Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke Beslutivorming

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4928 woorden
  • 26 mei 2010
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Wat is Politiek?:

Politiek/ het proces van politieke besluitvorming is: het proces van de omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten. Politiek heeft meer betekenissen, namelijk:
- Beslissingen van de regering/ overheidsbeleid om een probleem op te lossen
- Staatsinrichting/ manier waarop een land bestuurd wordt
- Handelswijze/strategie om een doel te bereiken
- Behendig/sluw/slim

Er zijn veel politieke actoren die het proces beïnvloeden: overheid, burgers, pressiegroepen, belangenvereniging enzovoort. Politieke besluitvorming is gericht op het oplossen van maatschappelijke problemen, zijn vaak verdelingsvraagstukken (verdeling materiële dingen).
Als maatschappelijke problemen heel veel aandacht krijgen en als erg belangrijk worden gezien kan het een politiek probleem worden: een situatie die mensen ongewenst vinden en die ze door middel van overheidsingrijpen veranderd willen zien. Problemen die aandacht krijgen van burgers en maatschappelijke groeperingen vormen de publieke agenda. Door media-aandacht of het aandringen van belangenverenigingen bij politici kunnen deze problemen op de politieke agenda komen.

De overheid/ regering is staatshoofd met de ministers. Overheidsbeleid = het kiezen van een bepaalde oplossing voor een maatschappelijk probleem en het inzetten van middelen om het beoogde doel op een vastgesteld moment te bereiken. Bij politieke vraagstukken en problemen gaat het altijd om collectieve belangen en collectieve goederen = goederen waar de meeste mensen belang bij hebben omdat ze er gebruik van maken of kunnen maken. Bv: ophalen van de vuilnis, dit kan ook door een particulier bedrijf gedaan worden maar is meestal de taak van de overheid. Particulier is er direct verband tussen gebruik en kosten en bij overheidsdiensten minder direct, namelijk via de belasting. Solidariteit is de basis voor deze voorzieningen.
Kerntaken van de Nederlandse overheid:
- Het garanderen van de openbare orde en veiligheid ( voldoende agenten, rechters).
- Het onderhouden van goede Buitenlandse betrekkingen ( NAVO maar ook China).
- Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een voorspoedig economisch klimaat.
- Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst.

De taken van de overheid zijn afhankelijk van tijd en ruimte en veranderen dus met de samenleving mee. Voor de tweede Wereld Oorlog had de overheid bijvoorbeeld een hele beperkte taak, maar erna ontstond er een verzorgingsstaat met veel meer taken voor de overheid.

Hoofdstuk 2 Rechtstaat en democratie:
Sinds de oprichting van de Politiek der Zeven verenigde Nederlanden in 1588 kunnen we pas spreken van een Nederlandse staat, omdat:
- De overheid soevereine macht beschikt (de hoogste macht)

- Er een bevolking is, waarover geregeerd wordt
- Het grondgebied nationaal erkend is
- De overheid een geweldsmonopolie heeft
Macht = het vermogen je wil aan een ander op te leggen. Daarbij moet je beschikken over machtsbronnen: wet. morele steun, bevoegdheid, kennis, geld. Er is gezag wanneer situaties waarin mensen de zeggenschap van anderen als legitiem accepteren.
Een dictatuur is in handen van één persoon, dit leid gemakkelijk tot machtsmisbruik.
Daarom is er in Nederland ook een democratie hier wordt het beslissingsrecht overgedragen aan politiek bestuurders, zij hebben politieke macht = het vermogen om direct invloed en controle uit te oefenen op de politiek. Om machtsmisbruik te voorkomen zijn in Nederland een aantal waarborgen gecreëerd, deze waarborgen maken Nederland tot een rechtstaat.




De democratische rechtstaat:De meeste landen ontwikkelen zich tot een democratische rechtstaat. Een rechtstaat = een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid. Kenmerken van de democratische rechtstaat:
- De grondrechten worden geëerbiedigd:Hierin staan de belangrijkste rechten van de burgers. Je hebt 1. Klassieke grondrechten: de rechten die vrijheid en gelijkheid moeten garanderen. Bv: gelijke behandeling, kiesrecht vrijheid van drukpers, vereniging. 2. Sociale grondrechten: om zwakkere in de samenleving te beschermen. Bv: sociale zekerheid, schone + veilige omgeving. 1 = verplicht en 2 = een streven.
- Grondwettelijke scheiding van politieke macht: Trias politica:

