Maw Hoofdstuk 4,5,6 toetsweek 22-3-2021
§4.1 criminaliteit
Dit hoofdstuk gaat over onderzoek naar criminaliteit om te laten zien hoe een wetenschappelijk onderzoek gebeurt.
Wat is criminaliteit?
Criminaliteit is : gedrag dat door de overheid strafbaar is gesteld.Omdat elke overheid andere regels en wetten heeft, verschilt per land wat criminaliteit is. Criminaliteit is ook relatief: het verschilt per tijd en per samenleving.en is dus plaats-en tijdgebonden.
Een ander voorbeeld is: kauwgom op straat. In Nederland kan je er eigenlijk alleen op worden aangesproken, in Singapore krijg je meteen een flinke boete. Overal gelden andere normen en waarde dus criminaliteit is daarmee plaats en tijdgebonden.
Criminologie
Criminologen zijn sociale wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek naar gedrag van criminelen. In de criminologie bestaan verschillende visies over oorzaken van criminaliteit. Politici maken daar eigen keuzes uit. Sommige criminologen zijn bijvoorbeeld van mening dat er zwaardere gevangenisstraffen moeten komen, andere willen juist lichtere straffen en meer kijken naar de toekomst.
Je hebt verschillende criminologische theorieën zoals:
Gelegenheidstheorie:
Crimineel gedrag is een weloverwogen keuze, waarbij de voordelen hoger zijn dan de nadelen (ook wel rationele keuzetheorie genoemd)
Etiketteringstheorie:
Bijvoorbeeld: er zijn mensen die zich gediscrimineerd voelen en zich dan gaan gedragen naar het “etiket crimineel”dat hun opgeplakt wordt.
Bindingstheorie:
Dit betekent dat de aanhangers van de bindingstheorie beweren dat bindingen die mensen hebben in de maatschappij ertoe kunnen leiden dat crimineel gedrag voorkomen wordt.
Structureel-deviantietheorie:
deze theorie veronderstelt dat de structuren in de samenleving zo zijn dat de machtigen, de rijken in het voordeel zijn.
§4.2 concepten en vraagstukken
Bij het vak MAW wordt er gebruik gemaakt van hoofd en kernconcepten. Dit zijn de gereedschappen van MAW
- Vorming : Socialisatie , acculturatie, cultuur, politieke socialisatie, ideologie, identiteit
- Binding : Sociale cohesie, sociale institutie, groepsvorming, cultuur, politieke institutie, representatie, representativiteit
- Verandering :globalisering, staatsvorming, democratisering, institutionalisering, individualisering, rationalisering
- Verhouding : conflict, samenwerking, gezag, macht, sociale ongelijkheid
Vorming: Het proces van verwering van een bepaalde identiteit
het vormings vraagstuk: de manier waarop mensen een identiteit ontwikkelen. Het proces begint bij baby’s en het gaat het hele leven door. Hierbij spelen socialisatie een belangrijke rol.
binding: de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
het bindings vraagstuk: hoe mensen met elkaar verbonden zijn in een samenleving. Ze kunnen Affectief, cognitief, economisch en politiek van elkaar afhankelijk zijn.
verhouding: de manier waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen.
het verhoudingsvraagstuk: de manier waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en de wijze waarop de samenleving daarmee omgaat.
Verandering: De richting en het tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de mogelijkheden en onmogelijkheden deze te beïnvloeden.
het veranderings vraagstuk: de vraag hoe een samenleving verandert, wat die veranderingen veroorzaakt of waardoor dat komt. Soms komen deze veranderingen voort door de natuur, soms komt het door een revolutie.
§4.3 Onderzoek doen
Er zijn verschillende manieren om onderzoek te doen
Kwantitatief onderzoek: Dit is een onderzoek waarbij het gaan om kwantiteit, hoeveelheid en daar horen dan cijfermatige resultaten bij.
Kwalitatief onderzoek: Bij dit onderzoek gaat het meer om de achterliggende beweegredenen. Dit onderzoek is diepgaander omdat men meer wilt weten over de motivaties en opvattingen.
Verschillende soorten vragen: Onderzoek kan verschillende soorten kennis opleveren. Niet alle kwantitatieve onderzoeksresultaten hebben dezelfde soort kennis en dat geldt ook voor de kwalitatieve onderzoeken. De vragen die onderzoekers stellen zijn dan ook verschillend.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soort vragen:
Beschrijvende vragen:
Hierbij wil een onderzoeker meer weten over het maatschappelijk vraagstuk. Zijn vragen beginnen meestal direct met: Wanneer of Hoeveel. Het beschrijven van een vraagstuk is een belangrijk begin voor een onderzoek.
Verklarende vragen:
Een onderzoeker wil bij deze vraag verbanden tussen variabelen verklaren. Bij deze vraag hoor je vaak: Waarom en Waardoor. Oorzaak gevolg relaties zijn de wenselijke uitkomsten van zo’n onderzoek.
Evaluatieve vragen:
Deze vragen zijn er om een oordeel te kunnen geven over de bestaande situatie. Hiervoor is een evaluatief onderzoek en evaluatieve kennis nodig. Evaluatieve vragen worden achteraf het onderzoek gesteld om te beoordelen of een project of beleid succesvol is geweest.
Voorspellende en voorschrijvende vragen:
Deze 2 soorten vragen lopen in elkaar over. Een onderzoeker probeert soms de toekomst te voorspellen op basis van zijn onderzoek of het verleden. Dat is dan een voorspellende vraag. Door deze vraag kan er soms een advies naar de organisatie worden gegeven. Hier is dan een voorschrijvende vraag aan vooraf gegaan.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden