Maw samenvatting periode 3
toetsstof: Contexten: Hoofdstuk 13 tot en met 16
Hoofdstuk 13
Paragraaf §13.1
Er zijn verschillende soorten bindingen:
- politieke bindingen
- economische bindingen
- cognitieve bindingen
- affectieve bindingen
Kijk van de paradigma’s:
- functionalisme: bindingen zijn heel belangrijk voor de structuur van de samenleving.
- conflict paradigma: bindingen zijn niet heel erg belangrijk.
- sociaal constructivisme: het handelen van personen ten opzichte van elkaar centraal, de nadruk ligt op persoonlijkheid en identiteit.
- rationele actor paradigma: zij gaan ervan uit dat mensen bindingen zijn om er beide voordeel van te hebben.
er zijn verschillende soorten groepen te onderscheiden:
- formele groepen (vastgelegde regels)
- informele groepen (geen hiërarchie en regels)
- primaire groepen (groep met emotionele groep) op micro niveau.
- secundaire groepen (doelgericht, onpersoonlijk)
Bij groepsvorming zijn er verschillende fases te onderscheiden:
- oriëntatiefase
- conflict fase
- integratiefase
- uitvoeringsfase
- orde fase
*staan verder uitgelegd in boek blz. 46
je kan horen bij de:
- ingroup (hoort erbij)
- outgroup (groep staat afwijzend tegen persoon)
mensen horen niet langer bij een groep omdat ze:
- er niet meer bij willen horen
- er niet meer bij mogen horen
- en niet meer bij kunnen horen
sociale cohesie wordt versterkt door:
- wederzijdse afhankelijkheid
- dwang
- gedeelde waarden en normen
Paragraaf §13.2
modernistische school = de kijk van deze school is dat de natie de uitvinder is van het nationalisme. Het werd gezien als politieke strategie om tradities en taal te verspreiden.
Culturele identiteit = wanneer je in een ander land woont dan je bent opgegroeid, voel je een hoge mate van sociale cohesie met anderen mensen met dezelfde nationaliteit.
Paragraaf §13.3
-
KENMERKEN MODERNE SAMENLEVING (blz. 72)
Paragraaf §13.4
er zijn 2 visies op culturen:
- cultuurrelativisme = elke cultuur is uniek. Als gevolg ontstaat er een monocultuur. (unieke culturen)
- cultuuruniversalisme = alle culturen hebben dezelfde universele waarden hebben. (dezelfde culturen)
we onderscheiden verschillende soorten identificatie:
- functionele = dit betekent dat de nadruk ligt op iemand zijn functie (lidmaatschap van een groep bijvoorbeeld)
- normatieve = nadruk ligt op de inbreng van de normen van een groep in een debat.
- emotionele = nadruk ligt op de verbondenheid van een groep.
Hoofdstuk 14
Paragraaf 14.1
Weber voor en nadelen:
Voor:
- uitbouw wetenschap
- efficiënte vormgeving arbeidsorganisaties
- De nadruk op universele formele regels
- Het meten van opbrengsten
Paragraaf §14.4
Er zijn drie paradoxen:
- Paradox van verzelfstandiging versus van afhankelijkheid
- De paradox van generalisering versus pluralisering (cultuur)
- De paradox van rationeel versus emotioneel.
Hoofdstuk 15
paragraaf §15.1
2 soorten conflict:
- Manifest conflict is een conflict met veel geweld. (duidelijk zichtbaar)
- Latent conflict is een conflict niet duidelijk zichtbaar is. (het is er, maar geen geweld)
kenmerken van een staat:
- een groep mensen
- belastingmonopolie en geweldsmonopolie
- grondgebied
Non interventiebeginsel/ soevereiniteitsbeginsel = betekent dat andere landen zich niet bemoeien met andere landen (interne aangelegenheden).
- Landen zijn bereid dit te schenden bij overtreding van mensenrechten.
Kijk van de paradigma’s
- functionalisme: bij conflict werkt de zogenaamde machine (de maatschappij) slechter, het conflict moet worden opgelost zodat de maatschappij weer goed kan functioneren.
- conflict: Conflict hoort bij de samenleving, het is goed omdat mensen voor zichzelf opkomen.
- Sociaal constructivisme: conflict en samenwerkingssituaties worden bekeken aan de hand van handelingen van de mensen. Hoe wordt er met conflict omgegaan?
- rationele actor paradigma: de aandacht moet liggen op de individuele. Wat is de functie van conflict?
paragraaf §15.2
interne soevereiniteit betekent dat de de bevolking de staat erkend als de hoogste macht. kenmerken van interne soevereiniteit zijn:
- heerst over een bevolking
- een bepaald grondgebied beheerst
- belastings en geweldsmonopolie
Externe soevereiniteit is een staat die wordt erkend door andere staten.
intrastatelijke conflicten = oorlog binnen eigen staat
interstatelijke conflicten = oorlogen tussen staten
wanneer er geen interne soevereiniteit is, spreken we van een fragiele of falende staat.
twee kenmerken van een fragiele staat zijn:
- niet meer in staat de politieke rechtsorde te handhaven
- de overheid kan geen voorzieningen meer handhaven (gezondheidszorg bijvoorbeeld)
paragraaf §15.3
Er zijn 5 verschillende theorieën die gaan over de relatie tussen verschillende landen:
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden