de vaste kosten toenemen.

16.3 Break-evenanalyse.
Break-evenafzet is het aantal stuks dat geproduceerd wordt wanneer er geen winst, noch geen verlies wordt geleden.

Break-evenomzet is dit uitgedrukt in euro’s, de formule is:
Break-evenomzet = break-evenafzet x verkoopprijs.

16.4 De grafiek van de break-evenafzet en break-evenomzet.
Dekkingsbijdrage is het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten.
De lijn van de constante kosten loopt evenwijdig aan de x-as; de constante kosten zijn namelijk onafhankelijk van de verkoopomvang.
De lijn van de totale kosten vinden we door de constante kosten en de variabele kosten bij elkaar op te tellen. Omdat de variabele-kostenlijn een rechte lijn is, is ook de totale-kostenlijn een rechte lijn. Om een rechte lijn te kunnen tekenen, hebben we tenminste twee punten nodig.
Ook de totale-opbrengstenlijn is een rechte lijn. We vinden het break-evenpunt bij het snijpunt tussen TO en TK. Het verschil tussen de totale opbrengsten en de totale kosten voor bep heet verlies, na bep is het verschil winst.
We kunnen bep ook vinden door het snijpunt te zoeken tussen de constante kosten en het dekkingsbijdrage.

Hoofdstuk 17 – De kostprijs en verkoopprijs in de industriële onderneming

17.2 Kostenindelingen.
Bij homogene massaproductie brengt de onderneming vaak gedurende vele jaren hetzelfde product voort. Er wordt op grote schaal geproduceerd waardoor bijvoorbeeld vergaande automatisering mogelijk wordt gemaakt, dit leidt tot verlaging van de kosten. Hierbij wordt gesproken over schaalvoordelen.
Bij stukproductie houdt de producent wél rekening met de wensen van de klant. Wanneer iemand grond koopt en daarop een huis wil bouwen, stapt hij naar een architect. Deze ontwerpt het huis, waarbij hij rekening houdt met de wensen van de opdrachtgever maar ook met de eisen die de overheid aan een nieuw te bouwen woning stelt. Vervolgens zal de aannemer de woning gaan bouwen. Bij stukproductie onderscheiden we de directe en indirecte kosten. Direct kosten zijn de kosten waarvan men precies kan zeggen voor welk product of welke order zij worden gemaakt. De indirecte kosten zijn alle andere kosten met onder andere: afschrijvings- en interestkosten van kantoor, werkplaats, vrachtauto’s, de loonkosten, verzekeringskosten, enzovoort.

De kostprijs van een product kunnen we bij zowel massaproductie als stukproductie omschrijven als de som van de toegestane kosten.

17.3 Verwachte, werkelijke en standaardkosten.
Voordat we een product maken, maken we een raming van de verwachte of begrote kosten, dit in de voorcalculatie.
Wanneer het product gereed is, berekenen we in de nacalculatie de werkelijke kosten.
In de voorcalculatie berekenen we de kostprijs van het product. In plaats van de kostprijs spreken we vaak van de standaardkostprijs. Standaard kosten zijn de kosten die een onderneming noodzakelijkerwijs moet maken als de productie onder normale omstandigheden plaatsvindt.

17.4 De kostprijs.
De formule van de standaardkostprijs is:
Kostprijs = (totale constante standaardkosten/normale productie) + (totale variabele standaardkosten/begrote productie) ofwel:
Kostprijs = (Cs/Np) + (Vs/Bp)

17.5 De verkoopprijs.
Het verkoopresultaat, ook wel transactieresultaat genoemd, is het verschil tussen de verkoopprijs (ex omzetbelasting) en de kostprijs. Het verwachte verkoopresultaat voor de komende periode vinden we als volgt: verwachte afzet x (verkoopprijs – omzetbelasting)
Het bezettingsresultaat geeft aan in welke mate de constante kosten gedekt worden. In de kostprijs zijn de constante kosten gekoppeld aan de normale bezetting. De constante kosten worden volledig gedekt als er zoveel producten worden geproduceerd en verkocht als de normale bezetting is. Worden er méér producten geproduceerd en verkocht dan normaal, dan spreken we van een winst wegens overbezetting. Het verwachte bezettingsresultaat is ook te berekenen met een formule:

Bezettingsresultaat = (Bp - Np) x (Cs/Np)

17.6 Fabricagekostprijs en commerciële kostprijs.
De fabricagekosten zijn alle kosten die nodig zijn om de producten te maken. Hebben we bepaald wat de fabricagekosten van één product zijn, dan spreken we van de fabricagekostprijs.
Verkoopkosten zijn de kosten om de geproduceerde goederen te verkopen. Voorbeelden zijn: reclame, en de kosten van een verkoopafdeling.
Als we bij de fabricagekostprijs de toegestane verkoopkosten optellen spreken we van commerciële kostprijs. Als je hierbij dan de verkoopwinst optelt krijg je de verkoopprijs, exclusief omzetbelasting.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.