Wetgevende macht: stelt wetten vast. In handen van regering en parlement samen. Meestal is het de regering hebben ambtenaren veel kennis, goede voorbereiding. Uitvoerende macht: uitvoering goedgekeurde wetten. In handen van ministers. Zij geven de richtlijnen aan en worden gecontroleerd door het parlement.
De rechterlijke macht: beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Door onafhankelijk rechters. (formeel is de scheiding dus niet correct)
- Legaliteitsbeginsel: Je kan pas voor iets worden veroordeeld als het in de wet staat.
- De mogelijkheden voor burgers om politiek te participeren: Elke burger heeft het recht om de mogelijkheid te hebben om deel te nemen aan de politiek.
- Openbaarheid van bestuur: Om het bestuur te controleren is er sprake van openbaarheid van bestuur. Dit is wettelijk geregeld in de Wet openbaarheid bestuur (WOB). Hiermee kunnen mensen afdwingen dat bestuurders hun stukken openbaar maken.
Constitutionele monarchie met een parlementair stelsel : Dit is het stelsel van Nederland.
Waarbij het staatshoofd wordt bepaald door erfelijke opvolging. Belangrijkste taken koningin:
- Het plaatsen van een handtekening onder alle wetten
- Het voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag.
- Het benoemen van ministers, (in)formateurs bij de vorming van een nieuw kabinet.
- Het regelmatig voeren van overleg met de Minister-president.
- (Voorzitter van de Raad van State)
De koningin heeft vooral een ceremoniële functie en is onschendbaar (+koninklijke familie), dat wil zeggen dat de ministers verantwoordelijk zijn voor al haar uitspraken.
Kenmerken van onze parlementaire democratie zijn:

- Representatiedemocratie/indirecte democratie: Het volk wordt vertegenwoordigt door een parlement dat door vrije en geheime verkiezingen wordt gekozen.
- Alle burgers zijn gelijkwaardig voor de wet en hebben gelijke invloed op de samenstelling van het parlement.
- Ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging.
- Macht overheid gelegitimeerd door vrije en geheime verkiezingen.
- Kabinet voert beleid op basis van het vertrouwen van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging.
- Besluitvorming regering + parlement vindt plaats bij meerderheid van de stemmen.
- Parlement houdt rekening met de rechten en belangen van minderheden.
- Tweekamerstelsel, politiek primaat ligt bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer/Senaat heeft de laatste controle daarom ook wel kamer van reflectie genoemd.

Visies over politieke macht:
Klassieke democratietheorie:
Representatiedemocratie:
Pluralistisch model:
Elitetheorie:
Polyarchietheorie:






Hoofdstuk 3 Verkiezingen en kiesstelsels:
In Nederland is er nu sprake van een algemeen kiesrecht, maar dit is wel pas na een lange periode ontstaan. Als eerst ontstond het censuskiesrecht en pas in 1917was er algemeen mannenkiesrecht en in 1919 algemeen vrouwenkiesrecht. In 1922 werd het pas vastgelegd in onze grondwet. Tegenwoordig hebben alle Nederlanders van 18+ actief (recht om te kiezen) en passief (recht om gekozen te worden) kiesrecht. Als je partij wil meedoen aan de Tweede-Kamerverkiezingen moet je wel voldoen aan drie voorwaarden:
1. De partij moet ingeschreven staan in elk kiesdistrict waar die stemmen wil krijgen.

2. Per kiesdistrict 25 handtekeningen van sympathisanten inleveren.
3. Per kiesdistrict waarborgsom 450 (terug als je 75% van stemmen voor 1 zetel haalt).
Ook zijn de verkiezingen geheim. We hebben 4 niveau’s van besluitvorming: Europees(5), Landelijk/ het rijk(4), Provinciaal(4) en Gemeentelijk(4). Mensen zonder nationaliteit mogen alleen als ze hier 5 jaar wonen meedoen aan de gemeentelijke verkiezingen. Uitgesloten van het kiesrecht zijn:
- Mensen die door rechtelijke uitspraak zijn ontzet uit het kiesrecht.
- Mensen die door de rechter onbekwaam zijn verklaard om rechtshandelingen te verrichten.
Evenredige vertegenwoordiging: Nederland heeft een evenredig kiesstelsel, dat wil zeggen dat alle stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Bij berekeningen ga je uit van de kiesdeler = de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel.
Voordeel: iedere stem weegt even zwaar. Nadeel: Veel kleine partijen, onoverzichtelijk debat.
Als oplossing hebben sommige landen kiesdrempel: een partij moet dan minimumpercentage stemmen hebben.
Districten/meerderheidsstelsel (Am+Eng): Hierbij wordt het land verdeeld in een aantal gebieden. De kandidaat die in een bepaald gebied de meeste stemmen haalt, wordt afgevaardigd naar het landelijk bestuur. Een variant is het meerderheidsstelsel (Fr): dan moet je in zo’n gebied dus de meerderheid van de stemmen halen, 50% of meer. Voordeel: kiezers kennen kandidaten beter. De gekozen politici zijn generalisten, van alles op de hoogte.
Nadeel: een partij die de meeste stemmen haalt, kan toch het minste zetels krijgen.

