Verzorgingsstaat

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1945 woorden
  • 7 april 2010
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
45 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Verzorgingsstaat
Maatschappijwetenschappen
1. Waarom werken we?

Negentig procent van de mannelijke beroepsbevolking en tachtig procent van de vrouwelijke beroepsbevolking heeft een betaalde baan. De meesten werken in loondienst in het bedrijfsleven of bij de overheid. Ook zonder betaalde baan kun je werken: vrijwilligers, maar als je kookt of stofzuigt werk je ook.

Je spreekt van arbeid als iedere menselijke bezigheid die verricht wordt:
- Met een bepaalde inspanning.
- Met gebruik van iemands capaciteiten.
- Eventueel met behulp van gereedschappen: machines, computers enz.
- Binnen maatschappelijk geregelde behoefte.
- Met het doel het leveren van een product of een dienst.

Je doet werk, omdat er in de samenleving een bepaalde behoefte aan bestaat. Het verschil tussen een hobby en werk is het economische nut van die activiteit. Het sparen van postzegels heeft geen maatschappelijk nut. Soms kun je van je hobby je werk maken: voetballen, schrijven of muziek.

Als je te ziek bent om te werken of je kunt geen werk krijgen, helpt de verzorgingsstaat voor uitkeringen. Er is sprake van een verzorgingsstaat als het land waar de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers.

Bij het zoeken naar de motieven waarom mensen werken, kijken we eerst naar de basisbehoeften van de mens. Dit word onderscheidt in vijf basisbehoeften (Piramide Maslow):
- Lichamelijke behoeften: eten, drinken en onderdak.
- Behoefte aan veilig en zekerheid.
- Sociale behoeften: om ergens bij te horen.
- Behoefte aan erkenning en waardering.
- Behoefte aan zelfrealisatie: de drang om iets zinvols te presteren.

Volgens Maslow kunnen mensen zich pas richten op een hogere basisbehoefte, als de basisbehoeften op lagere niveaus al bevredigd zijn. Werk is belangrijk bij het vervullen van materiële basisbehoeften zoals inkomen en zekerheid, en van de immateriële basisbehoeften zoals sociale contacten, maatschappelijke status en het ontwikkelen van een identiteit.

Vaak kun je iemands maatschappelijke positie zien, aan het werk dat diegene uitoefende. Je maatschappelijke positie is de plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder. Voor het bepalen van je maatschappelijke positie kijk je naar een aantal aspecten:
- De hoogte van je inkomen.
- Hoeveelheid macht en verantwoordelijkheid die je in je werk hebt.
- Kennisniveau.
- Speciale aanleg en ervaring.

De één heeft meer geld en macht dan de ander. Zo gaat de een 3 keer op vakantie terwijl de ander nog maar net een koelkast kan betalen. Dan spreken ook wel van sociale ongelijkheid: wanneer de macht en de welvaart niet gelijk verdeeld zijn over mensen.
Wanneer je met veel plezier werkt en er veel waarde aan hecht heb je een hoge arbeidsethos. Arbeidsethos: de betekenis die we aan arbeid toekennen.

2. De ene baan is de andere niet

Of je je werk leuk vindt of niet, heeft te maken met de volgende vier aspecten:
- Arbeidsinhoud: is het werk afwisselend of uitdagend?
- Arbeidsomstandigheden: aangename en veilige werkplek?
- Arbeidsvoorwaarden: goede werktijden en goed salaris?
- Arbeidsverhoudingen: is er een goede relatie tussen de werkgever en werknemers?

Arbeidsinhoud: werkzaamheden die iemand verricht.

