Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke besluitvorming

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1406 woorden
  • 25 mei 2010
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Wat is politiek?

Politiek: het omzetten van verlangens, eisen en wensen vanuit de samenleving in bindende besluiten. Een politiek probleem heeft meerdere kanten (keuzeprobleem). De politiek maakt zich vooral druk over problemen waar de mensen in de samenleving zich druk over maken. Een maatschappelijk probleem kan op de politieke agenda komen. Van de overheid wordt dan verwacht het probleem te onderkennen en op te lossen.

Democratie
Klassieke democratietheorie: de bevolking kiest zijn vertegenwoordigers. Deze moeten doen wat de bevolking wil.


Representatiedemocratie: de bevolking stemt op hun vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers kunnen vervolgens hun eigen beslissingen nemen.

Pluralistisch democratiemodel: de macht ligt niet alleen bij de Tweede Kamer maar ook bij allerlei maatschappelijke organisaties.

Elitetheorie: de politieke macht ligt bij een hele kleine groep mensen. Er is sprake van een machtselite.

Polyarchietheorie: de politieke macht ligt bij concurrerende belangengroepen.

Kiesrecht
- Actief kiesrecht
o Nederlands staatsburger
o Minimaal 18 jaar
- Passief kiesrecht
o Nederlands staatsburger
o Minimaal 18 jaar
Uitgesloten zijn:
- Onbekwaam verklaard (rechter kan het kiesrecht afnemen)

Passief kiesrecht:
- Ingeschreven bij een kiesdistrict
- Bij elk district 30 handtekeningen
- €11.250 waarborgsom per district
Voorkeursstem: stem op de niet-lijsttrekker

Evenredige vertegenwoordiging:
Aantal geldig uitgebrachte stemmen / aantal beschikbare zetels = kiesdeler

Aantal behaalde stemmen partij / kiesdeler = aantal zetels partij
Voordelen: hoe meer stemmen, hoe meer zetels. Kleine partijen hebben ook kans.
Nadelen: veel partijen vertragen besluitvorming. Geen nauwe band tussen kiezer/gekozene.

Districtenstelsel:
Voordelen: een directere band kiezer/gekozene. Spannende verkiezingsstrijd. De partij die wint maakt ook deel uit van de regering. Politici zijn generalisten.
Nadelen: kleine partijen hebben nauwelijks kans op een zetel.

Representatie/representativiteit:
Representatie: de mensen in de Tweede Kamer vertegenwoordigen ons.
Representativiteit: de mate waarin de meningen van de vertegenwoordigers overeenkomen met de bevolking.
Ostrogorski-paradox: hieruit blijkt dat mensen stemmen op partijen maar het niet altijd eens zijn met alle standpunten.

Presidentieel stelsel:
- President wordt gekozen
- Ministers zijn verantwoording schuldig aan de president
- Het parlement kan zelfs de ministers niet ontslaan
- Het parlement kan proberen via een “impeachment-procedure” een minister of president uit zijn ambt te ontzetten

- De president moet zijn plannen ter goedkeuring aan het Congres voorleggen, maar houdt wel een vetorecht.

Parlementair stelsel:
- Ministers zijn verantwoording schuldig aan het parlement
- De minister-president wordt niet rechtstreeks gekozen
- De regering heeft het vertrouwen gekregen van het parlement

Het landsbestuur:
Nederland kent drie bestuurslagen:
- De Rijksoverheid
- De provinciale overheid
- De gemeentelijke overheid

De lagere overheden mogen veel zelf beslissen. De lagere overheden moeten het beleid van de Rijksoverheid uitvoeren.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat.

Ministerraad: vergadering van alle ministers
Subsidiariteitsbeginsel: decentraal wat kan, centraal wat moet. De bevoegdheden zo dicht mogelijk bij het doel leggen.

Provincie
1. Provinciale Staten

1x per 4 jaar gekozen door kiesgerechtigde inwoners van de provincie.
2. Gedeputeerde staten
Dagelijks bestuur van de provincie. Voorzitter is de Commissaris van de Koningin, die wordt benoemd door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Gedeputeerden zijn geen lid van de Provinciale Staten, ze moeten verantwoording afleggen aan de Provinciale Staten.

