Management & Organisatie
1.1
Stichtingen en verenigingen zijn organisatie die een bepaald niet-commercieel doel willen bereiken. Niet het maken van winst maar het realiseren van hun doel is hun belangrijkste bestaansgrond.
1.2
Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen personen gericht op het bereiken van een bepaald doel. Een organisatie kan klein of groot, commercieel of niet commercieel, landelijk of plaatselijk, democratisch of helemaal niet democratisch zijn. Een belangrijk onderscheid is het onderscheid tussen commerciële en niet-commerciële organisaties.
Commercieel en niet-commercieel.
Een commerciële organisatie, of te wel een onderneming, is een organisatie met als doel het maken van winst. Niet-commerciële organisaties hebben daarentegen een ideëel doel (geen winst maken, maar hun doel bereiken). Deze organisaties worden ook wel non-profitorganisaties genoemd.
Beiden hebben wel rechtsvormen. Dat is de juridische vorm van de organisatie waarin wordt vastgesteld wie de leiding heeft en wie aansprakelijk is voor de schulden van de organisatie. De meest voorkomende rechtsvormen in Nederland voor commerciële organisaties zijn:
1. de naamloze vennootschap (nv)
2. de besloten vennootschap (bv)
3. de eenmanszaak
Voor niet commerciële organisaties zijn de meest voorkomende rechtsvormen:
1. de vereniging
2. de stichting
Rechtspersoonlijkheid.
Voor iemand die financiële zaken doet met een organisatie kan het belangrijk zijn te weten wat de juridische vorm van de organisatie is. Als een organisatie geld wil lenen van een bank, dan is het belangrijk om te weten wat voor rechtsvorm de organisatie heeft. Als het bijvoorbeeld een vereniging is en die gaat failliet, dan is de kans heel groot dat de bank haar geld nooit meer terug krijgt. Als het een eenmanszaak is, dan kan de bank nog altijd aanspraak maken op het privébezit van de eigenaar.
Rechtspersonen:
Geen mensen van vlees en bloed, maar organisaties met rechtspersoonlijkheid. Dat betekend dat deze organisaties mensen in dienst kunnen nemen, leningen kunnen aangaan en koopcontracten kunnen afsluiten. Natuurlijk zijn het mensen in dienst van deze organisaties die deze handelingen verrichten, maar zij verrichten de handelingen in naam van de organisatie.
1.3 niet commerciële organisaties
voor organisaties die een ideëel doel nastreven zijn de verenigingen en de stichting de meest geschikte organisatievormen. Het ideële doel heeft vaak betrekking op sport, recreatie, vrije tijd, onderwijs, cultuur, milieu en natuur, gezondheidszorg of maatschappelijk werk. Vaak zijn deze verenigingen en stichtingen vooral plaatselijk, in de eigen gemeente, actief. Maar ze werken ook wel landelijk. (KNVB, Rode Kruis, AVRO, Milieudefensie, Natuurmonumenten etc.)
1.4
Algemeen.
De stichting is een rechtspersoon die geen leden kent en opgericht is om met behulp van een bepaald vermogen een in de statuten vermeld doel te realiseren. Uitkeringen aan derden (mensen buiten de stichting om) mogen alleen gedaan worden als deze van ideële of sociale aard zijn. Een stichting mag wel winst maken, maar mag die winst niet zo maar uitkeren.
Structuur
Een stichting heeft een bestuur, maar geen leden. Volgens de wet moet een stichting een bestuur hebben. In het beginsel benoemd het bestuur zichzelf, dat heet een coöptatie. Er is vaak naast het algemene bestuur ook een dagelijks bestuur. Het dagelijkse bestuur neemt over de minder belangrijke zaken beslissingen. Het dagelijkse bestuur blijft wel verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur en het algemeen bestuur aan het wettelijk bestuur.
Bij grotere organisaties (onderwijs, ziekenhuis) is het gebruikelijk dat er naast een bestuur een directeur, rector of schoolleider wordt aangesteld. De directeur is dan de uitvoerder van de dagelijkse werkzaamheden van het bestuur.
Oprichtingseisen
De oprichting van een stichting vind plaats bij notariële akte. Zo'n akte is door een notaris volgens wettelijke eisen opgemaakt stuk. In de akte moeten de statuten van de stichting zijn opgenomen. Daar staat onder andere het doel van de stichting en de vestigingsplaats. De stichting moet dan wel zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Als dit niet is gebeurd, is iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de stichting. Dat betekend dat wanneer de stichting haar schulden niet meer kan terugbetalen de schuldeiser een willekeurig bestuurslid aansprakelijk kan stellen voor de schulden.
Taken en bevoegdheid.
Volgens de wet neemt het bestuur alle besluiten. Het bestuur is belast met de dagelijkse gang van zaken en met het beleid op langere termijn. Het bestuur heeft als taak alles te doen wat kan bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van de stichting. Het bestuur van de stichting is wettelijk verplicht een boekhouding bij te houden en na afloop van elk jaar een jaarrekening op te maken die in ieder geval een balans, een winst- en verliesrekening en een toelichting op beide omvat.