Arbeidsomstandigheden: hebben te maken met de praktische werksituatie, zoals de ruimte waarin je werkt. De minimumeisen waaraan een werksituatie moet voldoen staat in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). Hierin staan regels en voorschriften om gevaarlijk, ongezonde of vervelende situaties op het werk tegen te gaan. Ook moet de Arbowet ervoor zorgen dat het aantal zieke en afgekeurde werknemers afneemt. De Arbowet bevat drie richtlijnen: veiligheid, gezondheid en welzijn. De Inspectiedienst SZW controleert of bedrijven zich aan de Arbowet houden, zij mogen onaangekondigd een bedrijf bezoeken.

Arbeidsvoorwaarden: zijn de voorwaarden waaronder je je werk doet. Een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd als beide partijen dit willen. Je kan ook worden ontslagen op staande voet. Dit gebeurd alleen als je iets ergs hebt begaan: diefstal, mishandeling of fraude.

Je hebt primaire arbeidsvoorwaarden: alles wat met je loon en je werktijden te maken heeft. En je hebt secundaire arbeidsvoorwaarden: ontslagregels, pensioenkortingen en promotiekansen. Deze secundaire arbeidsvoorwaarden kunnen per bedrijf verschillen.

Arbeidsverhoudingen: hieronder verstaan we de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, zowel op bedrijfsniveau als op nationaal niveau.

Bij werk maken we onderscheid tussen 2 soorten verhoudingen:
- Informele verhoudingen: persoonlijke verhoudingen met collega’s.
- Formele verhoudingen: zijn gebaseerd op taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden binnen een bedrijf. Formele onderlinge contacten komen onder
andere naar voren in:
- Werkoverleg: hierin bespreekt een leidinggevende met de werknemers de gang van
zaken op het werk, zoals de werkdruk, de problemen en de planning. De werknemers
hebben hierbij vaak inspraak.
- Personeelsvergadering: deze bijeenkomst van het hele personeel praten de directie en
werknemers over de algemene gang van zaken, bijvoorbeeld over de toekomstplannen.
Ook hierbij hebben de werknemers vaak inspraak.
- Ondernemingsraad: elk bedrijf met meer dan vijftig werknemers heeft een
ondernemingsraad. Hierbij kiezen de werknemers de or-leden die hen moeten
vertegenwoordigen. De or-leden hebben medezeggenschap over verschillende zaken:
vakantieplanning, beloningssystemen en sollicitatieprocedures.

3. De arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt: de plaats waar de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidkrachten elkaar ontmoeten.

Het aanbod van arbeidskrachten worden bepaald door de beroepsbevolking (personen tussen de 15 en 65 jaar die beschikbaar zijn voor werk). De vraag naar arbeidskrachten noemen we de werkgelegenheid. Bij een overschot aan arbeidskrachten spreken we van werkloosheid. Iemand is werkloze als hij/zij:
- Tussen de 15 en 65 jaar is.
- Minder dan 12 uur per week werkt.
- Actief op zoek is naar een baan van meer dan 20 uur per week.
- Ingeschreven staat als werkzoekende bij het CWI.

Gevolgen van werkloosheid: inkomsten gaan achteruit, hypotheek kan niet meer betaald worden en het gevoel van eigenwaarde gaat achteruit.
Er zijn 4 soorten werkloosheid:

Frictiewerkloosheid:
Als iemand net een opleiding heeft afgerond en enkele maanden moet zoeken naar een geschikte baan.

Seizoenswerkloosheid:
Komt vooral in de toeristensector voor bijv.: zomer toeringcarchaffeurs of ijsverkopers. In de winter hebben deze mensen geen werk of voeren een ander beroep uit.

Conjuncturele werkloosheid:
Ontstaat wanneer het economisch slechter gaat. De vraag naar goederen en diensten daalt, waardoor er minder geproduceerd wordt en er moeten arbeiders ontslagen worden. Conjunctuur betekent: de golfbeweging in de economie, waarbij de economie het ene moment groet en het andere moment krimpt.

Structurele werkloosheid:
Betekent dat er banen voorgoed verloren gaan: doordat bedrijven hun productie naar lagenonlanden verplaatsen of door de automatisering.

4. Van nachtwakersstaat tot verzorgingsstaat

De Nederlandse economie was in de 19e eeuw een vrije markteconomie: iedereen kon produceren wat hij wilde en de overheid bemoeide zich niet met de markt. Nederland was een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid zich vooral beperkt tot het handhaven van de rechtsorde. Zwakkeren werden geholpen door liefdadigheidsinstellingen (kerk, rijke burgers). Zorg was nog geen recht.

De nachtwakersstaat werkte niet in Nederland: de criminaliteit groeide en veel arbeiders werkte onder slechte omstandigheden met een laag loon. Vanuit verschillende overwegingen ontstond de opvatting dat de staat moest ingrijpen in de vrije markt:
- Christenen (zwakkeren beter beschermen)
- Sociaal democraten (sterkere rechtspositie van de arbeiders)
- Liberalen (vermindering criminaliteit)

In de 2e helft van de 19e eeuw greep de overheid in en kwamen er sociale wetten:
- De armenwet (financiële overheidssteun voor armen)
- Kinderwet (verbood kinderarbeid)
- Veiligheidswet (bescherming tegen gevaren in het bedrijf)
- Arbeidswet (arbeidsdag werd 8 uur)
- Kinderbijslag (financiële steun voor de opvoeding van kinderen)

Mensen kregen behoeften aan verzekeringen om inkomstenverlies bij ziekte of werkloosheid te compenseren. De eerste verzekeringen waren op vrijwillige basis. De ongevallenwet was een uitzondering: bij werkloosheid kreeg iemand in 1920 acht weken een uitkering van 50% van het loon.

Na de 2e wereldoorlog kregen de katholieken en de sociaal democraten hun zin:
- Er kwamen nieuwe sociale wetten: Aow, bijstand etc.
- Iedereen was verzekerd van een inkomen bij ziekte, ouderdom of werkloosheid.
- Grote bedrijven moesten een ondernemingsraad hebben.
- Er kwamen vakbonden.

Sinds de jaren 60 is Nederland een verzorgingsstaat: een land waar de overheid zich verantwoordelijk stelt voor het welzijn van de burgers. De rol van de overheid in een verzorgingsstaat:
- Overheid is verantwoordelijk voor collectieve voorzieningen: onderwijs, gezondheid en
huisvesting.
- De overheid garandeert inkomen aan mensen die ziek, werkloos, oud of
arbeidongeschikt zijn.
- De overheid stimuleert de werkgelegenheid.
- De overheid zet zich in voor goede arbeidsomstandigheden (Arbo-wet, inspectiedienst)
- De overheid helpt om goede arbeidsvoorwaarden te scheppen.
- De overheid bevordert het welzijn van mensen (kinderbijslag)

De 4 visies van een verzorgingsstaat:

Liberale visie:
- Vrijemarkteconomie: de overheid moet zich niet te veel bemoeien op economisch
gebied.
- Lage uitkeringen: om de burgers hun eigen verantwoordelijkheid te geven.
- Voldoende inspanning om aan werk te komen of uit een uitkeringssituatie te raken.

Sociaaldemocratische visie:
- Gemengde economie.
- Goed stelsel van uitkeringen.

Christendemocratische visie:
- Overheid heeft een aanvullende rol.
- Hulp uit directe omgeving als iemand in de problemen raakt (buren, familie, vrienden)
pas als deze hulp ontoereikend is moeten overheidsinstanties aanvullende hulp geven.

Ecologische visie:
- Duurzame economische ontwikkelingen, die rekening hout met de behoeften van de
Toekomstige generaties.
- Behoud van het milieu.
- Grenzen moeten worden gesteld aan de economische groeit, dit kan wel leiden tot
welvaartsvermindering.