Representativiteit: De parlementaire democratie is een vorm van representatie/ vertegenwoordiging. Er is altijd een probleem met de representativiteit (dat wat de vertegenwoordigers doen overeenkomt met wat de kiezers willen). Dit probleem kun je uitleggen door de Ostrogorski-paradox = een rekenmodel waarmee we de spanning tussen de kiezers en de politici duidelijk kunnen maken. Het laat zien dat niet altijd de partij waar de meeste mensen achterstaan in de regering komt omdat dit afhangt van de manier waarop bepaalde stemmen worden geteld. Hierdoor krijgen politieke partijen voor hun soms onverwachts met extra weerstand en protesten te maken. Zij dachten namelijk dat ze de meerderheid hadden, maar dat is eigenlijk niet zo. Er zijn dus een aantal knelpunten/ kanttekeningen aan de representatieve democratie:
- Mensen stemmen op partijen, maar zijn het niet eens met alle standpunten. Daardoor kan een partij een verkiezing winnen maar toch geen steun van de meerderheid van de bevolking hebben.
- Er zijn niet-stemmers maar ze hebben wel een mening.
- Mensen onderaan de samenleving gaan niet meer stemmen omdat ze denken dat het toch niet meer uitmaakt, waardoor de verkiezingsuitslag uit balans raak.
- Er zullen altijd compromissen moeten worden gesloten, omdat er nooit een meerderheid wordt gehaald. Hierdoor moeten partijen sommige van hun standpunten intrekken, waardoor een deel van de bevolking misschien niet mee achter hun staat.
Hierdoor kan het politieke beleid erg onbegrijpelijk worden, waardoor weer minder mensen gaan stemmen en zo komt er een vicieuze cirkel.
Parlementair stelsel: In het Parlementaire stelsel ligt het politieke primaat bij het parlement en het staatshoofd heeft alleen een ceremoniële functie. Ministers zijn verantwoording schuldig aan het parlement.






Presidentieel stelsel: De president = staatshoofd + minister-president. De ministers zijn alleen verantwoording schuldig aan de president. In het gekozen Congres zit de oppositie zij proberen het regeren zo moeilijk mogelijk te maken. De president kan hier dus niet zo maar rekenen op de meerderheid. Het Congres kan geen minister zomaar wegsturen maar wel een impeachment-procedure starten om een minister/president ui zijn ambt te ontzetten, alleen bij High Crimes and misdemeanors. Het proces wordt in de Senaat gehouden door opperrechter. Waarna de Senaat stemt, maar wel tweederde meerderheid moet halen. Als beperking van de macht van de president heeft hij niet het ontbindingsrecht = het recht om het Congres te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te roepen.Ook moet hij zijn plannen ter goedkeuring voorleggen aan het Congres. Wel mag hij wetten tijdelijk met een veto blokkeren. De president van de VS ontleent veel macht aan dat hij ook opperbevelhebber van het leger is. Er is er een strikte scheiding van machten.
Rechterlijke macht: Hooggerechtshof, 9 rechters, benoemt door President en Vice-president.

Uitvoerende macht: Burgers kiezen College van kiesmannen kiezen President en Vice-president (gekozen via districtenstelsel)en zij benoemen ministers.
Wetgevende macht: Burgers kiezen het Huis van Afgevaardigden ( 1 afgevaardigde per 500000 kiezers) ( gekozen via evenredige vertegenwoordiging) en de Senaat ( 2 senatoren per staat) (gekozen via het districtenstelsel). Zij vormen het Congres.
De verkiezingen en de formatie: De partijen die meedoen aan de verkiezingen hebben een verkiezingsprogramma, hierin staan de belangrijkste standpunten en opvattingen. In de verkiezingsperiode is er veel media-aandacht en een lijsttrekkersdebat van tevoren. Ze proberen dan de zwevende kiezers, die nog niet weten op wie ze gaan stemmen, voor zich te winnen. Er worden grote beloftes gedaan, maar die blijven meestal beperkt door alle compromissen. In Nederland moet een regering steun hebben van de meerderheid van de Tweede Kamer en is de regering altijd een coalitie. Totstandkoming kabinetsformatie:
1. Verkiezingen
2. Bekendmaking Tweede Kamer
3. Bezoek aan het staatshoofd/adviesronde door: vice-president van de Raad van State, voorzitters Eerste + Tweede kamer en de fractievoorzitters van alle partijen in de Tweede Kamer*. Zij geven advies over beste combinatie van partijen voor de regering
4. Benoeming informateur = iemand die uitzoekt welke partijen gezamenlijk een beleid zouden kunnen voeren dat op voldoende steun kan rekenen in de Tweede Kamer.Hij brengt partijen bij elkaar
5. Informateur brengt verslag uit bij het staatshoofd.
6. Koningin benoemt formateur = degene die daadwerkelijk een kabinet gaat vormen. Hij is meestal de nieuwe Minister-president. Hij benoemt minister-president, vice-premiers, ministers en staatssecretarissen.
7. Het oude kabinet wordt ontslagen
8. Foto op de trap van het Paleis Noordeinde.
Bij stap 5 de informatie: gaan de partijen die samen een regering vormen hoofdlijnen opstellen, een regeerakkoord (de hoofdlijnen voor elk ministerie van het te voeren beleid). De Precieze plannen komen in de troonrede (uiteenzetting hoofdlijnen)en miljoenennota (exacte voornemens en kosten). Heeft de vorm van een wetsvoorstel. Tijdens de Algemene Beschouwingen kunnen Tweede Kamerleden hierop wijzigingsvoorstellen indienen.
De val van een kabinet: Iedere 4 jaar zijn er verkiezingen, maar er kan wat misgaan:

- Een minister ken (niet) vrijwillig ontslag aanvragen bij de koningin. Hierna wordt er gewoon een nieuwe minister benoemd.
- Het hele kabinet biedt zijn ontslag aan, meestal door onoverbrugbaar conflict tussen ministers/partijen in het kabinet of als de Tweede kamer het vertrouwen in het kabinet opzegt. Er is dan sprake van een kabinetscrisis, er zijn dan 2 mogelijkheden:
1. Benoeming nieuwe (in)formateur om een nieuwe regering te vormen
2. Nieuwe verkiezingen tot dan demissionair kabinet, handelt lopende zaken af, zonder eigen missie. Dit beslist staatshoofd na overleg met personen*.

H4 Het landsbestuur:
We hebben drie bestuurslagen: de rijksoverheid op landelijk niveau en de lagere overheid op provinciaal en gemeentelijk niveau. De regering, staatshoofd en ministers, is het dagelijks bestuur van Nederland. Iedere minister heeft een eigen beleidsterrein, alle ministers samen zijn de Ministerraad. Hiervan is de voorzitter de Minister-president/premier/eerste minister, hij heeft wekelijks overleg met het staatshoofd. Voor bepaalde onderdelen van het takenpakker van een minister zijn er staatssecretarissen, met de ministers samen vormen zij het Kabinet.
Ze zijn beide verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging in het Parlement. Ministers en staatssecretarissen hebben meestal een eigen ministerie waar ambtenaren voor hen werken. Uitzondering: Minister van Ontwikkelingssamenwerking valt onder Buitenlandse Zaken en heeft geen eigen begroting, daarom minister zonder portefeuille genoemd. Programmaministers hebben ook geen eigen ministerie, maar wel een eigen begroting.
De regering heeft drie hoofdtaken: medewetgeving, voorbereiding van overheidsbeleid en uitvoering van het overheidsbeleid, dat leidt tot dit takenpakket:
- Ministers nemen besluiten over dagelijkse zaken.
- Ministers nemen besluiten over uitzonderlijke zaken zonder goedkeuring parlement + wetgeving.
- Ministers dienen wetsvoorstellen in.
- Ministers nemen Algemene Maatregelen van Bestuur om eerder aangenomen raamwetten verder in te vullen. Wordt bij Koninklijk besluit geregeld.(niet parlement).
- De regering maakt jaarlijks haar beleidsplannen bekend. Troonrede, miljoenennota.

Parlement/Staten-Generaal/Eerste en Tweede Kamer: Dit is de volksvertegenwoordiging op landelijk niveau. De Tweede Kamer: 150 rechtstreeks gekozen leden, twee hoofdtaken:
1. Medewetgevende Taak: ze mogen wetsvoorstellen indienen.
2. Controlerende Taak: de Kamerleden volgen de activiteiten van de regering.
1. Medewetgevende taak: hiervoor heeft de Tweede Kamer een aantal rechten:
- Het stemmen over wetsvoorstellen.
- Het recht van amendement: het wijzigen van een wetsvoorstel.
- Het recht van initiatief: het indienen van een wetsvoorstel.
- Het budgetrecht: het recht om de jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen.
2. Controlerende taak: hiervoor heeft de Tweede kamer een aantal rechten:
- Het vragenrecht: het stellen van vragen aan bewindslieden.
- Het recht van interpellatie: het ter verantwoording roepen van bewindspersonen over het regeringsbeleid. Als meerdere Kamerfracties dit willen is er een spoeddebat. Steun van min. 30 kamerleden.
- Het recht van motie: een schriftelijke uitspraak doen over het beleid van een minister.

- Het recht van enquête: mogelijkheid instellen zelfstandig onderzoek instellen.
Informele middelen: dit hebben ze ook nog naast hun formele rechten:
- Lobbyen bij ministers
- Overleg plegen met ambtenaren en pressiegroepen voor het verwerven van steun.
- Gebruiken van massamedia: mening laten zien door interview enz.
De Eerste Kamer: heeft 75 leden gekozen door de Provinciale Staten. De Senaat moet wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en normen van behoorlijke wetgeving. Zij vervullen de rol van laatste controle. Mag wel:
- Ze mogen wel schriftelijk vragen stellen.
- Ze mogen een parlementaire enquête instellen.
Mag niet:
- Geen recht van amendement, kunnen wetsvoorstel alleen aannemen /verwerpen.
- Geen recht van initiatief.


De provincie en De gemeente:
Hun belangrijkste taken liggen op het gebied van ruimtelijke ordening. Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het openbare leven in de gemeente.
De provincie maakt streekplannen, waarbij hij rekening houdt met het rijksbeleid. Als de rijksoverheid een bepaald besluit heeft genomen moeten zij dit uitvoeren en hieraan voldoen Zij vullen de streekplannen van de Provinciale Staten gedetailleerd in door bestemmingsplannen, ook zijn er steeds meer beleidstaken gedecentraliseerd.
Er zijn een keer in de vier jaar zijn er provinciale verkiezingen, rechtstreeks gekozen. Er zijn eens in de vier jaar gemeentelijke verkiezingen, raadsleden rechtstreeks gekozen.

De gekozen vertegenwoordigers vormen de Provinciale Staten Het bestuur van de gemeente wordt gevormd door de gemeenteraad
hierna overleggen ze over coalitie voor het dagelijks bestuur: Gedeputeerde Staten/Gedeputeerden. Het dagelijks bestuur is in handen van het College v. Burgermeesters en Wethouders(gekozen door leden gemeenteraad)
Bij crisis geen vervroegde verkiezingen Bij crisis geen vervroegde verkiezingen
Voorzitter van beide Staten is de Commissaris van de Koningin Burgemeester voor 6 jaar benoemd
Hij wordt benoemd door Koningin, praktijk Minister Binnenlandse Zaken Hij wordt benoemd door Koningin, praktijk Minister Binnenlandse Zaken
De Provinciale Staten laat een vertrouwenscommissie een profielschets maken, gesprek, geven voorkeurspersonen door aan de Minister van Binnenlandse zaken als advies. Gemeenteraad laat een vertrouwenscommissie een profielschets maken, gesprek, geven voorkeurspersonen door aan de Minister van Binnenlandse Zaken als advies.

We hebben het subsidiariteitsbeginsel: decentraal wat kan, centraal wat moet. Dit wil zeggen dat de Rijksoverheid alleen de grote lijnen opzet en de lagere overheden zich bezighouden met de gedetailleerde invulling hiervan. Dit hebben we omdat de lagere overheden beter op de hoogte zijn van regionale situaties en dichter bij de burgers staan.

H5 Politieke besluitvorming:

Politiek systeem= het geheel van betrekkingen waardoor opvattingen, verlangens en eisen van individuen groepen en instellingen in bindende beslissingen worden omgezet. Drie fases:
De invoerfase: Hierin dragen actoren: burgers/pressiegroep/massamedia een maatschappelijk probleem aan. Als het probleem genoeg aandacht krijgt komt hij op het einde van deze fase op de politieke agenda.
Omzettingsfase: Politieke bestuurders informeren zich, opzoek naar oplossingen. Moet eindigen in een beleidsmaatregel, met goedkeuring meerderheid v/d volksvertegenwoordigers.

Uitvoerfase: Ambtenaren zorgen dat besluiten worden gerealiseerd.
Terugkoppeling/Feedback: Kijken of maatregelen gewenste effect hebben.
Totstandkoming van een wet:
1. Ontstaan maatschappelijk probleem (omgevingsfactoren spelen altijd een rol).
2. Problemen worden gesignaleerd en erkend + omgezet in politieke eisen.
3. Er worden ideeën geopperd die leiden tot politieke stellingname van politieke partijen.
4. Bespreking onderwerp in: ministerraad, Tweede Kamer en ambtenaren.
5. Na formulering voorgestelde plannen komt er commentaar van voor en tegenstanders.
6. Het wetsvoorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer door de verantwoordelijke minister/staatssecretaris. Als het is goedgekeurd door 1e en 2e kamer  publicatie in het Staatsblad en is het een wet!
7. De minister moet de wet uitvoeren en handhaven. (werk ambtenaren).

Wetsvoorstellen komen meestal van ministers omdat zij veel deskundige raas hebben van ambtenaren en Tweede Kamer leden niet. Politieke besluitvorming is in werkelijkheid gecompliceerder door een aantal factoren:
- Er is een beperkte capaciteit om alle wensen te realiseren

- Er zijn tal van politieke actoren die invloed uit oefenen op de politieke besluitvorming: belangen+pressiegroepen/politieke partijen/media/ adviesorganen/ planbureaus enz.
- Omgevingsfactoren die de reikwijdte van politieke problemen bepalen ( economie)

We hebben externe en interne omgevingsfactoren, interne omgevingsfactoren:
- Economische factoren: mogelijkheden van probleemoplossing zijn deels economisch bepaalt. De economie beïnvloedt de invoer en de mogelijkheid aan uitvoer te voldoen.
- Culturele factoren: Gewoontes+ tradities bepalen o.a.de wensen Bv: mening abortus.
- Geografische factoren: De Nederlandse economie gebaseerd is op een logistieke doorvoerfunctie krijgen megaprojecten vaak voorrang.
- Technologische factoren: Door digitalisering verbetering communicatie en tranpsort.
- Sociale omstandigheden:Door grote middenklasse, speciale aandacht voor inkomstenverdeling in die groep.
- Demografische factoren: De samenstelling van de bevolkingsopbouw bepaald hoeveel invloed bepaalde groepen mensen hebben.Bv: veel jongeren, meer invloed.
Externe factoren:
- Internationale organisaties:Nederland is lid van verschillende organisaties die verplichtingen scheppen. Bv: NAVO
- Internationale verdragen: Nederland heeft zijn handtekening gezet onder verdragen waardoor het verplicht is zich daarvoor in te zetten.(Bv: Millenniumdoelstellingen)
- Internationale ontwikkelingen: Deze ontstaan gewoon, zoals: globalisering.

Er zijn twee modellen ontwikkeld om het proces van politieke besluitvorming te analyseren: 1.Het systeemmodel van Easton:
Invoer:
Inhoud: Er komen nieuw ideeën/eisen/wensen vanuit de samenleving. Omdat de regering prioriteiten moeten stellen komt er maar een deel v/d politieke eisen op de politieke agenda.
Actoren:Hierbij hebben poortwachters een belangrijke rol = burgers/belangengroepen/ politieke partijen/ massamedia/ politici die in staat zijn wensen en eisen op de publieke en politieke agenda te plaatsen.
Omzetting:
Inhoud: Omzetting van wensen in overheidsbeleid. Beleid = het doelgericht handleen in een bepaald maatschappelijk probleem op basis van kennis/onderzoek.
Er zijn drie subfases:
- Politieke agendavorming: beleidsmakers mogen probleem aanpakken als: kwestie vaak voorkomt, oplosbaar is, erkent wordt door poortwachters, voldoende ruimte op politieke agenda is.
- Beleidsvoorbereiding: analyseren beleidsmakers oorzaken en oplossingen. Pressie + advies organen kunnen (on)gevraagd advies geven en ambtenaren formuleren beleid en wetsvoorstellen.
- Beleidsbepaling: Goedkeuring van volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen.
Actoren: Parlement, regering, gemeenteraden en adviesorganen

Uitvoer:
Inhoud:Alle activiteiten die te maken hebben met het uitvoeren en realiseren van de regels.
Actoren: Ambtenaren, ministers.

Terugkoppeling: Mogelijkheid besluiten aan te passen op de reacties van de bevolking.
Beleidsvorming is een doorgaands proces Voortdurende terugkoppeling.
2. Barrièremodel: Het barrièremodel geeft aan waar in het politieke besluitvormingsproces problemen kunnen ontstaan. Volgens het barrièremodel wordt de politiek vooral bepaald door conflicten en hindernissen. Een groep burgers die hun wensen willen realiseren moeten 4 barrières overwinnen.
De eerste fase/barrière: (h)erkennen van problemen, wensen en behoeften in de samenleving.
De tweede fase: vergelijken en afwegen van behoeften, wensen en problemen in de politiek.
De derde fase: er worden besluiten gemaakt, formuleren geschikte maatregelen.
De vierde barrière: bij de uitvoering van regels en wetten, als de nieuwe wetgeving onduidelijk is ontstaat er een probleem. Problemen bij de uitvoer leiden vaak tot een nieuwe cyclus.

Hoofdstuk 6 Politieke actoren:
Ambtenaren: Er werken ontzettend veel ambtenaren in Nederland, onder andere in zbo’s= zelfstandige bestuursorganen en ministeries. Beleidsvoorbereidende ambtenaren hebben best een sterke positie, een minister vervult namelijk maar 4 jaar zijn functie, en een ambtenaar veel langer. Hierdoor beschikken ambtenaren over veel meer specifieke kennis en ervaring en kunnen daardoor grote invloed uit oefenen, hierdoor worden ze ook wel de vierde macht genoemd.

De ambtenaren vormen samen de overheidsbureaucratie = een hiërarchisch geordend apparaat waarbinnen ambtenaren volgens vaste regels en procedures besluiten voorbereiden en uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de politieke ambtsdrager. Zo staat aan het hoofd van elke ministerie de secretaris-generaal (SG). Hij is een topambtenaar en vervult de rol van sluiswachter, brengt belangrijke ideeën naar minister. De directeur-generaal DG, zijn weer de sluiswachters van de SG. Beide hebben ze veel macht en zelfstandigheid. De ambtenaren moeten wel loyaal zijn aan hun minister. Als ambtenaren de schuld krijgen van verkokering wordt daarmee bedoeld dat elk departement zijn eigen beleid voert en er te weinig wordt samengewerkt met andere ministeries, zodat coördinatie en eenheid in het beleid ontbreekt.De gekozen bestuurders zijn verantwoordelijk voor de fouten die binnen de overheidsbureaucratie worden gemaakt. Naast de ondersteuning door ambtenaren kan het kabinet ook een beroep doen op adviesorganen. Het inschakelen is een manier om een zo breed mogelijk draagvlak voor besluiten te krijgen bij allerlei maatschappelijke organisaties.

Belangrijke adviesorganen:
- De Raad van State:Dit is het hoogste rechtscollege in Nederland en wordt officieel voorgezeten door het staatshoofd, praktijk: vice-voorzitter. De leden zijn benoemd door de regering en ze geven advies over alle wetsvoorstellen. Ook heeft het een belangrijke rol in administratieve rechtspraak. Oordeelt in conflicten.
- De Sociaal Economische Raad (SER): Adviseert de regering over belangrijke maatregelen op sociaal en economisch gebied. Het heeft 33 leden (11 werknemersorg. 11 werkgeversorg en 11 benoemd door kroonleden/regering).
- De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): De leden worden benoemd door regering. Zij verschaffen wetenschappelijke informatie over ontwikkelingen die op lange termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Daarbij wijzen ze op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten. Ook formuleren ze probleemstellingen ten aanzien van grote beleidsvraagstukken en geven beleidsalternatieven aan.
- Er zijn ook adviesorganen voor specifieke beleidsterreinen: Onderwijsraad, College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Geven ook gevraagd en ongevraagd advies.
- Ook kan de regering planbureau’s inschakelen. Dit zijn wetenschappelijke instellingen die op basis van feitenmateriaal en studies proberen aan te geven wat de gevolgen zullen zijn van beleidsvoornemens. Bv: Centraal Plan Bureau, Sociaal Cultureel Planbureau.
Burgers: kunnen invloed op de politiek hebben door te stemmen. Maar ook doorstaking, protestacties, demonstraties, petities. En het burgerinitiatief, dit is een uitgewerkt voorstel met concrete plannen om een kwestie op te lossen. Als dit voldoende medestanders heeft, 40000 met naam handtekening en adres, moet de Tweede Kamer dit op de agenda zetten.
En moet het voldoen aan onderstaande criteria:
- Het moet een nieuw voorstel zijn .
- Het gaat over een kwestie waarover de Tweede Kamer beslist.
- Het voorstel druist niet in tegen waarden en normen.
- Het voorstel gaat niet over de grondwet/belastingen/begrotingswetten.
De Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven behandelt deze initiatieven en stelt het voor aan de Kamer.
Pressiegroepen: groepen die trachten invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
Ze ontstaan als een groep mensen zich betrokken voelt bij een bepaalde kwestie, ze houden zich dus niet met alle facetten van de samenleving bezig. Zo zijn Actiegroepen meestal tijdelijk voor één duidelijke kwestie. Actieorganisaties daarentegen stoppen niet na een actie, maar richten zich binnen hun aandachtsveld op de volgende kwestie. De meeste belangenverenigingen en actieorganisaties zijn goed georganiseerd. Hun mogelijkheden om de politieke besluitvorming te beïnvloeden zijn:

- Lobbyen bij politici.
- Demonstraties organiseren.
- Een publiciteitscampagne opzetten.
- Contact zoeken met geestverwanten in bestuurlijke organisaties en adviesorganen.
- Wetenschappelijke bureau’s inschakelen om hun standpunt/feit te onderbouwen.
- Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid = burgers overtreden bewust de wet om een maatschappelijk vraagstuk aan de orde te stellen.Het geeft minderheden een kans zich te verzetten tegen de besluitvorming. Kenmerken: de acties is geweldloos, vindt plaats alle openbaarheid, het doel is gericht op algemeen belang
Pressiegroepen hebben meer kan op succes als:
- De eensgezindheid van de groep groot is.
- De macht van de groep groot is, door: omvang, aanhang, deskundigheid.
Politieke partijen:hebben een aantal functies voor het proces van politieke besluitvorming:
- Articulatiefunctie: zetten wensen/eisen in de samenleving op de politieke agenda.
- Communicatieve functie: ze nemen hun stand punt in en informeren daardoor ook de burgers over het overheidsbeleid.
- Aggregatie/integratiefunctie: het samenbrengen van standpunten/ideeën tot een partijprogramma.

- Participatiefunctie: partijen proberen burgers over te halen om politiek actief/passief te worden Bv: verkiezingsbijeenkomsten, lidmaatschap partij.
- Recruterings/selectiefunctie: ze dragen voor functies in de politiek kandidaten voor.
Door de betere welvaart en minder tegenstrijdige belangen zijn mensen nu minder vaak lid van een politiek partij dan vroeger. De eerste twee functies worden minder krachtig doordat ze worden overgenomen door de massamedia en pressiegroepen.
Massamedia: De politieke functies van de media zijn:
- Informatiefunctie: het geven van informatie over allerlei politieke gebeurtenissen.
- Spreekbuisfunctie: het vormen van een ‘klankbord’voor de standpunten. Politici kunnen eraan aflezen wat er onder de bevolking leeft.
- Onderzoeksfunctie: het signaleren van maatschappelijke problemen.
- Controle/waakhondfunctie: het nauwlettend volgen van de toezeggingen die door politici worden gedaan. Bv: interviews waar ze aan de tand worden gevoeld.
- Commentaar/opiniefunctie: het leveren van kritiek op politieke besluiten.(rubriek)
Er is pluriformiteit in onze massamedia, d.w.z. dat er een grote verscheidenheid aan kranten/tijdschriften is.

Hoofdstuk 7 Knelpunten en oplossingen:

Knelpunten in de politiek:
1. De regering wordt niet gekozen: we kunnen niet stemmen over belangrijke besluiten en bepalen niet wie onze regeringsleider zijn. Dit gebeurd wel in directe democratie en presidentiële stelsels.

2. Dictatuur van het regeerakkoord: alle kamerleden zitten vast aan het regeerakkoord waarin ze compromissen moeten maken en ze zijn gebonden aan deze afspraken. Daarom zetten ze ook alleen de hoofdlijnen in het regeerakkoord want je bent eigenlijk ‘verplicht’er mee eens te zijn als coalitiepartij.
3. Ongelijke toegang: het is belangrijk om vertegenwoordigers van allerlei sociale lagen in de politiek te hebben, maar meestal zijn het alleen hoogopgeleide uit de randstad. Ook de politieke cultuur en manier van debatteren houdt veel mensen buiten te politiek. Ze gebruiken namelijk moeilijke taal en veel jargon.
4. Afnemende invloed van het parlement: de regering krijgt steeds meer macht dan het parlement, door: ze zijn gebonden aan regeerakkoord, minister heeft groot ambtenarenapparaat, kamerleden niet. Ze moeten zich in heel veel onderwerpen verdiepen, hierdoor kunnen ministers lastige kamervragen ontwijken.
Beperkte politieke participatie: sinds dat in 1970 de opkomstplicht is afgeschaft gaan er steeds minder mensen stemmen. Een lage opkomst is niet goed, omdat:
- lage opkomst geeft geen goede afspiegeling van de in de bevolking levende opvattingen.
- Representativiteit van de regering komt in gevaar, door slecht afspiegeling.
- Door de niet-representativiteit dreigt het bestuur zijn legitimiteit te verliezen. De burgers aanvaarden het niet meer als gerechtigd, omdat veel mensen niet hebben gestemd.
Door deze knelpunten krijgen mensen of juist een hele passieve houding: dan denken ze dat hun stem toch niks uit maakt. Als mensen het ergens niet mee eens zijn kunnen ze ook een hele actieve houding krijgen: ze gaan dan juist extreem opkomen voor hun belangen. Door te stemmen en demonstraties te volgen. In Nederland beschikken we over verschillende mogelijkheden van participatie:
Electorale participatie: stemmen, lid worden partij, deelnemen aan campagne.
Niet-electorale participatie: aansluiten bij een belangengroep, schrijven van artikelen voor opiniebladen in kranten, contact leggen met politici, protestacties, demonstraties.

Maar een klein deel van de bevolking benut deze opties. Toch is het heel erg belangrijk voor het goed functioneren van de democratie. Electorale participatie heeft namelijk invloed op de verdeling van macht en vorming van de regering. Een hoge opkomst zorgt daarbij ook voor een hoge mate van representativiteit en legitimiteit en dat maakt de kans groter dat het beleid geaccepteerd wordt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.