Het bestuur vertegenwoordigd de stichting ook naar buiten toe. Het bestuur sluit overeenkomsten met derden. Als er een directie is blijft het bestuur zijn taken en bevoegdheden geheel behouden, maar laat het de feitelijke uitvoering voor een deel over aan de directie/directeur. Hierbij is er sprake van een mandaat, dat wil zeggen dat de directeur handelt in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.
1.5 De vereniging.
De vereniging is een samenwerkingsvorm tussen twee of meerdere personen (leden) die een bepaald niet-commercieel doel willen realiseren. Kenmerkend voor een vereniging is het feit dat de leden deelnemen aan de besluitvorming van de organisatie. Verenigingen worden opgericht voor onbepaalde tijd en zijn in hun voortbestaan niet afhankelijk van één of enkele personen. Als er bijvoorbeeld een bestuurslid aftreedt wordt er een nieuw bestuurslid gekozen.
Structuur
Kenmerkend voor de vereniging is het feit dat de leden deelnemen aan de besluitvorming in de vereniging. Een stichting heeft alleen een bestuur (geen leden) en dat bestuur neemt alle beslissingen. Een stichting kan door één persoon opgericht worden. Voor het oprichten van een vereniging zijn tenminste 2 personen nodig.
Een vereniging heeft een bestuur dat gekozen is door en uit leden van de vereniging. Het bestuur van de vereniging is belast met de dagelijkse leiding. Ten minste éénmaal per jaar worden alle leden uitgenodigd voor de Algemene Ledenvergadering. Deze Algemene Ledenvergadering, ook wel jaarvergadering, is het hoogste besluitvormingsorgaan van een vereniging.
Het besturen van een verenigingen is doorgaans geen dagtaak. Het is iets wat men in zijn vrije tijd doet. Bij grote verenigingen (een school) kan er behoefte bestaan om een orgaan op te richten dat belast is met de dagelijkse gang van zaken, namelijk een directie (directeur). Dit is meestal in de statuten geregeld. In het algemeen voert de directie taken uit onder verantwoordelijkheid van het bestuur.
Bij verenigingen wordt er onderscheid gemaakt tussen formele en informele verenigingen.
VVR en VBR.
Formele verenigingen zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid (VVR). Informele verenigingen zijn verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid (VBR). Zowel de VVR als de VBR zijn rechtspersonen. Bij de VVR zijn de statuten (reglementen) opgenomen in een notariële akte. Een VBR kan statuten hebben, maar deze zijn niet opgenomen in een notariële akte. Het bestaan van een VBR kan zelfs geheel op mondelinge afspraken berusten. Het verschil tussen VVR en VBR is vooral voor de bestuurders van een vereniging belangrijk. De bestuurders van een VBR zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden die een vereniging maakt.
Oprichtingseisen.
Een VVR heeft statuten die bij notariële akte zijn vastgesteld. Bij een VVR zijn de bestuurder niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de organisatie. Wel kan de vereniging bij wanprestatie van de bestuurder, de geleden schade op de desbetreffende bestuurder leggen. Een VVR is verplicht tot inschrijving in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
Taken en bevoegdheden van het bestuur.
Volgens de wet is het bestuur belast met het besturen van de vereniging. Het bestuur is nu belast met:
1. het financiële beheer van de vereniging. Het bestuur is verplicht een boekhouding bij te houden en na afloop van elk boekjaar een jaarverslag op te maken dat in ieder geval een balans, een overzicht van ontvangsten en uitgaven een toelichting daarop vat.
2. Het vertegenwoordigen van de verenigingen naar buiten toe. Het sluiten van contracten, bijvoorbeeld het in dienst nemen van andere personen, het lenen van geld en het kopen of verkopen van goederen is voorbehouden aan het bestuur.
3. Het voorbereiden van de besluitvorming binnen de vereniging en de zorg voor het goed functioneren van de vereniging.
4. Het uitvoeren van de besluiten van de algemene ledenvergadering.
Naast deze wettelijk vastgestelde bevoegdheden kunnen aan het bestuur ook andere bevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten dan wel vastgesteld zijn in de statuten of het huishoudelijk reglement van de vereniging.
Taken en bevoegdheden van de algemene ledenvergadering.
Dit is het hoogste besluitvormingsorgaan in een vereniging. Kenmerkend voor een vereniging is dat alle leden kunnen deelnemen in de besluitvorming. Ieder lid heeft ten minste één stem op de Algemene Ledenvergadering. Zeggenschap en democratische besluitvorming zijn dan ook belangrijke kenmerken van een vereniging.
De wet schrijft voor dat het bestuur éénmaal per jaar een algemene ledenvergadering bijeenroept. Op die algemene ledenvergadering moet het bestuur haar jaarverslag ter goedkeuring aan de leden voorleggen.
Hiernaast is de algemene ledenvergadering wettelijk belast met het benoemen, schorsen en ontslaan van bestuursleden en het nemen van besluiten tot wijziging van de statuten en het ontbinden van de vereniging.