Gemeente
De kiesgerechtigde inwoners van de gemeente kiezen de gemeenteraad. Hierna wordt het college van burgemeester en wethouders gevormd. De wethouders worden gekozen door de gemeenteraad.

Dualisme
Het parlement stelt de wetten vast en controleert de regering op het uitvoeren van de wetten.

Monisme
Het parlement bestaat uit de oppositiepartijen en regeringspartijen. Deze regeringspartijen steunen de plannen van de regering.
Bij het dualisme moet het parlement de regering kritisch controleren. Bij het monisme is het parlement er voor een groot deel om de regering te steunen, hierdoor verdwijnt de controle.

Monistische invloeden
- Het regeerakkoord bindt de fracties aan het regeringsbeleid.

- De regeringspartijen steunen het kabinet in angst dat een kritische opstelling schade aan de coalitie zou opleveren.
- Achterkamertjespolitiek: bewindsliedenoverleg, torentjesoverleg.

Politieke besluitvorming
Het politieke systeem kan worden onderscheiden van andere maatschappelijke subsystemen, zoals het economische systeem. Binnen het politieke systeem vindt politieke besluitvorming plaats. Het politieke systeem: het geheel van betrekkingen, waardoor opvattingen, verlangens en eisen van individuen, groepen en instellingen in bindende beslissingen worden omgezet. In het politieke systeem opereren behalve het openbaar bestuur onder meer burgers, belangengroepen / pressiegroepen, politieke partijen, de volksvertegenwoordiging, de media, adviesorganen, planbureaus, de departementen / ambtenaren en de rechterlijke macht.

In het systeemmodel van het politieke proces worden de volgende fasen onderscheiden:
- invoer / input: de eisen / wensen die vanuit de samenleving naar voren worden gebracht en de steun die maatschappelijke groepen geven aan (onderdelen van) het politieke systeem;
- omzetting of conversie: de omzetting van eisen / steun in politieke besluiten;
- uitvoer / output: de politieke besluiten en de uitvoering ervan;
- terugkoppeling of feedback: reacties van de samenleving op politieke besluiten. Deze reacties kunnen weer aanleiding zijn voor nieuwe invoer. In deze fase past ook de evaluatie van het beleid.

Actoren bij politieke (besluitvormings)processen.
- Invoer: individuen, politieke partijen, maatschappelijke groeperingen waaronder belangengroepen / pressiegroepen, sociale bewegingen, maatschappelijke organisaties en massamedia.
- Conversie: ambtenaren, adviesorganen en planbureaus bij beleidsvoorbereiding, regering en volksvertegenwoordiging formeel bij de beleidsbepaling, maar feitelijk hebben alle politieke actoren een aandeel in het bepalen van het regeringsbeleid.

- Uitvoer: regering en ambtenaren bij beleidsuitvoering.
- Terugkoppeling: zie invoerfase. Maar ook: volksvertegenwoordiging en regering bij beleidsevaluatie.

Enkele kanttekeningen bij een systeembenadering als model van politieke besluitvorming:
- Een model is NIET een schematische, sterk vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, maar een schematische, vereenvoudigde weergave van een THEORIE over de werkelijkheid. Zo ook het politieke systeemmodel. Bij die theorie kunnen kanttekeningen geplaatst worden.
- Het systeemmodel is geschikt om besluitvorming te analyseren. Het systeemmodel suggereert logische opeenvolgende fasen, maar in de werkelijkheid hoeft het besluitvormingsproces niet altijd te beginnen met een publieke discussie. Regering en/of politieke partijen kunnen bijvoorbeeld met voorstellen komen waarover daarna pas publieke discussie ontstaat.
- Het model laat onvoldoende zien dat bij het functioneren van het systeem politieke machtsverhoudingen en botsende belangen en ideeën een belangrijke rol spelen, met name in de invoer- en conversiefase.
- Het gebruiken van dit analysemodel kan ertoe leiden dat eenzijdig de nadruk komt te liggen op het politieke proces. Daardoor dreigt de aandacht voor de inhoud van politieke besluitvorming naar de achtergrond te geraken.