5. De verzorgingsstaat

De Sovjet-Unie kende lange tijd een planeconomie: de productiemiddelen (grond, bedrijven en kapitaal) waren in handen van de overheid. De overheid zorgt dat er werk is voor iedereen en iedereen krijgt hetzelfde salaris. De waarde gelijkheid is hier belangrijk.

De Amerikanen kennen de vrijenmarktmechanisme: de overheid bemoeit zich niet met de economie. Belastingen zijn laag, maar iedereen moet zich daardoor wel zelf verzekeren tegen werkloosheid en ziekte. Goed onderwijs en gezondheidszorg is duur. De waarde vrijheid is hier belangrijk.

Nederland zit hier tussen in: geen totale vrijheid en totale gelijkheid. De waarde die we in Nederland belangrijk vinden: particulier, initiatief, maatschappelijke harmonie, solidariteit en het tegen gaan van sociale ongelijkheid. De liberalen, sociaaldemocraten en de christendemocraten vonden de volgende waarde belangrijk:
Liberalen: het handhaven van de vrijenondernemingsgewijze productie.
Christendemocraten: belangrijke positie in het maatschappelijk middenveld (maatschappelijke organisaties en groeperingen).
Sociaaldemocraten: vonden het sociaalzekerheidsstelsel belangrijk (verminderen van de sociale ongelijkheid).
Sociaaldemocraten en Christendemocraten: solidariteitsgedachte van de verzorgingsstaat (naastenliefde en solidariteit).

De sociale zekerheid vormt de ‘ruggengraat’ van de verzorgingsstaat: het zorgt ervoor dat niemand onder een sociaal minimum hoeft te leven. Voor elke leeftijdsgroep en situatie zijn aparte regelingen getroffen. De sociale zekerheid kun je in twee groepen verdelen: sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.

Sociale verzekeringen
Mensen betalen premie om zicht te verzekeren tegen een bepaald risico. Sociale verzekeringen zijn verplicht, in tegenstelling tot andere verzekeringen bijv.: brand verzekeringen of glasverzekeringen. Sociale verzekeringen:
Werknemersverzekeringen:
- Werkloosheidswet (WW): voorziet in een inkomen als een werknemer onvrijwillig
werkloos is.
- Wet uitbreiding loon door belastingplicht bij ziekte (WULBZ): verplicht werkgevers
om werknemers bij ziekte maximaal twee jaar een uitkering van 70% van het laatste
loon te verstrekken.
- Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA):
voorziet in een inkomen voor werknemers die als gevolg van langdurige ziekte of een ongeval niet in staat zijn om te werken.

Volksverzekeringen:
- Algemene ouderdomswet (AOW): krijgt iedere burger vanaf zijn 65/67 verjaardag.
- Algemene nabestaandenwet (ANW): voorziet in een inkomen voor de weduwnaars.
- Algemene kinderbijslag (AKW): aan alle ouders en die kinderen hebben onder de 18 jaar wordt een tegemoetkoming verstrekt.
Iedereen die in Nederland een inkomen heeft betaalt voor de volksverzekeringen premie.

Sociale voorzieningen
Zijn regelingen voor situaties waarvoor geen verzekering bestaat. Ze zijn bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen maken op een andere sociale verzekering. Voor sociale voorzieningen betalen de burgers ook geen premie.

De bijstand is een sociale voorziening:
- Algemene bijstand: voor mensen vanaf 21 jaar. Wie niet zelf zijn bestaan kan voorzien. Het is bedoeld als tijdelijke oplossing en voorziet in een minimum bedrag dat maandelijks nodig is voor noodzakelijke kosten.
- Bijzondere bijstand: ongewone extra kosten die je moet maken als je in de bijstand zit. Bijvoorbeeld als je wasmachine kapot gaat. Hierbij bepaalt de sociale dienst of en hoeveel geld je ontvangt.

REACTIES

P.

P.

interessant hoor

10 jaar geleden

M.

M.

Zeg, jongens, moet dat nou echt, zo veel taalfouten? en dat op een site voor scholieren?

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.