Daarnaast kan in de statuten vastgelegd zijn dat de algemene ledenvergadering besluiten neemt over de toelating van een persoon als lid van de vereniging (ballotage), de hoogte van de contributie, het schorsen van leden, het vaststellen van de begroting etc.
Stichting versus vereniging.
Algemeen kan gesteld worden dat wat betreft de doelen er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen een stichting en een vereniging.
Ook wat betreft de juridische aansprakelijkheid zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen een vereniging (met volle rechtsbevoegdheid) en een stichting. De bestuursleden zijn niet aansprakelijk voor de schulden van de stichting of vereniging, tenzij er sprake is van onbehoorlijk bestuur.
Stichtingen en verenigingen worden aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij er in de statuten anders is vermeld. Beide kunnen in bepaalde gevallen ontbonden worden.
Op het terrein van de besluitvorming en zeggenschap zijn er grote verschillen tussen een stichting en een vereniging. Bij verenigingen worden de bestuurders gekozen door de algemene ledenvergadering, bij een stichting benoemt het bestuur zichzelf. Bij verenigingen worden de grote lijnen, het beleid, bepaald door de algemene ledenvergadering. De algemene ledenvergadering is het hoogste besluitingsorgaan van een vereniging. Dij een stichting bepaald het bestuur het beleid. De stichting kent geen leden.
1.6 De financiering van niet-commerciële organisaties.
Niet-commerciële organisaties zijn aangewezen op verschillende financieringsbronnen:
1. Contributies van leden
2. Giften van sympathisanten
3. Bijdragen van de overheid
4. Sponsoring door het bedrijfsleven
5. Extra gelden uit commerciële activiteiten
Niet-commerciële organisaties kunnen leningen afsluiten bij banken voor de financiering van hun vaste activa, bv. een pand. Sommige niet-commerciële organisaties, zijn geheel afhankelijk van de overheid.
Het rijk is wettelijk verplicht de financiering van het onderwijs voor haar rekening te nemen. De meeste niet-commerciële organisaties krijgen echter geen of slechts geringe bijdrage van de overheid. Die bijdrage = subsidie. De overheid is niet wettelijk verplicht de lasten van deze organisatie voor haar rekening te nemen.
Inputfinanciering:
Een financiering op declaratiebasis is een vorm van inputfinanciering. Je kijkt wat er nodig is en dan wordt er geld beschikbaar voor gesteld.
Outputfinanciering:
Het feit dat niet-commerciële organisaties een vergoeding van het rijk krijgen op basis van de prestaties.
Lumpsumfinanciering;
Scholen krijgen op basis van het aantal leerlingen dat opgeleid word(prestatienorm) een bepaald bedrag en hiermee moeten zij de school bekostigen.
Budgetfinanciering:
De geldgever stelt vooraf vast welk bedrag de instelling krijgt en welke prestaties hier tegenover staan. De belangrijkste kenmerken:
1. De maximum subsidie staat van· te voren vast
2. Tegenover de subsidie moet een prestatie geleverd word
3. De wijze waarop de prestatie wordt geleverd, word overgelaten aan de instelling
4. Overschotten mogen niet naar eigen inzicht aangewend worden
5. Tekorten moeten de instelling zelf aanvullen
1.7 Het financiële beleid van het niet-commerciële organisaties.
het financiële van niet-commerciële organisaties kenmerkt zich door het feit dat zij bij de realisatie van hun doel een evenwicht moeten zien te vinden tussen ontvangsten en uitgaven, baten en lasten.
Bij commerciële organisaties daarentegen is het financiële beleid juist gericht op het creëren van een zo groot mogelijk verschil tussen baten en lasten.
Een bedrijf die het maken van winst als doelstelling heeft is een onderneming.
Op basis van prestaties worden subsidies, giften en sponsorgelden toegerekend.
Als de organisatie er in slaagt om de door haar gestelde doelen met minder financiële middelen te realiseren dan vooraf is begroot, is dat een teken van een goed management.
1.8 Leasen.
Leasen is het huren van producten voor een bepaalde tijd.
Operational lease:
Het geleasde object blijft eigendom van de lessor(verhuurder). De lessee(huurder) kan het leasecontact op korte termijn opzeggen. Periodiek betaalt de lessee huur. De lessor blijft zowel juridisch als economisch eigenaar van het object.
Financial lease:
Primair om de financiering van het geleasde object. Heeft een lange looptijd. Het is tussentijds niet opzegbaar, de lessee heeft het economisch eigendom. De lessor blijft juridisch eigenaar van het object. Na de afloop van de leaseperiode kan de lessee:
1. Het object van de lessor kopen voor een symbolisch bedrag
2. Het leasecontract voortzetten
3. Het object teruggeven aan de lessor
Niet-commerciële organisaties vallen niet onder de winstbelasting en kunnen dus ook niet van dat belastingvoordeel genieten. Leasen is dan in feite een vorm van financiering met vreemd vermogen.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
hey , Super bedankt voor deze goeie samenvatting !
14 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Fijne samenvatting chill! Nog wel redelijk veel tekst, maarja het hoofdstuk is ook te lang :(
12 jaar geleden
Antwoorden