Het proces van politieke besluitvorming ingedeeld in fasen:
Of een maatschappelijk probleem aandacht krijgt van politieke partijen en leidt tot overheidsbeleid, hangt af van de uitkomst van strijd tussen mensen en groeperingen met tegengestelde belangen en opvattingen. Verschillen in macht zijn daarop van invloed.
De (belangen-)strijd speelt zich af in verschillende fasen van het proces van politieke besluitvorming, die als drempels kunnen worden beschouwd. Die strijd gaat om (het passeren van deze drempels):
1. Erkennen/erkend krijgen van problemen, wensen of behoeften.

meest betrokkenen: particulieren, pressiegroepen, politieke partijen, massamedia. vergelijk de aanvoerfase van het systeemmodel en het proces van agendavorming.
2. De afweging van wensen of behoeften.
meest betrokkenen: politieke partijen, parlement, regering, ambtenaren.
vergelijk conversiefase van het systeemmodel.
3. Beslissen over (de noodzaak van) beleidsmatige oplossing van problemen.
betrokkenen: parlement, regering.
vergelijk conversiefase van het systeemmodel.
4. Besluiten uitvoeren.
betrokkenen: ambtenaren, onder verantwoordelijkheid van minister(s).

Invloed buiten 3 machten
Ambtenaren zijn de 4e macht omdat ze invloed hebben op de beleidsvorming.
De adviesorganen zijn de 5e macht, voorbeelden:
- Raad van State
- SER
- WRR
- Adviesorganen voor specifieke beleidsterreinen
- CPB

Ook burgers hebben macht, onder andere met de publieke opinie. Ze hebben ook macht via het burgerinitiatief, hiervoor zijn 40.000 steunbetuigingen nodig.

Pressiegroepen zijn groepen mensen die zich organiseren om een mening. Je kan ze als volgt indelen:

- Belangengroepen: lange levensduur. Opvattingen over diverse vraagstukken. Ingebed in de gevestigde orde.
- Actiegroepen: korte levensduur. Één issue. Verzet zich tegen de gevestigde orde.

Ontwikkeling
Jaren 50: verzuilen. Consensuspolitiek.
Jaren 60/70: ontzuiling. Individualisme. Democratiseringbeweging. Demografische veranderingen. Polarisatie.
Jaren 80/90: veranderde visie op rol overheid en verzorgingsstaat. Poldermodel. Paars kabinet (PvdA, VVD).
21e eeuw: kritiek multiculturele samenleving. Kritiek toenemende marktwerking. Kritiek verregaande Europeanisering. Politieke vestiging staat onder druk door komst nieuwe partijen.

Knelpunten
- De regering wordt niet gekozen.
- Dictatuur van het regeerakkoord.
- Het parlement is geen representatieve vertegenwoordiging.
- Afnemende invloed parlement.
- Veel problemen zijn niet in Nederland op de lossen.
- Kiezers herkennen zich niet meer in genomen besluiten.
- Te veel bureaucratie.

Politieke vernieuwingen
- Referendum
Voordeel: betrokkenheid burgers wordt vergroot.
Nadeel: je kunt niet op alles ja of nee zeggen.
- Gekozen premier

Voordeel: burgers krijgen meer invloed.
Nadeel: wie krijgt gelijk bij een conflict.
- Gekozen burgemeester
Voordeel: burgers krijgen meer invloed.
Nadeel: wie krijgt gelijk bij een conflict.
- Gekozen formateur
Voordeel: kiezers krijgen indirect invloed op coalitievorming.
Nadeel: de formatie wordt erg politiek gekleurd.
- Afschaffing Eerste Kamer
Voordeel: snellere besluitvorming.
Nadeel: Eerste Kamer is een extra controle.
- Invoeren kiesdrempel
Voordeel: minder politieke paartijen in het parlement.
Nadeel: kleine partijen hebben geen kans meer.
- Uitbreiding parlementaire bevoegdheden
- Invoeren meerderheid- en districtstelsel



REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.